| |
| |
| |
Zestiende hoofdstuk.
Kim gaat uit logeeren.
De winter met zijn regen- en sneeuwbuien, met zijn windvlagen en hagelslag, maar ook met zijn gezellige dagen van Sinterklaas, Kerstmis, Oud- en Nieuwjaar, was al sedert lang voorbijgegaan, en had plaats moeten maken voor de heerlijke Lente met haar teere, groene blaadjes en ontluikende bloemen, die de natuur in feestdos tooiden. Pim en Kim hadden zich in dien langen wintertijd geen oogenblik verveeld, ook al moesten zij zich meestal binnenshuis vermaken. Dagelijks waren zij bij elkander op bezoek gekomen en hadden allerlei spelletjes gedaan. En op de mooie winterdagen, als het een beetje gevroren had en het zonnetje lekker scheen, hadden zij in den tuin gespeeld, waar geen bijzondere gevaren hen konden bedreigen, omdat de poortjes altijd zorgvuldig op slot gehouden werden. De sleutels ervan werden zelfs in huis bewaard, zoodat geen slager of bakker er door kon gaan en het bij zijn vertrek open kon achterlaten. Zij waren nu wel gedwongen aan de voordeur aan te bellen. En op hun wandelingen in het dorp waren Pim en Kim al heel wat voorzichtiger geworden. De angst der beide Moeders, dat zij onder een tram of auto terecht zouden komen, had op den langen duur zoodanig op Pim en Kim ingewerkt, dat zij zelf al goed begonnen uit te kijken, als zij het veilige voetpad verlieten en zich even op de straat waagden. Want Pim en Kim waren heel verstandige kindertjes, die graag naar goeden raad luisterden.
Zij waren hard gegroeid, voornamelijk Pim, die een groote, dikke, stevige jongen geworden was. 't Was hem duidelijk aan te zien, waar al de dikke boterhammen gebleven waren, die hij dag-in, dag-uit had op- | |
| |
gegeten.
Kim was niet zoo groot, en veel tengerder, maar zij was ook door en door gezond en nog altijd zoo vlug als een wezeltje. En met Pim was zij nog steeds de beste vriendjes van de wereld. O ja, zij kibbelden wel eens, want heel dikwijls wilde Kim juist spelen met datgene, waarmede Pim zich op dat oogenblik vermaakte, en dan was Pim niet altijd genegen, er dadelijk maar afstand van te doen. En dan wilde Kim het hem uit de handen grijpen, maar Pim liet zich allerminst de kaas van zijn brood nemen, en hield voet bij stuk. Hij was echter veel te goedhartig van aard, om haar niet dikwijls vrijwillig af te staan, wat zij wilde hebben, en zoo bleef de vrede gewoonlijk heel goed bewaard. En als Pim beslist weigerde om haar heur zin te geven, schikte zij zich ook gewoonlijk wel in het onvermijdelijke, zoodat de twist meestal maar van heel korten duur was.
Zoo gingen de maanden voorbij, en ook de lente verdween. 't Werd een prachtige zomer met veel zonneschijn en een grooten rijkdom van bloemen. Elken Zondag gingen de beide families met Pim en Kim naar het heerlijke bosch, en zelfs gebeurde het wel, dat zij er al 's morgens heel vroeg naar toe gingen en er bleven picnicken. Dat vonden Pim en Kim nog het prettigst van alles. Wat hielpen zij dan ijverig, als het groote servet op den met mos begroeiden grond werd uitgespreid, en de bordjes met mesjes en vorken, en melkflesschen en bekers werden klaargezet. O, dan aten zij wel twee maal zoo veel als anders, want zelfs het gewoonste brood smaakte daar veel lekkerder dan thuis.
Vooral Pim maakte zich daarbij verdienstelijk en nuttigde een hoeveelheid, waarover zelfs zijn Papa verbaasd stond. Doch ook Kim at heel behoorlijk. De periode, dat zij haast niets gebruikte, was voorbij gegaan, en hoewel zij in de verste verte in dat opzicht niet met Pim wedijverde, at zij toch veel beter dan vroeger, volgens ‘Oom Dok’ beslist heel voldoende. Niemand zou het dan ook in zijn hoofd krijgen, om haar een zwak kindje te noemen, want dat was zij zeer zeker niet, integendeel, zij was onvermoeid, en zelfs als zij een heelen dag in het bosch had gespeeld en geravot, klaagde zij toch nooit over vermoeidheid.
Menigmaal gingen ook haar grootouders op zoo'n dag met hen mede naar het bosch, en ook tante Jet was meestal van de partij. Dat was voor Pim en Kim een genot, want tante Jet was onuitputtelijk in het bedenken van spelletjes, en als zij hier of daar een poosje gingen zitten, om wat
| |
| |
uit te rusten, wist zij hen wel bijna altijd te boeien door een of andere mooie vertelling.
Eindelijk gebeurde er iets, wat nog nooit gebeurd was. Kim zou voor een paar weken uit logeeren gaan naar Opa en Oma. O ja, zij was er natuurlijk wel honderdmaal met Mama en Papa op bezoek geweest, en dikwijls ging dan ook tante Ans mede, maar gelogeerd had zij er nog nooit. Kim vond het vooruitzicht heerlijk, en zij verlangde er naar, dat de groote dag eindelijk zou aanbreken. Maar Pim vond het minder prettig, want nu zou hij zijn speelkameraadje voor al die dagen kwijt raken, en wat moest hij dan beginnen? Alleen is maar alleen, dat wist hij al bij ondervinding, want er was wel eens een heele dag voorbij gegaan, dat Kim niet bij hem kwam, bij voorbeeld, als Opa of Oma jarig was. Dan bracht zij daar natuurlijk den dag door, en dan had Pim zich geducht verveeld. Neen, het vooruitzicht, dat Kim wel voor minstens veertien dagen uit logeeren zou gaan, kon hem allerminst bevallen, en alleen de belofte, dat hij ook heel dikwijls bij Oma en Opa zou mogen komen, kon hem er eenigszins mede verzoenen.
Eindelijk was het voor Kim zoo gewichtige oogenblik aangebroken. Op een morgen kwam zij keurig uitgedost en met een blijden glimlach bij tante Ans binnen, om afscheid te nemen. Pim was juist uit rijden op zijn hobbelpaard, maar toen hij Kim zag komen, sprong hij er haastig af.
‘Ik ga naar Opa en Oma!’ riep Kim hem toe. Zij kon nu de r heel goed uitspreken en brouwde nog maar een heel klein beetje. ‘Ik ga daar logeeren.’
Pim bleef plotseling staan, waar hij was. Hij vond het blijkbaar een bijzonder onaangename tijding.
‘Zoo,’ zei hij, en zijn heele gezicht betrok.
‘Ja, ik ga dadelijk al weg. Papa zal me wegbrengen, en mijn koffer is al gepakt. Mijn poppen zitten er ook in, en mijn serviesje ook, en Mina zal vanmiddag het poppenledikantje brengen....’
‘En Mama?’ vroeg tante Ans, die haar gehoord had en in de hal gekomen was.
‘Mama slaapt,’ zei Kim. ‘Ik heb haar een kusje op bed gegeven.’
‘Zoo zoo,’ zei tante Ans peinzend. ‘En vind je het prettig, Kim, dat je uit logeeren gaat?’
| |
| |
‘Of ik!’ riep Kim uit. En zij liep op Tante toe, om afscheid van haar te nemen.
‘Dag kindje!’ zei Tante, nadat zij haar gekust had. ‘Veel pleizier, hoor.’
‘Dag Pim,’ zei Kim.
‘Dag!’ zei Pim, en hij keek verre van vroolijk.
Op dit oogenblik kwam Kimmy's Papa binnen.
‘Goeden morgen, Ans,’ zei hij. ‘Is Gert nog thuis?’
‘Neen, maar hij komt binnen het half uur terug, heeft hij gezegd. Is zijn komst noodig?’
‘Ja, - vraag hem, of hij dadelijk even naar Fré wil gaan. Ik ga Kim wegbrengen.’
‘Ik zal er voor zorgen.’
Tante Ans en Pim gingen samen met Kimmy en haar Vader mede tot aan het hek van den voortuin, om hun uitgeleide te doen, en met een droevig gezicht zag Pim zijn vriendinnetje in de vroolijkste stemming aan de hand van haar Vader weghuppelen. O, wat had hij graag mede willen gaan, maar daar was geen sprake van. Zijn Moeder bracht hem bij Betje, die de suite deed, liet een briefje achter voor haar man, en spoedde zich naar tante Fré, om haar een poosje gezelschap te houden.
Onder gejuich kwam Kimmy bij Oma binnen, die haar met open armen ontving. Opa was achter het huis in den tuin bezig met het opharken van de paden, maar toen Lina, het dienstmeisje, hem zeide, dat Kimmy door haar Vader gebracht was, spoedde hij zich naar binnen, om haar te groeten. Zoodra hij binnen gekomen en Kimmy hem in de uitgebreide armen gevlogen was, zei hij:
‘O, o, Kim, ben jij daar? Wat ben ik daar blij om.’
‘Ik ook!’ zei Kim.
En toen Opa haar neerzette, ging zij dadelijk aan het uitpakken van den koffer, dien Papa reeds ontsloten had. De eene helft was gevuld met kleertjes, en de andere met speelgoed. Er kwamen niet minder dan vier poppen uit, en een heel theeserviesje, en bovendien nog een klein fornuisje met tal van potjes en pannetjes.
‘Breng alles maar in de serre, Kim,’ zei Oma, die met Opa en Papa in een fluisterend gesprek gewikkeld was, en Oma zei, dat ze heel spoedig eens zou overloopen, als Opa dan maar zoo lang op Kim wilde passen,
| |
| |
wat deze beloofde. En Papa wilde niet gaan zitten, want hij moest weer dadelijk naar huis terug. Hij kon, naar hij zeide, onmogelijk langer blijven. Hij nam dus spoedig afscheid, en liet Kim in de gelukkigste omstandigheden te midden van haar speelgoed achter. Een groot gedeelte van de serre was voor Kim ingeruimd, en daar stonden een kleine tafel en twee stoeltjes gereed, die haar grootouders expres voor haar hadden gekocht. Op het eene stoeltje mocht Kim zitten, en het andere was voor Pim, als deze bij haar op visite zou komen.
Kim was er verrukt over, en zij stak haar blijdschap niet onder stoelen of banken. Op het tafeltje zette zij haar serviesje gereed, en in een hoek van de serre kwam haar fornuis te staan. Dadelijk ging zij aan het bakken en braden, en onderwijl zette zij thee en dronk het eene kopje na het andere, in haar verbeelding natuurlijk, want het fornuis brandde niet echt en de theepot was leeg. Maar dat hinderde niet. Kim vond, dat het vleesch lekker bruin werd en dat de thee heerlijk smaakte, en ook de poppen vonden alles even lekker. Kim bleef wel langer dan een uur aan het mooie tafeltje spelen, en zij was al dien tijd Pim geheel vergeten, zoo goed amuseerde zij zich. Maar eindelijk stond zij toch op om naar Grootvader te gaan, die weer in den tuin aan het werk was. En nauwelijks was zij door de keuken naar buiten gegaan, of Grootma zette haar hoed op, riep tegen Grootvader, dat zij even uitging, en begaf zich dadelijk op weg naar Kimmy's Mama, om eens te kijken, hoe het daar gesteld was. En na een uurtje kwam Mina het ledikantje brengen met de boodschap, dat Grootma niet thuis kwam koffiedrinken, maar nog een paar uurtjes bij Kimmy's Mama bleef.
Kim amuseerde zich kostelijk bij Opa in den tuin. O, daar was zoo veel te zien, want niet alleen waren er mooie bloemperken, en bloeiende heesters langs de vele voetpaden, maar Grootvader was ook een bijzonder liefhebber van pluimvee.
Hij hield er prachtige kippen op na, die onder toezicht stonden van een buitengewoon grooten haan. Als dat beest aan het kraaien ging, was het verwonderlijk, zooveel geluid als hij te voorschijn bracht. En dan was het grappig om te hooren, hoe alle hanen uit de buurt om beurten zijn gekraai beantwoordden. Maar behalve die kippen hield Grootvader in een groote volière ook kalkoenen en twee pauwen, waar Kim nooit genoeg naar kijken kon. Wat hadden die kalkoenen een groote roode
| |
| |
lellen over hun snavel hangen, en wat kolderden zij grappig, als Kim dicht bij het vlechtdraad kwam.
‘Pas op, Kim, steek je vingertjes niet door het draad,’ waarschuwde Opa, ‘want dan bijten ze je, en dat zou erg veel pijn doen.’
En Kimmy's bewondering kende geen grenzen, als de mannetjes-pauw zijn langen staart ophief en ontplooide tot een grooten waaier. O, wat zag de pauw er dan trotsch uit, en wat stapte hij dan fier door zijn ruime kooi. En wat was hij dan inderdaad ook mooi. Dan glinsterden zijn prachtige veeren in den gouden zonneschijn, en Kimmy kon er niet genoeg naar kijken.
In het achterste gedeelte van den tuin was ook nog een duiventil op een hoogen paal. Die til leek precies op een huis met een toren, en er woonden wel twintig duiven in van allerlei soort en kleur. Er waren blauwe postduiven, en mooie witte duifjes, en kroppers, en kleine bruintjes, en toen Kimmy van Grootvader verlof kreeg om ze te voeren, kwamen zij van alle kanten naar haar toe vliegen, en trippelden om haar heen, en bogen zonder ophouden voor haar en koerden uit dankbaarheid. Twee mooie bruintjes kwamen zelfs op denrand van haar voerbak zitten, en pikten haar de korreltjes uit haar hand. Dat vond Kim grappig.
‘Koekeroe! Koekeroe!’ riep zij.
En de duifjes bogen en riepen ook:
‘Koekeroe! Koekeroe! Koekeroe!’
En eindelijk nog had Grootvader midden in zijn tuin een eendenvijver van cement. Die vijver was ongeveer 2 d.M. diep, en er zwommen helderwitte eendjes in. Aan het eene einde stond een mooi hok, waarin zij 's nachts slapen konden en waarin zij ook hun eieren konden leggen. Rondom den vijver was ongeveer een Meter grond, waar de eendjes konden loopen, en het geheel was afgezet en overdekt met sterk vlechtdraad, zoodat de beestjes niet ontsnappen konden. In dien vijver heerschte altijd een vroolijke levendigheid. Nooit haast waren de eendjes in rust. Zij stoeiden met elkander in het heldere water, dat door middel van een leiding elken dag verfrischt werd, of zij doken voorover met hun kopjes tot bijna op den bodem, of verhieven zich klapwiekend met hun bovenlijf uit het nat, en taterden en snaterden zonder ophouden. Kim kon er wel een half uur naar kijken zonder zich te vervelen. Ja, ja, in dien tuin van Opa was bijzonder veel te zien.
|
|