| |
| |
| |
Veertiende hoofdstuk.
Vijf December.
Toen Pim en Kim den volgenden morgen opstonden, keken zij hun oogen haast uit, want het was buiten een geheel witte wereld geworden. De grond, de boomen en heesters, de daken der huizen, alles was bedekt met een dikke, witte deken, die de wereld een heel ander aanzien gaf. De krant had een heel juiste voorspelling gedaan, 't Was, hoewel niet hard, gaan vriezen, en ongeveer te middernacht waren de eerste sneeuwvlokken naar beneden gedwarreld. En nu, 's morgens om acht uur, sneeuwde het nog. Millioenen prachtige, witte vlokken daalden zonder ophouden neder en maakten de deken hoe langer hoe dikker.
Kimmy vond het zoo interessant, dat zij haar neusje haast plat drukte tegen het vensterglas van haar slaapkamertje, en voor enkele minuten de schoentjes, die zij bij den haard voor Sinterklaas had neergezet, totaal vergat.
‘O Mammie, kijk eens hoe mooi!’ riep zij uit. ‘Is dat nu het ijs?’
‘Neen kindje, dit is sneeuw. IJs komt niet uit de lucht vallen. Mooi. hè? 't Lijkt wel, of de heele wereld nu van suiker is.’
‘Kimmy zal het op haag boteghammetje doen,’ zei Kim. ‘Dat zal lekkeg smaken. Kijk, kijk, daag zit een jongen op een sleetje! Kimmy heeft ook een sleetje in de schuug, op het zoldegtje.’
‘Ja, maar Kimmy heeft toch nog nooit gesleed. Toen Papa verleden jaar het sleetje gekocht had, ging het juist dooien....’
‘Wat is dooien, Mammie?’
‘Als de sneeuw gaat smelten, zeggen de menschen, dat het dooit. Kom Kim, dan zal ik je wasschen en aankleeden. Ben je niet nieuwsgierig
| |
| |
naar je schoentjes, die je bij den haard hebt gezet? Misschien is Sinterklaas er vannacht wel geweest.’
‘Ja, ja!’ riep Kim opgetogen uit, nu ze aan haar schoentjes herinnerd werd. ‘Kimmy gaat kijken! Kimmy gaat kijken!’
En voordat Moeder haar weerhouden kon, snapte zij vliegensvlug de deur uit en de trap af. Ze kon wel heel goed trappen op- en afklimmen, maar dezen keer deed ze het met zoo'n vaart, dat Moeder haar hart vasthield uit vrees, dat zij holderdebolder naar beneden zou vallen. - Gelukkig, daar hoorde zij de kamerdeur al open gaan. Kim was dus behouden aangekomen.
‘Net kwikzilver!’ mompelde zij met een lachje, en zij haastte zich naar beneden om te kijken, hoe Kim zich houden zou. Want Sinterklaas had dien nacht inderdaad een bezoek bij de schoentjes gebracht.
Zij vond Kim bij den haard neergehurkt.
‘O kijk eens, Mammie, kijk eens!’ riep zij verrukt uit. ‘Het bgood is weg en het hooi is ook weg. Dat heeft Sinniklaas meêgenomen voog het paagd, en eg zitten twee moppen in en een lekkeg suikegdingetje, en o, Mammie, in mijn andege schoentje zit ook wat, - kijk, - kijk, - ook twee moppen en een suikegdingetje. Sinniklaas is lief, Mammie.’
‘Zeker, heel lief, - maar als Kimmy niet goed gegeten had, zou Sinterklaas haar niets gegeven hebben. - Kom kindje, nu gaan we je eens heel gauw aankleeden, want het wordt al laat.’
Kim ging met haar lekkers naar boven, maar zij kon er niet toe komen er iets van op te eten, want zij vond het verbazend belangwekkend, dat zij het gekregen had van Sinterklaas, den geheimzinnigen man, dien zij nog nooit gezien had en die in het holst van den nacht door den schoorsteen binnen gekomen was, om het in haar mooie laklaarsjes te leggen.
Toen zij, na heel zoet en voor haar doen flink ontbeten te hebben, op bezoek ging bij haar vriendje Pim, vertelde zij dadelijk, wat er gebeurd was, en toen bleek het, dat Sinterklaas ook bij Pim geweest was, om iets lekkers in zijn schoentjes te leggen.
Na een poosje op het hobbelpaard te hebben gereden, liepen zij den tuin in, om met hun sleetjes te rijden, die door Botje en Mina van de schuurzolders te voorschijn waren gehaald.
Maar Pims Moeder was stil naar buiten gekomen, en wierp hen met sneeuwballen. Pim kreeg een grooten tegen zijn linkerschouder,
| |
| |
en Kim een tegen haar muts, zoodat deze haar pardoes van het hoofd vloog.
Dat vonden zij grappig. Zij maakten ook sneeuwballen en kogelden die met den grootsten ijver terug, maar het duurde niet lang. O, wat was die sneeuw koud! Al spoedig staken zij hun vingertjes, die een paarsblauwe kleur hadden aangenomen, in hun mondjes, om ze weer warm te blazen, en even later maakten zij weer sneeuwballen, om er Betje
mede te gooien, die ook even in den tuin kwam, om naar Pim en Kim te kijken.
‘Pas op, je handen zullen gaan tintelen!’ riep zij hun toe. ‘Wacht, ik zal je eens door den tuin sleden.’
Zij zette hen alle twee op een slede, en holde met hen alle paden en laantjes door, tot groot vermaak van de twee kleintjes, die luidkeels aan hun vreugde lucht gaven. Eén keer nam Betje haar draai zóó kort, dat de slede plotseling omkantelde, en Pim en Kim hals over kop in de sneeuw terecht kwamen. Dat vonden zij verrukkelijk. Zij
| |
| |
wierpen elkander handenvol sneeuw in het gezicht, en kropen toen weer op de slee.
‘Nog eens doen, Betje, nog eens doen!’ riep Kim.
‘Ja, nog eens omvallen,’ riep Pim. ‘Dat is grappig!’
Daar ging het weer. Betje liep zoo hard, dat zij geheel buiten adem raakte en pijn in haar zij kreeg. Zij besloot dus een einde aan het spelletje te maken, maar eerst liet zij als per ongeluk de slede bij het nemen van een korten draai nog eens omkantelen, tot buitengewoon groote pret van Pim en Kim, die op handen en voeten door de dikke sneeuwlaag bleven rondscharrelen.
‘Hè - hè, - ik kan niet meer, wat ben ik moê!’ riep Betje onder 't slaken van diepe zuchten uit. ‘Kom, ik moet weer aan mijn werk, want anders schiet ik niet op.’
En zij liep snel naar de keuken, om de daad bij het woord te voegen.
Pim en Kim zetten hun sledevaart weer voort, maar hun sneeuwbad had hun vingertjes zoo koud gemaakt, dat zij thans inderdaad begonnen te tintelen. Zij bliezen er op, zoo hard zij konden, maar 't hielp niet. Ook in hun zakken wilde 't maar niet bedaren. Zij werden er doodsbleek van, en al hun vreugde was vervlogen, 't Huilen stond hun veel nader dan het lachen, en Kimmy, die veel teerder gebouwd was dan Pim, kreeg eindelijk zelfs tranen in haar oogen.
‘Ik ga naag Mammie,’ zei ze zacht, en via den zandbak keerde zij naar huis terug. Schreiende van pijn kwam zij in de huiskamer.
‘Wat is er, kindje?’ vroeg Mammie. ‘Wat zie je bleek.’
‘Mijn vingegtjes doen zoo pijn,’ snikte Kim.
‘Kom maar bij Mammie,’ zei Moeder, en zij nam de kleine vingertjes tusschen haar warme handen en wreef er zacht overheen, om den bloedsomloop weer te herstellen.
Na enkele minuten was de pijn geheel over en alle leed weer vergeten. Ook Pim had zijn troost bij zijn Moeder gezocht, en was door haar gekoesterd en vertroeteld, tot er van de pijn zelfs geen spoor overgebleven was.
De beide Moeders hadden afgesproken des middags, met de kinderen op hun sleetjes, te gaan winkelen, want het was Sinterklaasdag, en er moesten nog verschillende inkoopen worden gedaan. Vooral Kimmy's Mama had nog heel wat dingen in te slaan, want Oom Gert en Tante
| |
| |
Ans zouden 's middags komen eten, met Pim natuurlijk, en Grootvader en Grootmoe der zouden ook komen, en Tante Jet had geschreven, dat zij ook overkwam, om den Sinterklaas-avond bij hen te vieren. Dat kon dus gezellig worden, maar tante Fré had het er natuurlijk druk door.
Gelukkig was het sneeuwen tegen den middag opgehouden. De kinderen werden er warmpjes ingestopt en kregen zelfs lekkere, wollen wantjes aan. Toen werden zij op hun sleetjes gezet en gingen allen op stap. De kinderen vonden het heerlijk om gesleed te worden, en zij moesten geweldig lachen, toen zij op de speelplaats van een school de jongens met vuur en onder luid gejuich en geschreeuw zagen sneeuwballen. Ha, wat vlogen die witte kogels hun om de ooren. 't Was voor Kim en Pim een lust om te zien. En Kim liet zich van haar sleetje glijden, en wierp Pim twee handenvol sneeuw precies op zijn bolle wangen. Dat liet Pim zich niet ongestraft doen. Hij liet zich ook pardoes van zijn slee glijden en gaf Kim haar goede gaven met woeker terug.
't Was tamelijk veilig in de breede Kasteellaan, want er lag zoo'n dikke laag sneeuw op de straat, dat het voor auto's en fietsen haast onmogelijk was, om er door te komen. Er dreigde dus thans voor de kinderen weinig gevaar om overreden te worden, en hun Moeders konden hun betrekkelijk veel vrijheid van beweging veroorloven. Voor de speelgoedwinkels stonden vele kinderen naar de mooie uitstallingen te kijken, en hun hartjes klopten van blijde verwachting, wat de goede Sint hun wel zou brengen. Maar toen de schooldeuren open gingen, waren zij spoedig verdwenen. Voor een grooten speelgoedwinkel bleef maar één meisje staan, dat nog te jong was voor de school. Zij stond bij haar Moeder, blijkbaar een zeer arme vrouw, aan haar versleten en verschoten kleeren te zien, en ook haar bleeke, ingevallen wangen waren geen teekenen van weelde. Het kind zag er niet zoo verhongerd uit als de Moeder, wat een bewijs was, dat de Moeder het grootste deel van haar armoedje nog aan haar dochtertje afstond.
‘O Mammie,’ riep Kim, die vlak voor het winkelraam stond, dicht bij het armoedige meisje, ‘o kijk eens, wat een mooie pop, met echt haag, en een schogtje met zakjes, en mooie lintjes op haag schoudegs, o, wat pgachtig!’
‘Poppen zijn niet mooi!’ beweerde Pim. ‘Die groote spoortrein is mooi, kijk hij eens hard rijden, en die ballen zijn ook mooi, en die trompetten...’
| |
| |
‘Ja ja, - en o, kijk eens wat een mooi poppenledikantje!’ riep Kimmy verrukt uit, terwijl zij naar een plank wees in de étalage, waar het bewonderde voorwerp te pronk stond. - ‘Zoo een krijgt Kimmy misschien van Sinniklaas, hè Mammie?’
‘Misschien wel, kindje, - we willen het hopen,’ zei Mama met een geheimzinnig lachje naar tante Ans.
Opeens werd Kimmy's aandacht getrokken door een zacht gesnik,
dicht in haar nabijheid, en zij zag, dat het armoedige meisje het deed.
Groote tranen liepen haar langs de wangen.
‘Komt Sinterklaas bij ons ook, Moeder?’ vroeg het kind aan de bleeke vrouw. ‘Ik wil zoo graag dat mooie poppetje hebben, kijk, - daar!’
‘Stil Elsje,’ zei de Moeder bitter, ‘Sinterklaas komt bij ons niet, wij zijn te arm voor hem. Hij komt alleen in de deftige huizen. Naar arme menschen kijkt hij niet om.’
‘Sinniklaas komt bij alle zoete kindegtjes, hè Mammie?’ vroeg Kim, die het snikkende meisje met groote oogen stond aan te staren. En tot het schreiende meisje vervolgde zij: ‘Je moet lief je boteghammetje opeten, dan vindt Sinniklaas je zoet en dan krijg je ook een mooi cadeautje, - hè Mammie?’
Maar Mammie wist niet, wat ze antwoorden moest, want de arme
| |
| |
vrouw had immers gelijk; Sinterklaas kwam bij zulke arme menschen zeker niet.
‘Hè Mammie, dan kgijgt ze ook een mooi cadeautje?’
‘Ja, misschien dat mooie poppetje wel, dat ze zoo graag wil hebben,’ zei Mama plotseling. Zij kende die arme vrouw wel. Zij wist, dat haar man wegens diefstal in de gevangenis zat, en dat de vrouw zelf, als zij daartoe in de gelegenheid kwam, wel uit werken ging. Maar ook wist ze, dat zij 's avonds, als zij geen eten meer in huis had, wel bij de menschen aanbelde en om een aalmoes vroeg.
‘En kgijgt ze dan koek ook, Mammie, en lekkege suikegdingetjes?’ vroeg Kimmy weer, die veel medelijden met het schreiende meisje had.
‘Ja,’ zei Mama, ‘koek ook en lekkere suikerdingetjes ook. Sinterklaas zal dat alles wel bij haar brengen. Kom Ans, laten we binnen gaan, ik heb hier een en ander te koopen.’
‘En wij gaan ook verder, Els,’ zei de arme vrouw. ‘Kom, - 't is toch voor ons niets gedaan, - wij zijn te arm.’
‘Maar ik wil zoo graag dat mooie poppetje,’ dwong Elsje. Toen Kim reeds in den winkel was, hoorde zij haar nog schreien, en zij had erg met haar te doen. Gelukkig werd al spoedig haar aandacht afgeleid door al het mooie speelgoed, dat in den winkel was uitgestald. Zij dwaalde met Pim tusschen de toonbanken rond, en was vol bewondering voor alles, wat er te zien was. Intusschen deden de beide Moeders de noodige inkoopen. Ook werden nog andere winkels bezocht, zoodat de schemering al begon te vallen, eer zij weer thuis kwamen.
Pim en Kim begaven zich naar de serre, en waren al spoedig prettig aan het spelen.
Toen het geheel donker was geworden, kwamen Grootvader en Grootmoeder, die een handtasch vol kleine pakjes hadden medegebracht, welke zij in de kamer van Kimmy's Papa neerlegden. 's Avonds, na het dessert, zouden die door Mina een voor een binnengebracht worden met de complimenten van Sint-Nicolaas.
En nog een poosje later verscheen, vroolijk en opgewekt als altijd, ook tante Jet, die ook al eenige pakjes in de genoemde kamer deponeerde. En nauwelijks was zij binnen, of Pim en Kim, die druk aan het spelen waren, werden hevig opgeschrikt door een geheimzinnig grluid tegen het plafond, dat onmiddellijk gevolgd werd door het gedruisch van
| |
| |
rondom hen neervallende voorwerpen. Kim kreeg er een precies op haar neus en Pim wel twee op zijn hoofd. Eerst waren zij er beduusd van, want zij begrepen niet, wat er gebeurde, en ook Mama en Grootvader en Grootmoeder, ja zelfs tante Jet, sprongen verschrikt van hun stoelen op en riepen verward dooreen:
‘Hé, - ho, - wat is dat? - Wat is dat? - Wat gebeurt daar?’
Pim zag het eerst, wat er aan de hand was. De vloer lag rondom hem als bezaaid met pepernoten.
‘Pepernoten! Pepernoten!’ riep hij, en hij raapte, wat hij kon.
‘Ja, ja, pepegnoten!’ riep ook Kim, en zij grabbelde met Pim om het hardst. ‘Dat doet Sinniklaas!’
‘Ja, Sinniklaas!’ riep ook Pim.
En nog hadden zij ze niet alle opgeraapt, of weer klonk er een gedruisch tegen het plafond, en opnieuw daverden de pepernoten rondom Kim en Pim op den vloer.
‘Nog meer! Nog meer!’ juichten zij.
De kinderen wisten haast niet, waar zij ze bergen moesten. Hun kleine handjes konden ze onmogelijk alle bevatten.
‘Hier heb je een mandje, Kim,’ riep tante Jet, ‘en een groote kom voor Pim. Daar kan-je ze....’
Maar tante Jet kon niet uitspreken, want weer kwam er met daverend geweld een bezending pepernoten van het plafond vallen. En Pim en Kim zongen om het hardst:
Gooi wat in mijn schoentje,
Gooi wat in mijn laarsje,
En als het lied uit was, begonnen zij weer van voren af. O, wat hadden Pim en Kim een pret. Hun wangetjes zagen rood van opgewondenheid, en hun oogen schitterden van blijdschap, en als ze niet zongen, praatte de een nog harder dan de ander.
‘Sinniklaas is lief, is lief, is lief!’ juichte Kimmy.
‘Sinniklaas is nog veel liever!’ riep Pim uit, die den ouden man bijzonder welgezind was. En hij stopte zijn mond vol pepernoten, waardoor het hem verder onmogelijk gemaakt werd, om nog meer
| |
| |
goede hoedanigheden van den grooten weldoener wereldkundig te maken.
Eindelijk kwamen ook de beide Vaders thuis, en de dokter wist te vertellen, dat hij onderweg Sinterklaas tegen gekomen was op een prachtigen schimmel.
‘Was de zwagte Ret eg ook bij, Oom?’ vroeg Kim vol belangstelling.
‘Ja,’ zei Oom Gert. ‘En Sinterklaas vertelde mij, dat hij vanavond hier zou komen, om een bezoek te brengen bij Kim en Pim, ten minste als hij er tijd voor kon vinden, want hij had het verschrikkelijk druk....’
‘O, o, - maag Kimmy is zoet,’ zei Kim zacht, ‘Kimmy heeft lief haag boteghammetje opgegeten, hè Mammie?’
‘Pim eet ook heel lief,’ beweerde Pim, en er werd niet weinig om die opmerking gelachen, want iedereen wist wel, dat Pim altijd een honger had als een paard.
‘Had zwagte Piet den ggooten zak ook bij zich, Oom?’ informeerde Kim, die zich blijkbaar niet erg op haar gemak voelde.
‘Ja,’ zei Oom, ‘een zak vol lekkers voor zoete kindertjes.’
‘En zaten eg geen stoute kindegtjes in?’ informeerde Kim verder.
‘Eéntje maar,’ zei Oom. ‘Ik hoorde hem schreeuwen.’
Dat klonk niet erg geruststellend. Kim keek heel ernstig.
Maar Pim riep haar toe:
‘Als Piet mij in den zak stopt, zal ik hem slaan, en dan kruip ik er uit.’
‘En als hij eg Kimmy in stopt?’ vroeg Kim, met een straaltje van hoop.
‘Dan haal ik er jou ook uit!’ beloofde Pim. ‘Ik ben sterk!’
‘En dan zal ik je helpen, Pim,’ zei Kimmy's Papa. ‘Die zwarte Piet mag onze Kimmy niet meênemen, hè, wij houden veel te veel van haar!’
Kimmy klaarde heelemaal op en zij vloog Papa om zijn hals.
‘Mag ik de dames en heeren aan tafel verzoeken?’ riep tante Fré uit de eetkamer. ‘De soep is gediend.’
Niemand het zich twee maal noodigen, en allen lieten zich de soep voortreffelijk smaken. Zelfs Kimmy at met een ijver, die Pims eetlust naar de kroon stak. Het aangekondigd bezoek van Sinterklaas verrichtte blijkbaar wonderen.
't Werd een verbazend gezellige maaltijd, en alles, wat er opgediend werd, smaakte even lekker. Mina had eer van haar koken, en dat werd, toen zij de borden kwam verwisselen, niet onder stoelen of banken gestoken.
| |
| |
‘Mijn compliment, Mina,’ zei de dokter lachend. ‘Sinterklaas zal het je vanavond vergelden.’
Hij wist wel, dat onder de vele pakjes, die zijn vrouw gemaakt had, er ook een met een mooi cadeautje voor Mina was. Hij kon het dus licht voorspellen, de oolijkerd.
|
|