| |
| |
| |
Twaalfde hoofdstuk.
Een vroolijke avond.
Een uurtje voor de feestelijke maaltijd zou beginnen, die ter eere van Pims verjaardag werd aangericht, verschenen ook Kimmy's grootouders, die, zooals gezegd is, op hetzelfde dorp woonden en ook op het diner waren gevraagd, en een half uurtje later kwam ook tante Jet onverwacht binnenstappen. Zij was wel niet speciaal genoodigd, maar zij wist, dat zij in het doktershuis ten allen tijde hartelijk welkom was. Zij werd door iedereen, en niet het minst door Pim en Kim, met gejuich begroet, en allen vonden haar komst een aangename verrassing.
Het regende dien dag als het ware cadeautjes voor Pim. Van Opa en Oma, zooals Pim hen ook altijd noemde, hoewel zij in het geheel geen familie van hem waren, kreeg hij een groot nest blokkedoozen, waarmede hij een hoogen toren kon bouwen, o hé, veel grooter dan hij zelf was. En de doozen waren met prachtige plaatjes beplakt, die hij niet genoeg bekijken kon, zoo mooi vond hij ze. Er stonden jongens en meisjes op, en paarden, koeien, honden, katten, schapen, eenden, zwanen, - te veel om op te noemen. Zelfs vreemde dieren, die Pim en Kim nog nooit gezien hadden, zooals olifanten, tijgers en leeuwen, waren er op vertegenwoordigd. En van tante Jet kreeg hij een doos vol met metalen eendjes, zwanen, en visschen van allerlei soort, die in en op het water konden zwemmen. Ook was er een kleine hengel bij, waarvan de haak vervangen was door een klein gemagnetiseerd stukje ijzer. Het grappige er van was, als hij de dieren in een teil water liet zwemmen, dat ze vanzelf naar den hengel kwamen, doordat zij door het magneetje werden aangetrokken. Pim en Kim vonden het schitterend mooi en hengelden om de beurt.
| |
| |
‘Kijk, kijk,’ riep Kim, ‘die ggoote zwaan zwemt den hengel achtegna! Dat is ggappig, Pim.’
‘En die visch komt naar boven toe,’ zei Pim. ‘Haha, wat zwemt hij hard....’
‘Egg hagd!’ vond Kim. ‘Maag deze teil is veel te klein.’
Dat vond Pim ook, en samen gingen zij naar de keuken om een groote, geëmailleerde kuip te halen, ongeveer voor een derde deel gevuld met water. Met vereende krachten torsten zij die naar de achterkamer, om daar de hengelpartij voort te zetten. De gasten zaten in de voorkamer, en lachten om de dwaze lezing van het geval met de kikkers, die tante Fré ten beste gaf. O, o, wat werd er om gelachen! Maar in de kinderen hadden zij geen erg, wat heel jammer was, want nu gebeurde er een ongeluk, dat wel goed afliep, maar toch weer een heele consternatie te weeg bracht.
Want toen Pim en Kim van de hengelpartij voorloopig genoeg hadden, gingen zij door de kamer ravotten. Kim riep:
‘Pim kan me niet kgijgen,’ en meteen holde zij hard om de tafel heen. Aan den anderen kant daarvan stond ze hem lachend op te wachten.
Nu, - dat liet Pim zich niet zeggen. Hij stond van den vloer op, en liep op Kimmy af, maar toen Pim dicht bij haar gekomen was, dook zij plotseling onder de tafel en kroop weer naar den anderen kant.
O, wat was die Kim vlug. Pim liep zoo hard hij kon om de tafel heen, om haar te grijpen, maar Kim nam de vlucht. Wat hadden zij een pret. Kim lachte Pim hartelijk uit, en Pim spande zijn uiterste krachten in, om haar te vangen. 't Spelletje werd hoe langer hoe wilder. Eindelijk was Pim vlak achter haar, en Kim liep, wat zij loopen kon. In de hitte van de jachtpartij vergat zij een oogenblik goed uit te kijken, en plons, daar viel zij voorover in de kuip, zoodat het water ver in het rond spatte. En Pim kwam vlak naast haar terecht, want het was een groote kuip, waarin Pim vroeger meermalen zijn badje had gehad. Zij konden er met hun beiden best in.
Maar nu merkte het gezelschap in den salon wel terdege, dat er wat bijzonders aan de hand was. Pim en Kim gilden in de eerste verrassing om het hardst, en het geplons van het water deed allen verbaasd opspringen.
‘Hemel, wat gebeurt daar!’ riep tante Ans verschrikt uit, en zij liep
| |
| |
naar de achterkamer, om te gaan kijken, wat er gaande was. Kimmy's Moeder volgde haar op de hielen, en ook de anderen kwamen verschrikt aanloopen. 't Was een allerdwaast tooneeltje, waarop zij vergast werden. Pim en Kim lagen voorover in de teil, met hun beenen nog buiten boord, en zij stelden de wanhopigste pogingen in het werk, om zich uit hun natte en benarde positie te verlossen. Zij spartelden met armen en beenen, maar gillen deden zij niet meer. Integendeel, telkens als zij met inspanning van al hun krachten hun hoofd boven het water verhieven, klonk hun schaterend gelach, want zij vonden het geval dol vermakelijk.
Dat zij werkelijk in levensgevaar zouden hebben verkeerd, als er geen grooteren bij de hand waren geweest om hen te helpen, begrepen zij niet; daarvoor waren zij nog te jong.
Tante Ans trok met een krachtigen greep haar dikken spruit omhoog, en tante Fré haalde Kimmy op het droge. Daar stonden Pim en Kim, druipende van het water, maar zij lachten zoo hard, dat de anderen van den weeromstuit wel mede moesten doen.
‘Wat een ongeluksdag, - 't is in één woord verschrikkelijk!’ riep tante Ans uir, terwijl zij hoogrood zag van de alteratie. ‘Vooruit, Pim, naar boven, om andere kleeren aan te trekken, - en toe, Gert, bel jij even om Betje, om den boel hier op te redderen. Wat een toestand!’
| |
| |
Zij nam den druipenden Pim bij de hand en verdween met hem uit de kamer.
‘En jij gaat met mij meê naar huis,’ zei Kimmy's Mama tot haar dochtertje. ‘Houd nu maar op met dat lachen, want zoo mooi is het niet.’
Maar zelf kon zij haar lachen haast niet houden.
Toen zij een kwartiertje later terugkwam, was alles voor het diner gereed en zag de achterkamer er weer zoo gewoon uit, of er niets bijzonders was gebeurd.
Allen gingen aan tafel. Pim kreeg de eereplaats tusschen Papa en Mama, en Kim zat tusschen haar Moeder en, op haar vereerend verzoek, tante Jet. De twee kinderen hadden eigenlijk het allerliefst naast elkander gezeten, maar om verdere ongelukken te voorkomen, had men met algemeen goedvinden besloten, hen gescheiden te houden.
Pim liet geen enkelen schotel voorbijgaan, want hij had weer een verbazend grooten honger, maar Kim gebruikte als altijd heel weinig. Haar Moeder had de grootste moeite, om wat bij haar binnen te krijgen. 't Leek wel, of zij nooit honger had. 't Was echter een troost, dat zij er altijd even gezond uitzag en dat het haar nooit aan den noodigen levenslust ontbrak. De dokter vond dat twee heel goede teekens en meende, dat er voor haar ouders geen bijzondere reden was, om zich ongerust over haar te maken.
Neen, veel eten deed Kim niet, maar toch was zij geen oogenblik in rust. Zij draaide op haar stoel heen en weer, praatte tegen iedereen en over alles, stootte tweemaal haar waterglas omver, dat gelukkig nog leeg was, liet driemaal haar vork vallen, wat een mooie reden voor haar was, om zich even zooveel maal van haar stoel te laten glijden, ten einde de vluchteling weer terug te halen, en was in één woord zoo beweeglijk als kwikzilver.
‘Wat zit daagin?’ vroeg zij aan tante Jet, terwijl zij naar een van de flacons uit het olie- en azijnstel wees.
‘Slaolie,’ zei tante.
‘En daagin?’
‘Mosterd.’
‘En daagin?’
‘Azijn.’
‘En daagin?’
| |
| |
‘Dat weet je wel.’
‘Ja, pepeg,’ zei Kim. ‘En daagin?’
‘Dat weet je ook wel.’
‘Zout. Kim wil pgikkepgik, tante.’
‘Prikkeprik, wat is dat?’
‘Pgikwater,’ zei Kim, naar den met spuitwater gevulden syphon wijzende. ‘Mag Kimmy een beetje pgikkepgik?’
‘Jawel,’ zei tante. ‘Ik zal je helpen.’
Zij trok den syphon naar zich toe en hield het glas onder de tuit. Maar dat was Kim niet naar den zin.
‘Kim wil zelf pompen!’ riep zij, om welke malle uitdrukking allen in een lach schoten.
‘Dat kan Kimmy nog niet,’ zei tante. ‘Kim is nog te klein.’
‘Kim is al ggoot,’ zei Kimmy. ‘Kim wil zoo ggaag pgobeegen.’
‘Goed, probeer het dan maar. Hier, op dit dingetje moet je drukken. - Gaat het niet? - Zie je wel, dat je nog te klein bent? Harder drukken, Kimmy, veel harder.’
Natuurlijk vermoedde niemand, dat het Kim gelukken zou, en toch was dat het geval.
‘Pompen! Pompen! Pompen!’ riep zij, en opeens spoot het heldere water met zooveel kracht in het glas, dat het aan alle kanten weer bruisend over den rand vloog.
Tante Ans sprong alweer verschrikt van haar stoel op, maar de dokter riep haar toe, terwijl hij er even smakelijk om moest lachen als alle anderen:
‘Kom, kom, Ans, blijf kalm, 't is maar schoon water, ha-ha-ha-ha, wie had dat van dat kleine ding gedacht, 't Is verbazend handig.’
‘Net kwikzilver!’ riep haar Vader trotsch uit, maar tante Jet schoof, met roode wangen van den schrik, den syphon zoo ver mogelijk uit Kims nabijheid.
‘Eén keer is al mooi genoeg,’ zei ze.
Een oogenblik later zaten ze allen plotseling in 't donker. Er was blijkbaar hier of daar een stoornis in de electrische geleiding, want opeens gingen alle lichten tegelijk uit.
't Maakte een eigenaardigen indruk, en aan het drukke discours, dat aan tafel gevoerd werd, kwam een ontijdig einde. Allen keken gedurende een paar seconden verwonderd om zich heen, zonder natuurlijk iets te zien.
| |
| |
Opeens verbrak het fijne stemmetje van Kim de stilte, en klonk het:
‘Kimmy is weg!’
‘Pim is ook weg!’ klonk het van het andere einde van de tafel.
Mevrouw belde en Betje verscheen.
‘Betje, is in de keuken het licht ook uit?’
‘Neen Mevrouw, in de gang ook niet, alleen hier maar.’
‘O,’ zei de dokter, ‘dan weet ik het wel. Dan is er natuurlijk een stop gesprongen. Heb maar een oogenblik geduld.’
Een halve minuut later brandden alle lichten weer in volle glorie en kon het diner, dat iedereen heerlijk smaakte, tot aller genoegen worden voortgezet.
Het duurde, dat spreekt wel vanzelf, langer dan gewoonlijk, zoodat het voor Pim en Kim, toen het afgeloopen was, eigenlijk al tijd was om naar bed te gaan. Tante Ans sprak er dan ook al van, om Pim naar boven te brengen, maar Pim had nog niet veel lust.
‘Eerst wil tante Jet nog een mooi spelletje doen?’ vroeg hij, en hij keek Tante daarbij zoo smeekend aan, dat zij het hem moeilijk weigeren kon.
‘En nog een mooie vegtelling vegtellen?’ vleide Kimmy, die er ook nog niet veel voor voelde, om al naar bed te gaan.
‘Goed dan,’ zei tante Jet, ‘omdat Pim jarig is. Jullie hebben nu vandaag al zooveel pret gehad met je twee kikkers, dat ik je nog wat van twee andere kikkers wil vertellen, die samen gingen trouwen en daarom een groot bruiloftsfeest vierden. Ik geloof, dat het een heel mooie vertelling is. En dan gaan we tot slot nog een vroolijk spelletje doen.’
Pim en Kim klapten in hun handjes van pleizier.
‘Hieg, voog den haagd,’ stelde Kim voor, ‘bij de mooie vlammetjes.’
‘Ja, ja, bij den haard,’ riep de dokter, ‘en dan doen we alle lichten uit; dat kan prachtig worden.’
De dokter draaide het electrisch licht uit, Pim en Kim gingen voor den haard op den grond zitten, en tante Jet nam bij hen plaats in een laag fauteuiltje. Het overige gezelschap schaarde zich wat achteraf in gemakkelijke stoelen. De rosse vlammen van het knapperende houtvuur, want het was een open haard, belichtten de hoofdjes van Pim en Kim, en tooverden een gezelligen lichtgloed door het vertrek.
Toen begon tante Jet te vertellen, en o, zij kon het zoo mooi doen.
| |
| |
Soms klonk haar stem helder en vroolijk, dan weer diep en somber, al naar de stof van haar vertelling dat vereischte, en haar gebaren waren geheel in overeenstemming met hetgeen zij zeide.
Toen allen gezeten waren, begon zij:
‘'t Was feest in den vijver, geen kikker bleef thuis,
Geen goudvlieg of tor, die niet even kwam kijken.
Twee kikkertjes trouwden, heel chic en heel fijn,
En iedereen liet zijn belangstelling blijken.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom,
Zij sprongen in 't rond bij 't gebom van de trom.’
‘Dat is ggappig!’ viel Kim in. ‘Kikkegs kunnen mooi spgingen.’
‘De gelen springen het hoogst!’ beweerde Pim, die aan zijn geeltje dacht.
‘Of ze!’ zei tante Jet. ‘Luister nu verder.’
‘De kikvorschen hadden den vijver versierd
Met slingers rondom en met lelies op 't water.
Twee sierlijke zwanen en eendjes in 't wit
Verhoogden de vreugd met hun vroolijk gesnater.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom,
Zij sprongen in 't rond bij 't gebom van de trom.’
‘Leuk!’ zei Kim. ‘Kimmy had eg wel bij willen zijn. Pim en Kim gaan ook tgouwen.’
‘Ja,’ zei Pim, ‘dan gaan wij ook dansen.’
Tante Jet vervolgde:
‘De heeren verschenen in smoking of rok, -’
‘Papa heeft ook smoking aan,’ viel Kim in.
‘Mijn Papa ook,’ zei Pim. ‘Omdat ik jarig ben.
‘De dames heel deftig in gala-japonnen,
't Gejuich en gejubel klonk ver in het rond,
Heel vroeg in den morgen was 't feest al begonnen.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom,
Zij sprongen in 't rond bij 't gebom van de trom.’
‘Bombombombom!’ riep Pim.
‘Stil!’ zei Kim, en tante Jet vervolgde:
| |
| |
‘In 't midden bevond zich een groot lelieblad,
Waarop in het groen het orkest was gezeten.
Violen en fluiten, een bas en een trom,
Geen enkel muziek-instrument was vergeten.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom,
Zij sprongen in 't rond bij 't gebom van de trom.’
‘Dat is leuk!’ zei Kim weer, die de woorden haast van Tante's lippen las. En deze ging voort:
‘De Bruid en de Bruidegom waren zoo blij,
Ze hielden receptie van....’
‘Wat is geceptie?’ vroeg Kim.
‘Zij kregen visite,’ zei Tante. ‘Luister.’
‘Zij hielden receptie van dames en heeren.
‘Wat zijn libellen?’ vroeg Kim weer.
‘Groote waterjuffers, die je wel op den vijver gezien hebt.’
‘Libellen en torren in gouden gewaad,
Die kwamen al buigend hen feliciteeren.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom,
Zij sprongen in 't rond bij 't gebom van de trom.
‘Het feest slaagde schitt'rend, de zon scheen zoo mooi,
De lucht was vervuld van hun vroolijk geschater.
De heeren vergastten zich aan een sigaar,
De dametjes smulden aan aardbeiënwater.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom.
Zij sprongen in 't rond bij 't gebom van de trom.’
Toen opeens richtte tante Jet zich half op in haar stoel en vervolgde met angst en schrik in haar stem, terwijl zij haar gebogen armen een weinig ophief en haar blik omhoog wendde:
‘Maar plotseling vaart door hen allen een schrik:
Een krijschend geluid in de lucht doet zich hooren.
Een reiger is daar, - en hij daalt naar den kant,
Hij komt om de vreugd' van het feest te verstoren.
Verwezen van schrik zwijgt de angstige drom,
Verstomd is de trom, er heerscht stilte alom.’
| |
| |
Tante's stem klonk thans heel somber en laag, en Pim en Kim staarden haar met groote oogen aan.
‘O, - o!’ zuchtte Kim zacht. ‘Die stoute geigeg. Hij wil de kikkegtjes opeten.’
‘Ja,’ zei tante Jet, ‘dat wou hij ook. Luister:
‘Met sprongen heel groot nemen allen de vlucht,
Zij springen in 't water en reppen de beenen;
Nog voordat de reiger den kant heeft bereikt,
Zijn allen reeds spoorloos in 't water verdwenen.
Verwezen van schrik zwijgt de angstige drom,
Verstomd is de trom, er heerscht stilte alom.’
Vol spanning waren Pim en Kim opgestaan en stonden nu ter weerszijden tegen Tante aangeleund, die voortging met haar vertelling:
‘Vol liefde omarmde de Bruigom zijn Bruid;
Zoo zijn zij te zaâm van het blad afgegleden,
Zij daalden heel diep in het heldere nat,
En kwamen al bevend behouden beneden.
Verwezen van schrik zwijgt de angstige drom,
Verstomd is de trom, er heerscht stilte alom.’
De kinderen zeiden niets, maar stonden doodstil en keken Tante met groote, angstige oogen aan. Tante vervolgde:
‘De reiger liep rond, maar vond nergens een prooi,
En plotseling kon hij geen poot meer verzetten.
Heel vroeg waren visschers aan 't werk daar geweest.
Zijn beenen, zoo lang, raakten vast in de netten.
Een glimpje van hoop vaart heel snel door den drom,
Maar nòg zwijgt de trom en heerscht stilte alom.’
‘O, als hij maag niet los komt!’ riep Kim angstig uit. ‘Dan gaat de stoute geigeg de kikkegtjes toch nog opeten!’
‘Neen,’ zei Tante, ‘'t Werd nog veel erger voor hem. Luister maar:
| |
| |
‘Een jager verscheen aan den kant van den plas,
Hij werd op de jacht vergezeld door zijn honden.
De honden besprongen den reiger heel fel,
De vogel viel neer en stierf dra aan zijn wonden.
‘'t Gevaar is geweken!’ zoo juichte de drom,
Zij zwommen naar boven met fluit en met trom.’
Pim en Kim stonden thans kaarsrecht, en klapten in hun handjes van blijdschap.
‘Gelukkig!’ riep Pim. ‘Dàt is goed!’
‘Gelukkig!’ juichte Kim. ‘Nu kon hij de kikkegtjes geen kwaad meeg doen!’
‘Neen,’ zei Tante, ‘dat begrepen de kikkertjes ook.’
‘Een daverend vreugdegekwek klonk alom.
De kikkertjes konden 't niet beter begeeren.
De feesttafels werden in rijen gezet,
En ieder nam plaats om eens fijn te dineeren.
Oerekkek, zoo kwekte de vroolijke drom,
Zij hieven de glazen, rombom klonk de trom.’
‘En nu is de vertelling uit,’ zoo besloot Tante.
Pim en Kim sprongen in 't rond van pleizier.
‘Dat was een mooie vegtelling, Tante!’ riep Kim, en Pim was dat volkomen met haar eens.
‘Mooi, tante Jet, heel mooi!’ riep haar zwager van Kampen haar toe.
‘Mijn compliment, Tante!’ riep de dokter, terwijl hij bij wijze van applaudissement in zijn handen klapte, welk voorbeeld door al de anderen gevolgd werd.
Tante Jet lachte maar een beetje, en zei:
‘Nu het beloofde spelletje nog, en dan moeten Kim en Pim naar bed. Kom, allen in een kring; iedereen moet meêdoen. We gaan het spelletje van “Vinger in den hoed” doen.’
‘O wee, Kim,’ zei Grootvader, ‘dan gaat het weer knap-knap in Opa's knie.’
De kring werd gevormd, en daar ging het:
| |
| |
‘Vinger in den hoed, wie meê doet,
Met een lichtje aan de deur,
En allen hurkten lachend en joelend neer, en Grootvaders knieën knap-perden weer om het hardst.
‘Nog eens doen, nog eens doen!’ riep Kim.
‘Nog eens doen!’ riep ook Pim.
En daar ging het weer, en nog eens, en nog eens, - en toen was het spelletje uit.
De kindertjes namen afscheid en werden in hun bedjes gelegd, en zoo kwam er aan Pims verjaardag een einde.
|
|