| |
| |
| |
Elfde hoofdstuk.
Er komen dames op theevisite.
't Was zoo, drie dames, waar tante Ans wel aan huis kwam, hadden zich ter eere van Pims verjaardag opgemaakt, om hem te komen feliciteeren. 't Waren lange, statige, deftige dames, die kaarsrecht op hun stoel zaten en heel langzaam spraken. Pims Mama had haar mooiste theeservies voor den dag gehaald, en presenteerde geurige thee in fijne porceleinen kopjes, en heerlijke bonbons, ook al ter eere van Pims feest. En dan was er nog een jonge dame gekomen met een vroolijk gezicht, om Pim te feliciteeren. Zij woonde niet ver van Villa Rozenhof, en kwam wel meer een bezoek brengen in het doktershuis.
Daar kwamen Pim en Kim, de twee onafscheidelijken, binnen, met roode wangen, paarse handjes, en min of meer natte neusjes van de kou. Tante Fré was er natuuilijk ook.
‘Ha, daar is de jarige,’ klonk het uit den mond der dames. ‘Kom eens hier, lieve jongen, laat mij je eens feliciteeren.’
Pim verscheen schoorvoetend in den kring en nam de kusjes in ontvangst, waarmede hij vereerd werd, benevens de chocolaadjes, die zij voor hem hadden medegebracht.
De jonge dame gaf hem een vierkante doos, waarvan het deksel dichtgehouden werd door een haakje, dat in een oogje sloot.
‘Hier Pim,’ zei ze, ‘dat is voor jou. Doe dat haakje maar los, dan zul je eens wat grappigs zien.’
Pim nam het geschenk in zijn beide verknuffelde handjes en maakte het haakje los, vreeselijk nieuwsgierig, wat er wel te voorschijn zou komen.
| |
| |
Hij lag haast met zijn neus op het deksel, en Kim ook, dat spreekt vanzelf, want zij was even nieuwsgierig als Pim.
Nauwelijks was het haakje uit het oog verwijderd, of wip, daar vloog het deksel vanzelf met een vaart in de hoogte, en rees er een leelijk kereltje uit de doos omhoog. Het had een grooten, witten baard, vreeselijk leelijke oogen en een open mond met vervaarlijke tanden.
‘Hu!’ riep Pim, die niet weinig schrok van de leelijke verschijning.
‘O!’ riep Kim, die ook niet wist, wat er gebeurde.
En beiden trokken hun hoofd met een ruk achteruit.
Alle dames moesten om het geval lachen, maar Kim gaf het leelijke kereltje boos een draai om zijn rechteroor, waardoor het naar links overboog, en toen een draai om zijn linkeroor, waardoor het een zwenking naar rechts maakte. Daarop verhief het zich weer recht overeind en keek Pim en Kim strak aan.
‘Jou leelijke vent!’ riep Kim, die nog boos was van den schrik.
Maar Pim begon te lachen. Hij drukte het kereltje naar beneden en deed het deksel weer op het haakje. Daarna hield hij de doos vlak voor Kimmy's neus, maakte het haakje los, en wip, daar vloog het ventje weer omhoog.
Toen moest Kim ook lachen, en om de beurt sloten zij het ventje op, om hem op 't volgende oogenblik weer omhoog te laten springen.
Zij vonden het een verbazend leuk spelletje.
‘En wat heb je nog meer gekregen, Pim?’ vroeg een van de dames.
‘Een hobbelpaard, met echt haar en echte oogen, o zoo mooi,’ zei Pim.
‘En een hoepel met bellen,’ zei Kim, die met de mooie geschenken net zoo blij was als Pim. Als zij ze zelf gekregen had, zou ze onmogelijk blijder geweest kunnen zijn.
‘Ja,’ zei Pim, ‘en een varkentje van chocolade.’
‘Niet waag,’ beweerde Kim, ‘'t is niet een vagkentje, want het heeft niet wogsten.’
Iedereen schoot in een lach bij die opmerking.
‘'t Is wel, kijk maar,’ zei Pim, terwijl hij het invalide beestje te voorschijn haalde en aan het gezelschap vertoonde, wat natuurlijk weer een nieuwe bron van vermaak was, want de ooren, de staart en de pooten waren al geheel verdwenen, en zelfs de romp was als zoodanig haast niet meer herkenbaar.
| |
| |
‘En een mooie auto, die zelf rijden kan,’ vervolgde Pim.
Hij zocht zijn auto ergens van den vloer en wond hem op. Toen riep hij: toet - toet -! En daar rolde het wagentje met groote vaart over den vloer, tot het tegen een kastdeur optornde, en daar ratelende en snorrende bleef staan, omdat het niet verder kon.
‘Prachtig, Pim, buitengewoon mooi,’ vonden de dames.
‘Wat heb jij veel cadeautjes gekregen. Ik wou, dat ik ook maar gauw jarig was,’ zei de oudste van de dames.
‘Ik heb ook nog een kikker,’ zei Pim, die al zijn schatten graag wilde vertoonen.
‘Een kikker?’ vroeg de dame weer, denkende dat het er eentje van blik zou zijn, die, evenals de auto, opgewonden kon worden en dan spring-bewegingen maakte. ‘Kan hij mooi springen?’
‘Nou, of 't ie!’ riep Pim trotsch, terwijl hij den zakdoek uit zijn jas te voorschijn haalde.
‘Kimmy ook een mooien kikkeg,’ zei Kim, terwijl zij Pims voorbeeld volgde.
Op 't volgende oogenblik liet Pim zijn kikvorsch op den vloer springen, en zette Kim den hare op de tafel, tusschen de kopjes, suikervaas, theepot en melkkan.
‘Hup!’ sprong Pims kikvorsch in de richting van de beenen der dames.
‘Hup!’ sprong de kikker van Kimmy, en kwam, tot Kims groot vermaak, boven op den theepot terecht, waar hij zich evenwel dadelijk af liet glijden, omdat het er hem veel te glad, maar bovendien ook veel te heet was.
De onverwachte verschijning van de twee groote kikkers bracht, zooals te begrijpen is, een verschrikkelijk tumult te weeg. Gillende vlogen de dames overeind, niet alleen de visite, maar ook de Mama's van Pim en Kim, want zij vonden kikkers vreeselijk enge dieren, even eng als spinnen en muizen.
Allen sloegen de rokken bij elkaar en stijf om hun beenen, en trachtten zich hier of daar in veiligheid te stellen, en zij gilden van angst en schrik. Twee van de dames gebruikten de fauteuils, waarop zij gezeten hadden, als vluchtheuvel, en volgden met angstige blikken de vervaarlijke sprongen van Pims gelen kikvorsch, die, evenals de dames, een goed heenkomen zocht, maar het nergens kon vinden. Hij sprong her- en derwaarts en
| |
| |
joeg iedereen op de vlucht, in wier nabijheid hij kwam. En dat vluchten ging met een hevig gillen gepaard. Ook de jonge dame bewoog zich in alle richtingen door het groote vertrek, maar toch moest zij lachen om het malle van het geval. En kwam de kikvorsch onder een van de fauteuils
terecht, waarop de twee oudere dames een toevluchtsoord hadden gezocht, dan ontstond er een hevig angstgeschrei en probeerden zij, echter tevergeefs, op de leuning te klimmen.
‘O, o, o, grijpt hem! Vangt hem! O, daar is-ie, daar is-ie, dáár, - dáár, - daar onder de canapé, - neen, nu onder de tafel, - dáár, - nu bij de piano, - o, daar komt-ie! Daar komt-ie!’
| |
| |
Pim en Kim wisten geen raad van het lachen, want die groote vrees voor een onnoozelen kikvorsch konden zij zich in het geheel niet begrijpen, daar zij zelf er in het minst niet bang voor waren.
‘Ksss! ksss! ksss!’ gilde de oudste dame tegen Pims kikker, die weer regelrecht koers zette naar haar vluchtheuvel, waar zij zich echter allerminst veilig voelde. Ja, Pims geeltje bracht een heele ontsteltenis teweeg.
Maar Kims kikvorsch, een groote groene, maakte het nog veel erger. Herhaaldelijk sprong hij op den theepot, die hem bijzonder scheen aan te trekken. Misschien wel zag hij dat voorwerp voor water aan, want het was een zilveren pot, die verbazend mooi glom, wel zoo mooi als helder water, waarin het zonnetje schijnt.
Maar telkens liet hij er zich, vanwege de hitte, weer afglijden. Eindelijk scheen hij genoeg van den theepot te krijgen. Hij sprong krachtig omhoog en kwam in het nog half-gevulde theekopje van een der dames terecht, dat omkantelde en van de tafel viel. Gelukkig was het nog niet stuk. Toen sprong hij met een achterpoot in het melkkannetje, dat ook al omviel, en vervolgens in de kristallen suikervaas. Met een gesuikerd buikje wipte hij eindelijk van de tafel af, en bewoog zich verder met groote sprongen over het mollige karpet, dat den vloer bedekte.
De dames bleven in doodsangst verkeeren, en Pims Moeder wist zich geen raad.
‘Grijp toch die beesten, Pim, - grijp ze!’ riep ze wel honderdmaal, maar Pim en Kim vonden het geval bijzonder vermakelijk, en sprongen even lustig rond als de twee kikkers.
Eindelijk wist Mama raad.
Met een angstigen blik op de twee beesten, die zich op een gegeven oogenblik achter in de kamer bevonden, liep zij vlug als een haas naar de bel en drukte zenuwachtig op het knopje.
Even later verscheen Betje.
‘Mevrouw?’ vroeg zij, en in de grootste verbazing keek zij naar de twee dames, die op de fauteuils stonden, en heftig met hun armen zwaaiden en de erbarmelijkste kreten slaakten, en naar de verschrikte gezichten der andere aanwezigen, en naar het kopje op den grond en de ruïne op de tafel, en zij begreep niet, wat er aan de hand was.
‘Betje, haal dadelijk de tang en vang die twee beesten daar,’ gebood Pims Moeder.
| |
| |
‘Beesten? Welke beesten?’ vroeg Betje, - maar opeens zag zij de twee kikkers op haar afspringen, en toen week alle kleur van haar gelaat, en zij slaakte een gil, - en vloog de kamer uit, om natuurlijk niet terug te keeren.
Pim en Kim sprongen nog steeds even vroolijk rond als de twee kikkers, en amuseerden zich kostelijk.
‘Die komt niet terug!’ riep de oudste dame van haar fauteuil, Betje bedoelende, die zoo overhaast de vlucht genomen had. ‘Zoo'n lafhartig schepsel!’
‘Neen,’ riep de andere dame van haar vluchtheuvel, ‘die komt niet terug. Dat domme mensch is zelf veel te bang.’
‘Pim,’ riep toen zijn Moeder, ‘als jij die kikkers vangt, krijg je het lekkerste taartje, dat er in huis is; dan mag je het zelf uitzoeken. Maar gauw dan!’
Ha, dat was een kolfje naar Pims hand, want hij was dol op taartjes.
‘Mag Kim ook vangen?’ vroeg Kimmy, die ook grooten trek in een taartje had.
‘Ja, dan krijgt Kim ook een lekker taartje,’ beloofde tante Ans, terwijl zij haastig een grooten sprong maakte, omdat een van de kikkers dicht in haar nabijheid kwam.
In een oogenblik kropen Pim en Kim over den vloer rond en grepen naar links en rechts, om de kikkers te vangen en aldus hun taartjes te verdienen.
Kim had haar groentje al heel gauw te pakken en liep er in triomf mede naar tante Ans toe, om hem te laten zien. Maar tante Ans maakte beenen, zoo hard zij kon.
‘Breng hem buiten, Kim, - gauw, - dadelijk! Hu, wat een eng beest!’
Pim kon zijn geeltje maar niet te pakken krijgen, waarom Kim besloot, hem te hulp te komen. Met den kikker in haar hand, kroop zij over den vloer, en samen met Pim dreven zij den springersbaas in een hoekje, waar Pim hem eindelijk kon grijpen.
Hij liep met zijn gevangene naar de dames, die weer wat tot rust kwamen, en zei:
‘Kijk eens, wat een mooie!’
Maar o wee, in minder dan geen tijd stonden de twee oudste dames weer op de fauteuils, en stoven de anderen ieder een kant op.
| |
| |
‘Brengt die beesten buiten, - brengt ze buiten!’ riep tante Ans.
En toen voldeden Pim en Kim aan dat bevel, gedachtig aan de beloofde taartjes, waarin zij grooten trek hadden.
Maar toen zij weer binnen kwamen, werden zij eerst naar de keuken gestuurd, naar Betje, om hun handjes te laten wasschen.
‘Met die vieze kikkerhanden mag je geen taartjes eten,’ zei tante Ans. ‘O foei, wat een bedoening.’
‘Kikkers zijn niet vies,’ zei Pim.
‘Neen,’ beweerde ook Kim, ‘kikkegs zijn niet vies, zij wasschen zich den heelen dag in het wateg.’
‘Ja, ja, ga maar,’ zei tante Ans. ‘En breng me zulke beesten nooit meer in huis. - Maar wat is dat, dames, gaat u al vertrekken? Blijf nog een poosje. 't Spijt me, dat....’
‘Neen, 't is mijn tijd,’ zei de oudste dame met een half samengenepen mond, want inwendig was zij erg boos over het voorgevallene, - ‘ik moet ook nog een andere visite maken.’
‘En dan stappen wij meteen ook maar op,’ zeiden de anderen met een zuurzoet lachje. ‘'t Is heusch onze tijd. Dank je wel voor je heerlijke kopje thee.’
Met een rood hoofd van de agitatie, en vreeselijk in haar wiek geschoten vanwege het verstoorde theeuurtje, liet Mama de dames uit, maar op Pim en Kim kon zij toch niet lang boos blijven, want zij begreep wel, dat ze nog te klein waren om te begrijpen, hoe zij haar in verlegenheid hadden gebracht, en natuurlijk hadden zij het niet met voordacht gedaan.
Zij liet Pim en Kim dus de lekkerste taartjes van de schaal uitzoeken, zooals zij beloofd had, en stuurde hen toen den tuin weer in.
Tante Fré was de eerste, tot wie het belachlijke van het geval goed doordrong, en hoe meer zij er over nadacht, hoe vermakelijker zij het begon te vinden. En toen 's middags haar man en de dokter verschenen, en zij van het gebeurde zoo'n grappige lezing gaf, dat de heeren niet tot bedaren konden komen van het lachen, - ja, toen trok ook tante Ans heelemaal bij, en lachte zij er even hard om als de anderen.
‘Wat een jongen, die Pim!’ riep de dokter met bewondering uit. ‘'t Is een wonderkind! Hoe krijgt hij het in zijn hoofd? Hahaha, ik wou, dat ik er bij geweest was....’
‘En dan Kim!’ zei Mijnheer van Kampen. ‘Zoo'n kleine rakker,
| |
| |
om kikkers te vangen, - zoo'n kleine kwikstaart! Hahahaha, ja, òf ik er graag bij had willen zijn. Ik kan me begrijpen, wat een consternatie het gaf, - die twee groote kikkers. 't Is vermakelijk!’
‘Niet waar?’ riep de dokter uit, ‘'t is in één woord fameus, hahahaha, 't is fameus!’
|
|