zoodat de beide Mama's een paar stappen achteruit moesten gaan, om niet de volle laag in hun gezicht te krijgen.
Wat zag het er in den zandbak leuk uit. Een gedeelte van den bodem was bedekt met een houten vloer, waarop Pim en Kim poffertjes konden bakken, en er waren schopjes om te scheppen en lepels voor hetzelfde doel, en kopjes en schaaltjes om gebakjes te maken, en twee jukken, elk met twee emmertjes, en twee prachtige kruiwagentjes, van buiten geel en van binnen rood, o, 't was een lust om te zien.
‘Een lepel, een lepel!’ juichte Kim, en nu wierp zij geen handenvol maar lepelsvol de lucht in. 't Kwam alles bovenop Pim terecht, maar die vond het wel grappig.
‘Meer! Meer!’ riep hij.
‘Meeg! Meeg!’ riep Kim, die gedurende de regendagen de r had leeren uitspreken met dien verstande, dat zij thans sterk brouwde en er meer een g dan een r van maakte.
‘En een mooi kguiwagentje!’ riep Kim.
‘Ja, een mooi wuikagentje!’ zei Pim, die over dat lange woord struikelde, doordat het hem nog te machtig was.
‘Neen, niet wuikagentje!’ verbeterde Kim. ‘'t Is kguiwagentje!’
‘Hoort eens, kindertjes,’ zei tante Ans. ‘Nu gaan we poffertjes bakken. Lusten jullie wel poffertjes?’
‘Ggaag!’ zei Kim. ‘Kim lust ggaag poffegtjes!’
‘Pim ook koffertjes lusten!’ riep Pim.
‘Kijk,’ zei tante, ‘dat doe je zóó! Dan neem je zoo'n kopje en dat doe je vol zand. Dat druk je goed vast en dan zet je alles omgekeerd hier op den houten vloer. Dàn til je het kopje op, - en ha, kijkt eens, daar staat het lekkere poffertje. Ziet het er niet prachtig uit? Kijkt eens, hoe mooi!’
‘Ja, Kim vinden pgachtig,’ zei Kim. ‘Kim opeten.’
‘Pim ook opeten!’ riep Pim.
En wel vier handjes graaiden in het poffertje, en op 't volgende oogenblik zaten de beide mondjes vol zand.
‘Lekkeg!’ zei Kim lachend.
‘Pim ook lekker!’ bauwde Pim na.
‘Neen, neen, niet doen! Niet doen!’ riepen de moeders om het hardst hun kindertjes toe. ‘Geen zand in je mondje steken. Bah, dat is vies!’
‘Kim vinden lekkeg!’ hield Kim vol, terwijl haar het zand tusschen