| |
| |
| |
Derde hoofdstuk.
Pim krijgt visite en maakt groote vorderingen.
Mevrouw van Kampen kwam bij tante Ans binnen. 't Was nog vroeg in den morgen. Pim was nog niet beneden, want hij sliep nog. De dokter was in zijn spreekkamer, en de patienten, die bij hem op bezoek kwamen, liepen af en aan.
‘Morgen, Ans.’
‘Morgen, morgen! Wat ben je al vroeg op de kust.’
‘Ja, 'k moet naar de stad. Mag ik straks Kim bij je brengen? Je weet, ik vertrouw haar geen oogenblik aan Mina toe. 't Kind is zoo gauw als water; zóó zie je haar, en op 't volgend oogenblik is zij spoorloos verdwenen. Mag ik? Of moet je misschien zelf uit?’
‘Neen, je kunt haar met alle pleizier hier brengen. Pim slaapt nog, maar hij zal nu wel gauw wakker worden, want het wordt tijd voor zijn ontbijt, en dan is hij altijd present. Ik ben blij, dat hij niet zoo beweeglijk is als Kim, want dan zou ik me geen raad weten, en 't is veel rustiger zoo. Als hij ontbeten heeft, leg ik hem in zijn box, en dan heb ik er geen kind meer aan, zoo zoet is hij. Zijn vader vindt hem gewoon een wonderkind.’
‘'t Is een schat van een jongen,’ beaamde tante Fré. ‘Nu, dan breng ik Kim over een uurtje bij je, als je 't goed vindt. Ik ga met de tram en blijf....’
‘Den heelen dag weg?’ vroeg Ans lachend.
‘Neen, neen, zeker niet. Langer dan één of anderhalf uur heb ik niet noodig.’
Toen Kim op den arm van haar Moeder haar triomfantelijken intocht deed bij tante Ans, die haar lachend tegemoet kwam, lag Pim languit
| |
| |
op zijn rug in de box te slapen te midden van zijn speelgoed, waar hij maar zelden of nooit naar omkeek. Het nuttigen van zijn ontbijt had blijkbaar zijn slaaplust weer opgewekt, en hij zag er zeer welgedaan uit, en niet minder welgemoed.
‘Dag Kim! Dag schat!’ riep tante Ans haar kleine gast toe. ‘Krijg ik een kusje van je?’
‘Daal is Pim! Daal is Pim!’ riep Kim, zonder te hooren, wat Tante haar vroeg. Zij was dol op Pim, en zoodra zij hem in de box ontwaarde, had zij alleen maar oogen voor hem. ‘Kim wil bij Pim! Kim wil bij Pim!’
‘Maar eerst krijgt Tante een kusje!’ zei tante Ans, terwijl zij Kim van haar Moeder overnam.
Haastig gaf Kim, waarom gevraagd werd, en riep toen:
‘Kim wil bij Pim! Dáál! Dáál!’ En zij wees met haar vingertje naar haar vriendje in de box.
‘Ho, kleintje, niet zoo wild!’ riep Tante. ‘Jij kleine robbedoes!’
‘Ja, - pas maar op,’ zei Kims Moeder. ‘Het kind is net kwikzilver. Maar daar hoor ik de tram! Dag! Dag! - Dag Kim!’
Kim zei niets en Mama verdween op een drafje uit de kamer. Toen zette Tante Kim in de box en riep:
‘Kijk eens, Pim, wie is hier? Word eens wakker, Pim! - Word wakker, Pim! Kijk eens, wie hier is.’
Maar Pim sliep rustig door.
Nauwelijks had Kim in de box vasten grond onder haar voeten gekregen, of zij liep met voor haar doen groote stappen op haar vriendje toe, met het noodlottige gevolg, dat zij over zijn mollige beenen struikelde en boven op Pims hoofd terecht kwam. Nu werd Pim in den regel heel moeilijk wakker, maar deze toer van Kim was hem toch wel wat al te sterk en hij schrok er zelfs min of meer van.
‘Hoepla!’ riep Kim, terwijl zij weer overeind krabbelde. Pim deed zijn oogen open en werd tot zijn groote vreugde gewaar, dat hij visite gekregen had. Nauwelijks wist hij goed, wat er aan de hand was, of Kim was bij hem neergeknield, sloeg hem haar beide armpjes om zijn dikken hals en gaf hem een kus.
‘Kim Pim kusje geven! Kim Pim kusje geven!’ riep zij. ‘Kijk Pim, hiel mooi paaldje!’ En zij duwde hem zijn eigen speelgoed tegen zijn bolle wangen. ‘Paaldje ook kusje geven.’
| |
| |
‘Heppe! Heppe!’ riep Pim, terwijl hij het paardje met zijn beide handjes aangreep.
Kim trok het terug.
‘Neen, Kim paaldje hebben. Pim niet paaldje hebben.’
En met een ruk trok zij aan den harkerigen paardenstaart, zoodat het een wonder was, dat zij hem niet los trok.
‘Pim heppe! Pim heppe!’
En Pim kreeg hem, want Kim amuseerde zich nu met een hondje,
dat geluid gaf, als je het hard in zijn lijfje kneep, wat Kim dan ook deed.
‘Woefwoef zegt piep, woefwoef zegt piep!’ juichte Kim, die voor een gewoonte had om alles, wat zij zeide, een paar maal te herhalen. En Pim hield ook nog al van herhalingen.
‘Pim heppe! Pim heppe! Pim heppe!’
En Pim kreeg ook den hond, want Kim had hem nu al weer genoeg naar haar zin geknepen en laten piepen. Zij greep Pims zilveren rammelaar en klingelde ermede uit den treure. Pim had het paardje en den woefwoef tegen zich aangedrukt, en kreeg in 't volgende oogenblik den rammelaar op zijn gezicht, dien Kim weggooide, omdat zij een schaapje ontdekte in den hoek van de box. Zij kroop met handen en voeten over Pim heen om het schaapje te halen, en Pim vond alles, wat Kim deed, even mooi
| |
| |
en aardig. Hij keek haar overal na en zijn bolle gezicht was een en al glimlach.
Toen Kim ook van het schaapje genoeg had, liep zij op een draafje de box in het rond, maar telkens struikelde zij over een of ander stuk speelgoed en kwam dan weer boven op Pim terecht, wiens dikke ledematen wel de halve box in beslag namen, zoodat Kim hem haast niet mis kon vallen.
Pim vond het verrukkelijk en kraaide van pleizier, dat het hoogste punt bereikte, toen Kim hem in zittende houding precies op zijn gezicht terecht kwam. 't Was wel een benauwd half-elfje voor Pim, maar zijn gesmoord lachen was toch duidelijk hoorbaar. 't Was zoo'n dwaas gezicht, dat zijn Moeder er ook om in een lach schoot.
‘Toe Pim, blijf daar toch niet altijd liggen als een blok,’ riep zij haar jongen toe, en zij zette hem wat overeind in een hoekje van de box, met zijn rug tegen de leuning.
Kim ging voor hem zitten, greep zijn beide handjes en trok zijn bovenlijfje naar zich toe, om hem op 't volgende oogenblik weer achterover in zijn hoekje te drukken. En zij zong met haar liefste stemmetje:
‘Prachtig, Kimmy, mooi gedaan!’ riep tante Ans, die zat te schudden van het lachen om het leuke tafereeltje. En Pim lachte ook, al kreeg zijn hoofdje bom op bom tegen de leuning van zijn box. Eindelijk zakte hij meer en meer scheef en viel ten slotte als een blok omver. Kim greep hem met beide handjes aan om hem weer op te tillen, en Pim amuseerde zich zoo kostelijk, dat hij al zijn krachten inspande, om haar daarbij behulpzaam te zijn. Toch zou het Kim niet gelukt zijn, den dikken Pim weer in zijn vorige houding te plaatsen, als tante Ans niet geholpen had. Deze tilde hem overeind en zette hem weer in zijn hoekje. Toen liep zij snel naar de keuken, omdat Mina gewaarschuwd had, dat de groenteboer aan de deur was.
Voorzichtigheidshalve trok zij de kamerdeur achter zich dicht, want zij vertrouwde de woelige Kim voor geen cent. En daar had zij gelijk
| |
| |
aan, want Kim stond nu overeind in de box, en vermaakte zich met het houden van klimoefeningen, daar het haar in de box al weer een beetje begon te vervelen. Pim was nog klaar wakker, wat ongetwijfeld te wijten was aan het rumoerige bezoek van zijn buurmeisje, waarvoor hij de grootste bewondering koesterde.
Tot Kims groote verwondering gelukte het haar niet over de leuning van de box naar buiten te vallen, waarvan de reden was, dat deze box het in hoogte aanmerkelijk won van de hare. Maar 't was geen groot bezwaar, want toen zij over den rand keek, ontdekte zij aan den hoek, waarin Pim zat, een koperen kettinkje met een spie aan het einde, welke in een oogje rustte. Met een vlugge beweging rukte zij de spie er uit, en toen was de box aan den bovenkant los. Dat zij bij dien arbeid op Pims mollige beentjes stond, viel haar niet op, zoo was zij in haar werk verdiept. Pim merkte het wèl, want haar leeren laarsjes deden hem pijn, maar hij gaf toch geen kik.
Alles wat Kim deed, vond hij goed.
‘Los! Ketting los!’ riep Kim.
Maar de box ging nog niet open, daar een tweede spie aan het ondereinde nog in het oogje stak. Kim ging daarom dwars over haar vriendje liggen, stak haar handje tusschen twee sporten door, drukte tegen den kant van de box, en op 't zelfde oogenblik ging het hekwerkje open met het gevolg, dat Pim, die met zijn rug in dien hoek zat, achterover naar buiten rolde.
Kim klapte in haar handjes van pleizier, en de dikke Pim lag op zijn rug te lachen, dat hij schudde. Kim liep over Pim heen de box uit, en riep:
‘Box open! Box open! Kom Pim, box open!’
Zij sjorde zoo lang aan Pims dikke ledematen, tot hij een halven slag omdraaide en op zijn buikje terecht kwam. Daar lag hij te spartelen met armen en beenen, en stootte daarbij in de vreugde zijns harten allerlei kreten uit.
Kim knielde bij hem neer en duwde hem met haar beide handjes voort.
‘Vooluit, vooluit, kluipen!’ riep zij Pim toe.
Pim spartelde, wat hij kon, tot opeens zijn rechterbeentje onder zijn linker terecht kwam en hij, voortgeduwd door Kim, een eindje vooruit schoof.
| |
| |
Dat was een vreugde!
Kim gilde het uit van pleizier, en Pim kroop luidkeels lachende verder en verder.
Kim stond op en liep naar de tafel. Daar ging zij op haar hurkjes zitten, stak als een moedertje Pim haar armpjes toe, en riep:
‘Kluipen! Kluipen! Kluipen! Kom, Pim, kom hiel!’
En Pim kroop zonder ophouden. Hij vond het verrukkelijk en kreeg hoogroode wangen van pleizier en van de voor hem ongewone inspanning.
Aan slapen dacht hij niet meer. Hij kroop maar, kroop maar, en snoof daarbij als een kleine stoommachine.
Bom, daar kwam hij met zijn dikken bol tegen een tafelpoot terecht, maar hij nam er niet de minste notitie van en kroop verder, onder de tafel door, tot de theestoof hem in zijn vaart stuitte. Toen hij merkte, dat hij onmogelijk verder kon, werkte hij zich een kwartslag in de rondte, en kroop weer met inspanning van al zijn krachten verder. Bij de minuut ging het beter en vlugger.
Kim sprong van blijdschap om hem heen en riep maar:
‘Pim kluipen! Pim kluipen! Pim kluipen!’
Opeens ging de deur open en kwam tante Ans binnen. Wie beschrijft haar verbazing, toen zij de box open en haar dikken lieveling, met de meeste animo kruipende, midden op den vloer vond.
‘Pim kluipen! Pim kluipen! Pim kluipen!’ klonk haar het stemmetje van Kim toe.
| |
| |
‘Wel verbazend!’ roep Pims moeder verrast uit. ‘Ja ja, zoo waar: Pim kluipen! Heb jij hem dat geleerd, kleine schat?’
En verrukt hurkte zij neder op eenigen afstand van Pim, en riep hem toe:
‘Goed zoo, Pim, goed zoo! Kom bij Mama! Kom bij Mama! Ha, wat heerlijk, dat je kruipen kunt. Nu zul je ook wel gauw leeren loopen! Kom bij Mama, Pim!’
En Pim maakte een kwartslag rechtsom en kroop welgemoed en met hoogroode wangen op zijn Moeder toe, die hem met open armen afwachtte.
Juist kwam de dokter binnen en hij staarde verrukt en met open mond naar zijn jongen, die zich nu al met veel gemak over den vloer voort-schoof.
‘Maar Ans, dat is verwonderlijk! Dat is een sterk stuk van den jongen. Wat heb ik je altijd gezegd? 't Is een wonderkind! Ik heb nog nooit een kind zoo zien kruipen. 't Is fameus!’
‘Pim kluipen! Pim kluipen!’ juichte Kim.
‘Ja lieverd,’ zei tante Ans, ‘en dat heb jij hem geleerd. Maar zeg eens, kleintje, wie heeft de box open gemaakt?’
‘Kim box gemaakt,’ zei Kim. ‘Zoo!’ En zij dribbelde naar de box en trok de ketting met de spie in de hoogte. ‘Kim box gemaakt.’
‘Ja, open gemaakt bedoel je, hè, kleine handje-gauw. Ha, daar hoor ik Mama. Ja, ja, daar is ze. Dag! Kijk eens, Pim kruipt, Pim kruipt! Dat heeft Kim hem geleerd. Terwijl ik even in de keuken was, heefr dat kleine ding de spietjes uit de box getrokken en is er met Pim uitgegaan. Is het niet vermakelijk?’
‘Dat is het zeker. Kijk me die Pim eens kruipen. Hahahaha, 't is grappig om te zien. Zeg Ans, nu zal zijn slaapperiode wel gauw voorbij zijn. Kom Kimmetje-lief, we moeten naar huis, kind. Dank je wel, Ans. Tot wederdienst bereid.’
Pim was haast niet meer in zijn box te houden na dien gedenkwaardigen morgen. Zijn grootste lust was het, overpoosd door de kamer rond te kruipen, en zelfs 's middags kon zijn Moeder hem niet dan met moeite naar zijn bedje krijgen om een poosje te slapen.
Hij had, onder leiding van Kim, groote vorderingen gemaakt.
|
|