las de achterzijde van de enveloppe: p. tomaten, filly plum, eyeliner, 2 zw. panties, milk (m. lanol.).
Vergeten, dacht ze, evenals de wijn. Het feest was voorbij en de boodschappen en Coby, Coby ook. Ze scheurde het papier aan stukken. Moeder had, te lui om een ei te bakken, hongermaaltjes gegeten, maar taart en vis had ze weggegooid en de pan afgewassen. En zo was het, afwassen, uitwissen, als was het een droom die je wat wijsmaakte en beter vergeten kon.
Opnieuw het oude patroon. Hier liep ze door de gang met een zak wasgoed, ongeveer een kilo te zwaar, iets wat tijdens de ochtenduren oogluikend werd toegestaan. Ze zette de zak voor haar voeten en opende de deur van de voorkamer.
‘Ik ga wassen,’ zei ze. ‘Wat moet ik voor vanavond halen?’
Eentoniger dan voorheen verstreken de dagen. Mevrouw Beijer at zoals ze 's nachts sliep: weinig en met tegenzin, het maakte niet uit wat ze kreeg voorgeschoteld, een lepel vol en ze kon niet meer. Ze bracht het klein gesneden en geprakte voedsel met theelepeltjes naar haar mond, kauwde traag en veelvuldig, legde het echter liever terug en speelde zo een uur lang. Thee en melk hielden haar voornamelijk in leven en Hanna liet het erbij. Overdag sliep ze veel, soms aan één stuk, en regelmatig volgde Hanna haar voorbeeld en liet zich bij de kachel of aan het raam onderuitzakken. Na het eten las ze haar moeder voor uit de krant en mevrouw Beijer luisterde stil en zuchtte spijtig wanneer de krant werd toegevouwen, niet omdat ze begerig was naar meer nieuws maar omdat Hanna direct zweeg en het vertikte in de nabijheid van het bed te