Coby lachte en negeerde Dannie die een lelijk gezicht trok. ‘Ik bedoel dat ie homofiel was moeder.’
‘Ik weet best wat je bedoelt,’ zei mevrouw Beijer geprikkeld. ‘Maar ik hou niet van vuile woorden. En het is niet waar.’
‘Hij had toch zulke aardige vrienden? Dacht je nou heus...’
‘Hou toch op,’ zei Dannie.
‘Dan is Dannie dat ook,’ zei mevrouw Beijer, ‘want die heeft ook vrienden. Ik heb er hier zelf 'n keer twee gezien die 'm kwamen halen.’
‘Wat ben je vandaag bijdehand,’ zei Hanna.
‘Jij bent anders stil,’ zei Coby.
‘Ze heeft kiespijn,’ zei mevrouw Beijer. ‘Vanmorgen al in de kerk. Zat ze er eau de cologne op te doen en als ik vraag waarom ze dat doet, zegt ze niks.’
‘Jij hebt altijd gezegd dat we in de kerk onze mond moesten houden.’
‘Maar zoiets...’ Mevrouw Beijer bracht vertwijfeld haar handen omhoog.
‘Toen ze zelf zat te praten keken de mensen om.’ Bij iedere slok wijn leek de pijn af te nemen en werd het lichter in haar hoofd. ‘Ze heeft zich vanmorgen 'n half uur op der rug laten kloppen. Dat mens heeft wonderen verricht, ze heeft al 'n paar uur niet gehoest.
‘Jullie spotten met me.’
‘Ja, en nou is 't afgelopen,’ zei Dannie. Hij knikte in de richting van zijn schoonmoeder die er als een hond die vergeefs naar zijn baas heeft gezocht, bijzat. ‘Ze komt hier Kerstmis vieren en dit is toevallig mijn huis.’
‘Ook het mijne,’ zei Coby.
De enige die zich niets van de woordenwisseling aan-