zag hem met gebalde vuisten voor de jongens staan. Ze schoof het raam verder omhoog en leunde naar buiten. ‘Moet je mij eens flikken,’ hoorde ze haar man zeggen. ‘Hè? Nou durven jullie niet, klootzakken.’ De jongens durfden wel, ze lachten hem honend uit en een van hen schopte hem tegen zijn knie. Dannie haalde uit en sloeg de jongen tegen de wand van het tentje zodat het ervan schudde. Er hingen nu meer mensen uit de ramen. Sommigen vuurden hem aan. ‘Sla ze maar helemaal dood.’ Anderen waren bang dat het slecht af zou lopen. ‘Kom nou naar huis,’ schreeuwde Coby. De kleine stond te dreinen en in paniek aan haar rok te trekken.
Meneer Vink kwam zo vlug hij kon uit de telefooncel gelopen en riep naar boven, met de handen aan zijn mond opdat de jongens het niet konden horen en er vandoor zouden gaan: ‘Ik heb de politie gebeld.’ Hij zag er een stuk veerkrachtiger uit nu hij daadwerkelijk iets gedaan had dat tot bestraffing van zijn aanranders zou kunnen leiden. ‘Ze zijn al onderweg.’
Er ging een kreet van ontzetting door de toeschouwers op de stoep. ‘Olie! Hij heeft olie gegooid!’ Met een van pijn en schrik vertrokken gezicht strompelde Dannie het tentje uit, kijkend naar zijn broek die ter hoogte van zijn knieën stond te roken. Coby rende het huis rut, de voordeur openlatend. Voor ze het portiek uit was, reed een politiewagen voor.
‘Pas jij op Loes,’ riep ze naar een buurvrouw. ‘De deur staat open,’ en toen snelde ze, half huilend: ‘Doet 't pijn? Doet 't pijn?’ naar de overkant. Ze wilde de jongens aanvliegen maar werd er evenals Dannie van weerhouden door het publiek. Over en weer werden verwensingen geroepen en de baas van het tentje had het het hardst te