Kaikai, de kaaiman
Rani was nauwelijks de deur uit, of de heks begon heel vals te lachen. Ze zette een grote ketel op het vuur en begon te koken, terwijl ze erbij zong:
Spinnen, rattestaarten en geitekeuteldrop
Heerlijk! Daar eet ik mijn vingers bij op!
Kakkerlakkelever en ringwormenbloed
een snufje kaneel en mijn drankje wordt goed
Ik ben Mala, de heks van het woud
- nu nog wat knoflook, peper en zout -
Ik haat alle kinderen die vrolijk zijn
een klein beetje masálá en een scheutje azijn
Twee konijnenogen en een kikkerblaar
een beetje roeren en mijn drankje is kláárrr!’
‘Hahahai!’, lachte de heks.
Toen riep ze Kaikai de Kaaiman bij zich en zei: ‘Drink dit drankje helemaal op.’
Kaikai vertrouwde het niet. Hij boog zijn kop over de ketel en snoof diep. Bah! Het rook naar geitepoep!
‘Drink het meteen op of ik verander je in een vieze, vette spin!’ dreigde de heks.