een lijdensweg. En Birbal moet zo lang mogelijk lijden. Als we hem laten onthoofden, heeft hij maar heel even pijn.’
‘Laten we hem verbannen!’
‘Ach, nee. Dat is toch geen straf? Dan leeft Birbal vrolijk en onbezorgd verder!’
‘Laten we hem een boete opleggen!’
De bedelaars keken elkaar aan. Dit was een heel goed idee! Wat was er erger dan een geldboete? Kon er iets ergers bestaan?
‘Maar hoe hoog moet de boete zijn?’ vroeg de ene bedelaar.
‘Tien gulden!’ zei de ander.
‘Is dat niet een beetje veel?’
‘Misschien. Maar je moet niet vergeten dat koning Akbar erg boos is. Als we Birbal niet zwaar genoeg straffen, wordt de koning boos op òns!’
‘Je hebt gelijk. Maar dan is tien gulden niet voldoende. Twintig gulden zou veel beter zijn. Koning Akbar is dan meteen tevreden.’
‘Twìntig gulden! Weet je wel wat je daar zegt? Waar zou Birbal dan van moeten leven? Zijn vrouw en kinderen zullen omkomen van de honger. En dat zal koning Akbar beslist niet leuk vinden!’
‘Vijftien gulden dan?’
‘Vijftien gulden lijkt me redelijk.’
Zo werden de bedelaars het eens over de straf voor Birbal.