‘Jazeker. Het is hen haarfijn uitgelegd.’
‘Hoe komt het dan dat de vijver niet vol melk zit?’
‘Ik zal U laten zien waarom’, zei Birbal.
Later op de avond vermomden koning Akbar en Birbal zich en gingen de stad in. Ze klopten bij één van de grote huizen in de stad aan.
‘We zijn reizigers’, zeiden ze tegen de bediende. ‘We zijn van ver gekomen en we zijn erg moe. Vraag je meester of we hier mogen overnachten.’
De huiseigenaar was erg gastvrij en bood Akbar en Birbal eten en drinken aan. Terwijl ze aten, zei Akbar:
‘Ik begrijp de gewoonten van dit land niet. Er gebeuren zoveel dingen die vreemd voor me zijn.’
‘Wat bedoelt U?’ vroeg hun gastheer.
‘Gisteren hoorden we dat Uw koning opdracht had gegeven dat iedereen een mok met melk in de paleisvijver moest schenken. Dit vind ik een heel vreemde opdracht. Wat wil de koning met een vijver vol melk doen?’
‘Wel, de reden ken ik niet’, zei hun gastheer die zijn koning toch een beetje wilde verdedigen, ‘maar ik ben er zeker van dat de koning er een goede reden voor had.’
‘Het is gemakkelijk voor U om dit te zeggen’, zei Akbar. ‘U bent rijk. Maar hoe zit het met de arme mensen in de stad? Een mok met melk gooi je niet zomaar leeg.’
‘Het was even moeilijk voor de rijken als voor de armen om een mok met melk weg te gooien’, antwoordde hun