ogen naar Darbikhan.
‘Dat is onmogelijk. Ik heb geen enkele robijn in je huis gezien, noch meegenomen’, antwoordde Darbikhan.
‘Hou me niet voor de gek! Ik heb overal gezocht. Niemand is bij me thuis geweest nadat je me de vorige avond hebt verlaten. Dus jij alleen kan de robijn meegenomen hebben!’
‘Ik heb echt niets meegenomen’, zei Darbikhan weer.
‘Je bent een dief! Ik zal naar het hof van de koning gaan!’ dreigde Grijasingh.
‘Doe wat je wilt’, zei Darbikhan. Hij voelde zich erg beledigd.
Grijasingh ging meteen naar het hof van de koning. Hij nam vier vrienden als getuigen mee. Hij zei tot hen:
‘Als jullie mij in alles gelijk geven, zal ik jullie rijkelijk belonen.’
Toen ze bij koning Akbar kwamen, vertelde Grijasingh zijn verhaal en zijn vrienden ondersteunden hem in alles wat hij zei. De koning wist niet wat hij moest doen en hij riep Birbal bij zich om de zaak te onderzoeken.
Birbal dacht even na en liet toen wat klei halen. Hij gaf iedere vriend van Grijasingh een stukje klei. Toen vroeg hij de vier vrienden of ze de robijn hadden gezien.
‘Ja’, zeiden ze tegelijk. ‘Grijasingh heeft de robijn gisterenavond laten zien.’
‘Goed’, zei Birbal. Toen riep hij de wacht en hij gaf de volgende opdracht:
‘Zet elke man in een aparte kamer. Daar moet hij de