Op de verkeerde plek
Met jaloezie lees ik de artikelen waarin mensen herinneringen ophalen aan de val van de Berlijnse Muur, twintig jaar geleden. Ik was er niet bij. Had wel gekund. In de jaren tachtig was ik een tijd correspondent in Duitsland. Maar toen de Muur open ging vervulde ik die functie in Italië, in Rome. In de novemberdagen van 1989 moet mijn tandengeknars tot buiten de eeuwige stad te horen zijn geweest.
Dat kun je hebben als buitenlands correspondent. Bonn, Rome, mooie posten, zeker, maar net als jij er zit gebeurt er niet veel. En stilstaand water kan tot fraaie bespiegelingen leiden, maar niet tot adembenemende berichtgeving. Toch is dat wat je wilt. Want heb je niet met vrouw en kinderen het benauwde maar ook zo vertrouwde Hollandse gemier achter je gelaten om, ook al is het maar voor even, in de volle wind van de wereldgeschiedenis te staan?
Rome paste me als een jas, maar in die novemberdagen schuurde hij. Want de val van de Muur was een wonder. De geschiedenis leert dat grote rijken met veel oorlogsgeraas verdwijnen. Maar de Sovjet-Unie en het Oost-Europese communisme zakten geluidloos in elkaar, als een man met een fataal hartinfarct. Bij de Muur klonk niet één schot.
Een mirakel.
In november 1989 veranderde de wereld, maar ik zat in Rome te schrijven over dingen die nooit veranderen: het Vaticaan en de maffia. Ook een bord spaghetti alle vongole en een glas Frascati, doorgaans zo troostrijk, konden het besef niet wegnemen dat ik aan de verkeerde kant van de Alpen zat.