Vechten of berusten?
Maarten van der Weijden kun je vergelijken met Lance Armstrong. Beiden hadden kanker. Beiden overwonnen hun ziekte en bereikten het hoogste in hun sport. Fietser Armstrong won zeven keer de Tour de France, zwemmer Van der Weijden haalde goud op de Olympische Spelen.
Maar er is één verschil. Armstrong meent dat ijzeren vechtlust en positief denken hem geholpen hebben bij het verslaan van de kanker. Van der Weijden niet. Hij deed het anders. Hij vocht niet, maar berustte. Hij liet alles gewoon over zich heen komen. ‘Ik dacht: ik kan nu overleven of ik kan sterven; het enige dat ik kan doen is hier gaan liggen en het allemaal ondergaan’, zei hij tegen NRC. ‘Ik heb domweg geluk gehad’, vindt hij achteraf.
Van der Weijden en Armstrong, twee geweldenaars. Toch bewonder ik vooral de moed van Van der Weijden om zo over zijn ziekte te praten. Want hij gaat dwars tegen de tijdgeest in. Wie tegenwoordig ziek is, hoort net als Armstrong te vechten, zich te verzetten. Deze opvatting gaat ervan uit dat de geest sterker is dan het lichaam, dat beter worden een kwestie is van willen. Dit denken is zover doorgeschoten dat sommigen menen dat wie sterft dit aan zichzelf te wijten heeft. Zo krijgt de dode nog een trap na: hij is overleden omdat hij niet positief genoeg is geweest.
Van der Weijden zag in dat de mens zijn lot niet in eigen hand heeft. Hij aanvaardde de dood als onderdeel van het leven. Want een mens hoeft nergens voor te vechten. Hij krijgt alles. Op zijn tijd.