Ze hebben hem al!
Als ik met de mountainbike door het bos ga, groet ik elke wandelaar. Mijn tempo is van dien aard dat ik daar ook alle tijd voor heb. En elke keer dat iemand iets terug zegt, ben ik blij. Want voor veel wandelaars ben je toch melaats en hoor je met die gekke fiets op de verharde weg te blijven. Een wedergroet blijft dus uit. Wel kun je een giftige blik hebben. Ik groet niet alleen omdat ik goed ben opgevoed. Het bos is puur natuur. Als mens hoor je daar ook puur natuur te zijn, te voet dus. Als fietser blijf je een binnendringer. In mijn groet klinkt dan ook altijd een licht excuus door aan de wandelaar, de koning van het bos.
Ja, ook in het bos kan de communicatie tussen de weggebruikers beter. Vroeger deed ik aan hardlopen. Tegenwoordig zijn joggers als mussen, niemand kijkt er van op. Maar eind jaren zeventig was dat gedraaf nieuw. Toen kreeg je steeds te horen: ‘Ze hebben hem al!’ Helaas viel een passend antwoord mij pas in als ik weer honderd meter verder was. Ik probeerde dat dan te onthouden voor een volgende keer. Maar dan was ik het weer kwijt. Hardlopen is misschien goed voor hart en longen, voor het geheugen doet het niet veel.
Eén keer was ik alert. Toen een corpulent heerschap weer eens riep dat ze hem al hadden, schreeuwde ik hem toe: ‘Dat is maar goed ook, want jij zult hem nooit krijgen!’ Even bleef het stil. Toen barstte hij uit in een scheldkanonade, waarin hij uitdrukkelijk refereerde aan mijn haarkleur. Voor alle zekerheid versnelde ik mijn pas.