Onvergetelijke indruk
Het is stil in huis. De kleinkinderen zijn weg. We hadden ze een week hier. Twee meisjes. De oudste is bijna drie en de kleinste anderhalf. Ze houden je wel bezig. Als het leven net begint, zit een mens nog vol energie. We draaiden volcontinudienst. Een werkgever die zijn personeel zoveel uren laat maken, riskeert gevangenisstraf.
Nog nooit heb ik in een week zoveel beren broodjes zien smeren. Ook met de woningmarkt kan het alleen maar beter gaan, gezien het aantal keren dat ik ‘In Holland staat een huis’ heb gezongen. Wel voelde ik bij de zoveelste ‘Deze vuist op deze vuist’ lichte agressie opkomen.
De oudste puzzelt graag. Ongelooflijk hoe snel ze de stukjes van de grote olifant en de twee kleintjes in elkaar wist te passen. Ze kon het beter dan ik. Het is een bijdehand kind. Of opa ziet het allemaal niet meer zo goed. Ik heb een duidelijke voorkeur voor de eerste optie.
Nu kruipen ze thuis weer over de vloer. Zullen ze straks nog weten dat ze zoveel dagen hier waren? En zullen ze later, als ze volwassen zijn, een beeld hebben van opa en oma?
Want dat is toch wat je hoopt als grootouder: dat je zo lang leeft dat je kleinkinderen later een blijvend beeld van je hebben. Aan mijn vier grootouders bewaar ik slechts zeer vage herinneringen. Een opa zie ik nog zitten op een tafel, een pak naaiend. Verder zijn er alleen gezichten in de mist.
Zal ik beklijven? Ik zal nog veel moeten zingen en puzzelen voor ik in veilige haven ben. Ik heb nog geen onvergetelijke indruk gemaakt.