De Prins Bernhardstraat
Naar nog levende mensen worden zelden straten of pleinen genoemd. Logisch. Veel te link. De levende mens verkeert altijd in de nabijheid van de scheve schaats. Eén piccolootje met een foute vrouw in een hotelbar kan veertig jaar deugdzaamheid naar de knoppen helpen. En daar sta je dan als gemeente met je mooie straat, genoemd naar een schuinsmarcheerder.
Een verstandige straatnamencommissie komt daarom pas tot leven als de beroemdheid dood is.
Op deze regel is één uitzondering. De voortreffelijkheid van leden van het Koninklijk Huis wordt zo hoog geacht dat volle pleinen al naar hen genoemd worden als zij de luier nog vol doen.
Dat deze adoratie voor de Oranjes niet zonder risico is, onderstreepte prins Bernhard tijdens zijn hele leven. Hij was de laatste representant van het oude Europa van de adel, de kastelen, de pracht en de praal uit de negentiende eeuw. Lang leve de lol. Geld op? Geen nood, altijd wel een vliegtuigbouwer die laag over kwam. Elk schandaal overleefde hij, altijd hoofs, nooit hoofdelijk aansprakelijk. Zijn wereld was al in 1918 gestorven, maar hij leefde nog tot 2004.
Het Nieuw Republikeins Genootschap wil nu de naam Bernhard uit het straatbeeld verwijderen. Niet doen. Elke Prins Bernhardstraat is een geschiedenisles. Bernhards feestkop blijft de enige levende herinnering die wij hebben aan het Europa van de keizers en de Sissi's. Dat moet je koesteren. Maar ja, geboren in het Europa van de jachtmeesters, stierf Bernhard in dat van de boekhouders.