Zeikerd
Mijn moeder was onverbiddelijk. Altijd je bord leeg eten. Ooit lustte mijn broer zijn middageten niet. Moeder liet hem niet van tafel. Twee dikkoppen. Om vijf uur zat hij nog met een stalen gezicht achter zijn prak in de keuken. Toch had de lange duur van de actie de compromisbereidheid vergroot. Toen mijn moeder de tafel weer moest dekken voor het avondeten, stelde ze hem grimmig voor enkele happen te nemen, waarna zij de rest zou opruimen. Zo geschiedde. Dat heb ik als ijzeren wet meegekregen: lekker of niet, wat op tafel komt, eet je op. En je betoont dankbaarheid aan degene die je gespijsd en gelaafd heeft. Als ze in een restaurant vragen of het lekker was, zeg ik altijd ja. Ook al was het maar zozo.
Toch heb ik wel eens een probleem. Dat is als ik een wijn voor mijn neus krijg die kurk heeft. Gebeurt gelukkig vrijwel nooit. En ik ben altijd blij als iemand anders het zegt. Want als je over de wijn begint, ben je voor je omgeving direct een zeikerd. Bij enige twijfel drink ik dus gewoon mijn glas.
Maar laatst in Roermond, in zo'n pretentieuze tent waar de compositie op het bord belangrijker is dan de smaak van de gerechten, sloeg de kurklucht me tegemoet. De ober, met een blik in zijn ogen alsof hij een mierennest kwam opruimen, droeg mijn glas zwijgend weg. Geen excuus, niks.
Je moet altijd je bord leeg eten, maar je hoeft niet alles te slikken.