Hemaworst
Het enige dat ik van Nederland mis, schreef Gerrit Komrij toen hij in Portugal woonde, is de warme, halve rookworst van de Hema. Geloof ik direct. Een tijd lang kon ik mij een worstloos bezoek aan de stad niet voorstellen. Maar ik eet geen Hemaworst meer uit het vuistje. Achter in de winkel, net voorbij het ondergoed, laat ik de worsten onberoerd zweten in hun gloeiend nat.
Ik ben niet gestopt omdat de worst zo sappig is dat een stevige beet meteen spetters geeft op je overhemd. Ik geneer me happend in zo'n worst over straat te gaan, een drukke winkelstraat zelfs, met het risico een bekende tegen te komen, die mijn lofzangen op de Italiaanse keuken in een keer met heel andere ogen zal bezien.
Toch bleef ik dezer dagen weer bij de Hema staan. Een groot reclamebord op de gevel meldde dat de fameuze rookworst, decent en royaal versneden, nu ook te nuttigen was als ingrediënt van een stevige erwtensoep. Aangezien de consumptie van de worst hiermee aanzienlijk aan decorum wint, besloot ik naar binnen te gaan.
In de zelfbedieningscounter was slechts een man vóór mij. Maar hij had alle tijd. In alles straalde hij uit dat dit - het bijeenschrapen van een welgevulde erwtensoep - het belangrijkste was dat hij vandaag te doen had. Diep ging hij met de grote soeplepel door de groene brij, haalde voorzichtig als een beroepsvisser zijn buit omhoog en monsterde langdurig de inhoud. En elke keer was het vonnis gelijkluidend: te weinig schijfjes worst, dus weg er mee. Hij verkende elke uithoek van de pan, zonder mij ook maar een blik waardig te keuren. Hoewel het eindresultaat hem zo te zien nog niet echt kon bekoren, liep hij ten slotte toch naar de kassa. Toen ik. Inmiddels waren een man en een vrouw aangeschoven. In de eerste schep die ik naar boven haalde was geen schijfje te zien. Terug. In de tweede zag ik er één. De groene vijver was leeggevist. De vrouw achter me begon diep en demonstratief te zuchten. Ik besefte dat het zo'n dag is dat je tot de verliezers behoort.