Mijn rampenpak
In de kleerkast hangt, helemaal achterin, een antracietgrijs pak. Eenzaam in het donker. Zo hoort het ook. Duisternis past beter bij dit pak dan licht. Met zijn sombere kleur en strenge maatvoering hoort het in een andere categorie dan de alledaagse jasjes en broeken die meer voor het grijpen hangen. Ik heb het pak maar zelden nodig. Het komt alleen tevoorschijn bij gebeurtenissen die tot de diepte- en hoogtepunten van het menselijk bestaan behoren. Bij begrafenissen en crematies vooral, maar ook bij dure bruiloften en bij recepties van huwelijken die een halve eeuw of langer hebben standgehouden. Kortom, bij diepe rouw en eeuwige trouw hijs ik mij in mijn rampenpak.
Meestal moet ik eerst de sporen van de vorige ramp uitwissen. In de vele zakken van het pak vind ik bidprentjes, routebeschrijvingen naar crematoria en parkeerkaartjes. Dat blijft allemaal achter doordat ik bij thuiskomst niet weet hoe snel ik mij van mijn plechtige grijsheid moet ontdoen.
Ik ben altijd opgelucht als mijn rampenpak weer ongeschonden de kast in kan. Je loopt op zo'n dag immers voortdurend gevaar. Anderen knoeien bij voorkeur in mijn directe nabijheid met koffie, rode wijn en olierijke olijven. Maar ik moet toegeven dat ook mijn eigen fijne motoriek tot weinig vreugde leidt. Dus als mijn pak 's avonds in vlekkeloze staat terug kan naar zijn plekje, is er weer een ramp afgewend.