Moeder en Mulisch
Mijn moeder heeft nog ooit broodjes gesmeerd voor Harry Mulisch. In september 1969. In het dorp organiseerden we met onze studentenclub toen een vredesweek. In die tijd was de jaarlijkse vredesweek een groots gebeuren. Omdat de derde wereldoorlog voor de deur leek te staan, barstte in stad en land overal een week lang de vrede uit.
Mulisch was een van de sprekers op onze avond over Latijns-Amerika. En omdat mijn moeder een aanhanger was van de opvatting dat een mens die niet goed gegeten heeft, tot niets in staat is, laat staan tot het redden van de wereldvrede, werden de sprekers bij ons thuis uitgenodigd voor een overvloedige broodmaaltijd.
Mulisch maakte grote indruk aan tafel. Onder het welwillend oog van mijn moeder verslond hij een berg broodjes. Tegelijkertijd was hij onafgebroken aan het woord over Cuba, waar de vuige kapitalisten waren verdreven en de communistische weldoener Fidel Castro, een nieuw aards paradijs had gesticht. Eten, praten, Mulisch combineerde het op een wijze die beschaving en langdurige oefening verried. Het brood leek via een geheime ingang in de literator te verdwijnen. Het zou een onvergetelijke avond worden. Het dorpshuis was afgeladen vol. De zaaldeuren moesten open blijven, de mensen stonden tot op de gang. Mulisch stal de show. Maar goed ook, want hij slokte in zijn eentje bijna ons hele vrijwilligersbudget op. Toen ik hem later zijn gage van duizend gulden betaalde, besefte ik dat het kapitalisme nog lang niet was uitgeroeid.