Het was madsig
Als het benauwd en broeierig was, sprak mijn moeder over ‘madsig’ weer. Ze was Brabantse. Als het in de rest van het land heet en drukkend was, dan was het in Brabant madsig. Ik heb het nog eens nagekeken in de Van Dale, maar madsig bestaat niet. Althans niet officieel. Mensen kunnen zeggen wat ze willen, maar echt Nederlands is het pas als het in de Van Dale staat. Jammer, want soms geven woorden uit dialecten of streektalen de dingen veel preciezer weer dan de officiële taal. Zo is er geen Nederlands woord dat het voortdurende geschuif en gedraai van kinderen op de achterbank van een auto zo raak typeert als het Limburgse schravelen. Waarom zijn woorden als madsig en schravelen zoveel beter, zoveel nauwkeuriger dan hun Nederlandse equivalenten? Welnu, dat is het grote geheim van de taal. Je voelt meteen dat deze woorden de perfectie in zich dragen, maar je zult nooit kunnen zeggen waarom. Verder dan een armoedige poging kom je niet. Meestal vangen ze in dat ene woord een hele bladzijde aan betekenissen. Madsig heeft de sisklank van suf, slap en sloom, van zweet en zwoel. Het eerste deel van het woord sleept de uitputting met zich mee van mat en moe. En het hele woord madsig verschilt maar één letter van vadsig en dat hoort ook bij de toestand waarin weer zoals gisteren je brengt.
Toen ik bij Google madsig intikte, vroeg het spiegeltje aan de wand: bedoelde u vadsig? Ja inderdaad, maar ik bedoelde nog zoveel meer, ik bedoelde madsig.