Laatste fles
Na de dood van mijn vader, ruimden we zijn spullen op. Uit de kelder kwamen een paar dozen goede wijn. Althans, die verwachting wekten de etiketten. Maar fles na fles bleek de treurige weg van wijn naar azijn reeds grotendeels te hebben afgelegd.
Uit zijn nalatenschap kon niet op de nagedachtenis van vader worden gedronken. Daartoe moest ik een eigen fles opentrekken. Dat heb ik overigens met liefde gedaan, meerdere keren zelfs. Vader kocht dure wijn, maar dronk goedkope - de toppers waren voor later. Nee, deze Kerstmis niet, zei hij, misschien volgend jaar. Maar dan klonk weer hetzelfde refrein. Mijn vader hoorde tot de categorie wijndrinkers, die er niet toe kunnen komen de schroef van de opener in de kurk van hun beste flessen te drijven.
Hij was meer wijnvrek dan wijnliefhebber. Dus dronk hij eenvoudig spul. Twee glaasjes elke avond. Waarbij mijn moeder, die altijd zat te lezen, bij het tweede glas streng boven haar bril uitkeek en afgemeten informeerde of hij niet al aan zijn derde bezig was.
Ik doe het anders. Nu een jaar geleden besloot ik na een zware operatie meteen aan mijn mooiste flessen te beginnen. Waarom wachten? De dood, die verraderlijke geheelonthouder, wacht toch ook niet? Over mijn laatste uur, weet ik niets. Over dat van mijn flessen gelukkig iets meer.