Een hekel aan stolseltjes
Dat het bij de trombosedienst een dolle boel is, kan ik niet zeggen. Bovendien is het maandagmorgen. Zacht pratende mensen. Wachten op het prikje. Om de zoveel tijd moet ik hier zijn om de dikte van het bloed te laten controleren. Met alle mensen in de wachtruimte heb ik iets gemeen. We hebben een hekel aan stolseltjes in het bloed. Die dingen leiden zelden tot iets goeds.
De mevrouw van de prikdienst zit in een klein kamertje. Haar afwerkplek. Routineus zoekt zij de ader. Haar handigheid bij het aftappen van bloed is te vergelijken met de vaardigheid van een oude kastelein bij het aansluiten van een nieuw vat. Verder is er geen gelijkenis met het café. Ik heb tenminste nog nooit gehoord dat het geslaagde afvullen van het buisje met het woord proost werd begroet.
Veel mensen hier slikken bloedverdunners. Die hebben namen als Marcoumar of Acenocoumarol. Als je niet beter wist zou je denken dat het hier drukke plaatsjes aan de Côte d'Azur betreft. Zou zo in een reisgids kunnen staan: ‘Via het schitterende bergdorpje Marcoumar bereikt de reiziger de brede boulevard van Acenocoumarol’.
Medicijnen hebben vaak de meest ingewikkelde namen. Alsof de farmaceutische industrie bang is dat mensen op een gegeven moment weten wat ze slikken. En dan zul je ook nog net zien dat tegen de tijd dat je het woord Acenocoumarol vlekkeloos uit kunt spreken, de dokter je iets anders voorschrijft. Maar ach, ik moet niet zeuren. Onze gezondheidszorg kent ernstigere ongemakken.