Het oude dorp
Vroeger lag mijn geboortedorp Nederweert verscholen achter kanalen en korenvelden, ver van alle herrie en drukte. Een boerendorp waar de mensen zo hard werkten, dat ze geen tijd hadden zich af te vragen of ze gelukkig waren of niet. Het leven was zoals het was. Het dorp had genoeg aan zichzelf. Je werd er geboren en je ging er dood. Slechts zelden kwam je eruit. Alleen ziekte of een grote aanschaf noopten tot bezoek aan de stad.
Nu is er geen ontkomen aan Nederweert. De snelweg A2 scheert er aan voorbij. En naast de weg explodeert de economie: fabrieken, wegrestaurants, tankstations. Ruw is het dorp uit het maagdenvlies van zijn verleden gerukt. Alleen de imposante Lambertustoren getuigt nog van hoe het was. Elke keer als ik er langs kom, op weg naar het noorden, word ik week. Alles wat herinnert aan de onbekommerdheid van mijn jeugd is onder asfalt bedolven, onder beton begraven. Hier, waar nu de weg loopt, fietsten wij vroeger over een slingerpad door ongerepte velden, langs beekjes, bosjes en paddenpoelen. Het enige geluid kwam van een loeiende koe. En hier, bij het ruisende water van een sluisje, vingen wij kikkervisjes, die we in een jampotje stopten. Nu ruist hier geen water meer. Hoogstens als de bezoekers van McDonald's het toilet doorspoelen.