Blank en zwart in Margraten
De stank was onbeschrijflijk.
Met honderden tegelijk werden gesneuvelde Amerikaanse soldaten in de winter van 1944 naar de nieuwe begraafplaats in Margraten gebracht. ‘Ze stopten nooit met de aanvoer. Ze werden binnengebracht als boomstammen. Het was horror’, herinnert zich een getuige.
De aanleg van de begraafplaats in de ijzige winter van '44-'45 was niet onomstreden. Boeren mopperden. De plek die de Amerikanen hadden uitgezocht lag op de beste landbouwgrond. Maar kapitein James Shomon veegde alle bezwaren weg met één opmerking: ‘De beste grond is niet goed genoeg voor mijn mannen.’
En zo trok er maandenlang een lijkenkaravaan door het dorp. Aangekomen op hun laatste rustplaats werden de kadavers, vaak zonder hoofd of ledematen, geïdentificeerd door blanke Amerikaanse militairen. Het graafwerk in de bevroren grond was voor de zwarte soldaten. Want in het Amerikaanse leger was strikte rassenscheiding. De laagste baantjes, zoals chauffeur, waren voor de zwarten; de oorlogsvoering, de medailles en de heldendood voor de blanken. Samen met zijn zwarte makkers begroef Jefferson Wiggins zo'n 200 blanken per dag.
Dezer dagen was Wiggins (84) hier terug. In Maastricht vertelde hij over zijn ervaringen. Ik wilde er heen, maar mocht de zaal niet in. Het bleek om een besloten bijeenkomst te gaan. Toen ik buiten stond, had ik het gevoel dat er een vreemd soort historische gerechtigheid school in het feit dat ik als blanke deze zwarte vandaag niet mocht beluisteren.