Vijfduizend kijkuren
Mijn opticien stuurde een brief in een goed leesbare letter. ‘Uw bril heeft er inmiddels al weer vijfduizend kijkuren opzitten’, schreef hij. Tijd voor een gratis onderhoudsbeurt. Hij zou hem helemaal schoonmaken, ook op de plekjes ‘waar u normaal niet bij kunt komen’. Ik wist niet dat mijn bril plekjes heeft waar ik niet bij kan komen, maar ik moet toegeven dat ik er ook nooit intensief naar gezocht heb.
Maar het meest stond ik toch te kijken van die vijfduizend kijkuren. Dat is veel. De brief deed schuldgevoel opkomen. Doe ik wel genoeg voor mijn bril? Want als bril heb je het niet altijd gemakkelijk. Je komt op de vreemdste hoofden terecht en je moet maar overal mee naartoe. Ook kun je pech hebben met je kijkuren. Op de neus van een veldwachter die in weer en wind door het bos kruipt, leid je een veel corrosiever bestaan dan voor de kijkers van een chemicus in een stofvrij laboratorium.
Met enig zelfverwijt ten opzichte van mijn gewaardeerde hulpmiddel haastte ik mij dus naar de opticien. Even overwoog ik nog de vermoeide bril in zijn koker te doen en een oude op te zetten, teneinde hem niet nog verder over de vijfduizend kijkuren heen te jagen. Maar ik wilde de opticien natuurgetrouw tegemoet treden.
De onderhoudsklus was zo geklaard. Niettemin sprak de opticien me vermanend toe. ‘U heeft zo'n mooie bril, maar in de krant staat u nog steeds met dat oude ding op.’ Ik mompelde dat ook met een nieuwe foto mijn column het vooral van de tekst moet hebben.