Een kroeg om te roken
Met mijn broer liep ik door Tilburg. We wilden ergens iets gaan drinken. Als wij bijpraten doen wij dat graag in de rustgevende nabijheid van een trappist. Punt is alleen dat hij niet van zijn bier kan genieten zonder sigaret. Maar bij elke kroeg waar wij tussen de kerstversiering door naar binnen tuurden, zagen wij slechts blije, rookvrije gezichten.
Mijn broer, die in Tilburg woont en daar manmoedig mee omgaat, zag zijn mogelijkheden snel slinken. In een café waar hij bij een vorig bezoek nog had gemogen, bleek inmiddels ook de dictatuur van de frisse lucht te heersen. De kastelein, met de nederlaag nog in zijn ogen, deelde op fluistertoon mee dat een collega, iets verderop, moedig weerstand bleef bieden. Maar dat was gisteren, waarschuwde hij. Hoe het nu was, durfde hij niet te zeggen. Het rookverbod is een oorlog, met dagelijks wisselende fronten. Mijn broer knikte begripvol en stond al weer buiten.
Toen we bij het betreffende kroegje kwamen, meenden we even dat het gesloten was, zo duister was het. Een goed teken. Wetsovertreders houden niet van licht. En ja: binnen aan de bar zaten een paar mensen te roken. Toen wij binnenkwamen, maakten ze hun sigaret meteen uit. Zouden ze ons aanzien voor inspecteurs? Daar is een ruime fantasie voor nodig, maar in deze tijd is niets meer zeker.
In doodse stilte zochten we een tafeltje. We voelden de blikken. Nog voor we onze jassen uitdeden, legde mijn broer een zak shag op tafel. Het café kwam weer tot leven.