De stilte en Connie Palmen
We leven in een tijd van herrie en getetter. Rust is schaars. Oorden van stilte en bezinning zijn niet er niet veel meer. Naast kerken en kathedralen, reken ik daar ook openbare leeszalen toe. Hier kom je weliswaar niet nader tot God, maar, met enig geluk, wel tot meer kennis en inzicht. Bovendien is dit alles gratis en hoef je niet in te loggen.
Toch rukt ook in de leeszaal de tijdgeest op. Hoorde je vroeger alleen het geritsel van een krant en het voorzichtige schuiven van stoelpoten, nu heerst er rommelige informaliteit. Tegenwoordig moet alles kunnen, ook in de leeszaal. Geen ernstiger verwijt vandaag de dag dan stil en stijf te zijn.
Neem vorige week. Terwijl ik in Opzij een interview met schrijfster Connie Palmen zit te lezen waarin zij zegt dat alleen bange mannen interessant zijn, komt er een heer tegenover me zitten die in een grote appel begint te bijten. De vrucht smaakt, zo te horen. Even later verschijnt een gedempt sprekend stel. Hij zet een cola voor zich neer, zij begint een broodje uit te pakken. Samen hebben ze één tijdschrift. Ze wekken de indruk daar ruim voldoende aan te hebben.
Een stukje verderop begint een kind te jengelen. Mamma wil haar artikel uitlezen, de kleine wil weg. Mamma houdt vol, de kleine ook. Intussen raakt mijn overbuurman steeds verder in zijn krant en zijn appel. Ik hoor dat hij succesvol op weg is naar het klokhuis. Even overweeg ik iets te zeggen. Maar wat? En ik durf ook niet goed. Dit is zo'n dag dat ik alleen interessant ben voor Connie Palmen.