Onze oorlogsmisdaad
Elke oorlog is smerig. Elke oorlog kent zijn misdaden. Behalve die van ons. Eind jaren veertig probeerden wij in een bloedige oorlog Indonesië bij Nederland te houden. In 1947 moordde ons leger het dorp Rawagedeh uit. Honderden mannen werden willekeurig opgepakt en doodgeschoten. Toch staat dit nergens beschreven als oorlogsmisdaad. Rapporten hebben het over ‘een exces’.
Taal is het machtigste wapen van de autoriteiten. In psychiatrische inrichtingen wordt niet geïsoleerd, maar gesepareerd. Lastige patiënten in ziekenhuizen worden niet vastgebonden, maar gefixeerd. En onze militairen pleegden geen misdaad, maar reageerden iets te fel. Een exces. Foutje.
De nabestaanden van Rawagedeh zoeken al jaren hun recht. Maar Nederland reageert als een looien deur. Deze week liet de staat weten dat alles wat ginds is gebeurd, inmiddels is verjaard. Geen schadevergoeding dus.
Merkwaardig. De roof van Nederlandse kunstschatten in de oorlog door Duitsers, maar ook door landgenoten, is nooit verjaard. Hollandse stillevens zijn kennelijk meer waard dan de levens van ploppers in de dessa.
Wij Nederlanders zijn nooit opgehouden de Duitsers met hun neus door de as van de geschiedenis te wrijven. Voor onze eigen misdaden hebben we een blinde vlek. Geen cent voor de nabestaanden van Rawagedeh. De staat heeft wel aangeboden te komen praten om te helpen bij de verwerking van het verdriet. Ja, praten en preken, daar zijn we goed in. Ons begrip was altijd al ruimer dan onze portemonnee.