werkers getuigen, met oprechte sympathie, van een oh zo dromerige man die altijd rust uitstraalde. De aardse beslommeringen cirkelen, zo lijkt, boven Haimon's hoofd maar dalen zelden op hem neer.
Van erkenning getuigen ook de vele uitnodigingen die men, overigens zeer chaotisch gerangschikt, aantreft in zijn plakboeken. Het lijkt alsof in Limburg geen belangrijk cultureel gebeuren plaatsvond zonder Haimon als spreker, alsof er geen belangrijke gast kon komen zonder dat de schrijver gevraagd werd aanwezig te zijn als woordvoerder van het culturele leven. Erkenning, zij het nog maar in bescheiden mate, ook vanuit de wereld der literatuurwetenschap. Mariëlle Wijers en Mechteld Wijgerinck schreven in het kader van hun bijvak moderne letterkunde een uiterst informatieve scriptie over Haimon en zijn werk. Reeds eerder, in 1977, was er iets dergelijks gebeurd. Toen publiceerden Hilde Marijnissen en Anke Raben-Fabels een doctoraal-scriptie over ‘over de grens’.
Hoewel Paul Haimon in zijn lange schrijversloopbaan veel contacten heeft gehad met en sympathie heeft ondervonden van letterkundigen uit het noorden des lands, is zijn bekendheid aldaar gering. Dit kan te wijten zijn aan het gegeven dat hij zijn idealen nogal spontaan en idealistisch onder woorden bracht. De voornaamste reden voor gebrek aan belangstelling voor zijn oeuvre kan dit echter niet zijn. Goede literatuur is niet streekgebonden. Aan de onbekendheid van zijn werk in het Noorden heeft de auteur zelf meegewerkt. Herhaalde malen verkondigde hij de opvatting, dat hij de omgang met de gemoedelijke zuiderling verkiest boven die met de bovenmoerdijker. Een opmerking die de landelijke critici wel eens in het verkeerde keelgat geschoten kan zijn. De gedachte dat een dergelijke uitspraak uit chauvinisme ontstaan is, ligt immers voor de hand en stimuleert niet tot een artikel waarin de lezer uitgenodigd wordt, kennis te nemen van het werk van de auteur.
Een andere reden die zijn landelijke onbekendheid verklaart, ligt in de aard en de ongelijke kwaliteit van zijn werk.
Paul Haimon schrijft romans en gedichten die lijken te stammen uit een vorige generatie. Zijn ‘hoge’ opvattingen over kunst en de wijze waarop hij die verwoordt, doen soms enigszins wereldvreemd aan, zeker in een tijd van bedreigingen op velerlei gebied. De kunstenaar wordt volgens Haimon gedreven door een heilig vuur en heeft een duidelijk opvoedende taak in het ethische. En de ethiek van Paul Haimon is gevormd door het katholicisme, dat voor hem steeds een inspiratiebron is geweest. Zijn opvattingen en de manier waarop hij die uitdraagt, getuigen van onvoorwaardelijke trouw aan de katholieke leer. Liefde, huwelijk, gezin, gezag, alles wordt gezien vanuit het roomse perspectief en het is niet denkbeeldig dat dit de lezers met een ander of geen geloof nogal vreemd aandoet. Haimon gelooft in die katholieke leer, en het is juist dit katholicisme dat zoveel aan gezag heeft