De vrouwelijke Cartouche
(1987)–Petrus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||
InleidingDe auteur 1Een achttiende-eeuwse tekst roept over het algemeen meer vragen op dan men twee eeuwen later kan beantwoorden. Vaak ontbreekt het aan kennis over essentiële zaken: we weten soms niet meer wie de tekst geschreven heeft, wat de bedoeling was van de auteur, of voor welk leespubliek de tekst bestemd was. Hoewel bij De vrouwelyke Cartouche geen naam op de titelpagina is vermeld, weten we gelukkig wel wie de schrijver is geweest. Deze heeft namelijk de aan de tekst voorafgaande opdracht ondertekend met Petrus Lievens Kersteman. Petrus Lievens Kersteman werd op 24 januari 1730 in de rooms-katholieke kerk aan de Causariestraat in Den Haag gedoopt. Zijn vader was Francis Lievens, afkomstig uit Brussel, en zijn moeder Margareta Kersteman, die in Amsterdam geboren was. Volgens sommige bronnen heeft Kersteman rond 1747 samen met zijn broer Franciscus als cadet gediend in het Staatse leger onder Thierry, die zich in 1749 onderscheiden heeft bij de verdediging van de vesting Bergen op Zoom en de forten op de Schelde tegen de Fransen. Zeker is dat Kersteman van 1751 tot 1753 particulier secre-
1. Handtekening Petrus Lievens Kersteman. (Foto: Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage)
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||
taris was van de Graaf van Schlippenbach, die op kasteel Haanwijk bij Den Bosch woonde. Schlippenbach was als Lieutenant-Generaal in dienst van de Verenigde Nederlanden en tot 1750 commandeur van Lillo en de forten op de Schelde. Na 1753 vernemen wij, op de romans na die van de hand van Kersteman verschijnen, lange tijd niets meer van hem. In 1768 treedt Kersteman in het huwelijk met Maria Margarethe Gevels. Nadat zij zich in Rotterdam gevestigd hebben, wordt Petrus in 1784 directeur van het Rotterdamse toneelgezelschap ‘Nederduitsche Toneelspelers’, ook wel aangeduid als ‘Nederduitsche Toneellisten’. Op 2 en 8 september 1784 speelde dit gezelschap De Min in 't Lazarushuis van Focquenbroch in de Rotterdamse schouwburg, terwijl het treurspel De Mallebaarsche Weduwe aangekondigd wordt in de Rotterdamsche Courant van dinsdag 7 september 1784. Kersteman sterft op 5 maart 1804 in de Maasstad. Een systematisch onderzoek naar het werk van Petrus Lievens Kersteman heeft nog niet plaats gevonden. De literatuur-historicus P.J. BuijnstersGa naar eind1 ziet in De Hollandsche Marianne, de bekendste roman van Petrus Lievens Kersteman, de kenmerken van de heroïsch-galante roman - gekenmerkt door de strijd tussen het (Nood)Lot dat de loop van de gebeurtenissen bepaalt, en de Constantia, de deugd van de hoofdpersoon -, terwijl deze roman ook al kenmerken van de burgerlijke roman vertoont. Volgens het voorlopige oordeel van Buijnsters behoort vrijwel het gehele overige werk van Kersteman tot het genre van de picareske- of schelmenroman.Ga naar eind2 | |||||||||||||||||||||||||
Het genre 2Kersteman heeft zich opgesteld als een editeur die het verhaal alleen maar heeft uitgegeven. Een toeval zou hem de geschiedenis van Charlotta, de hoofdpersoon van het verhaal, in handen gespeeld hebben. Dit was in de achttiende eeuw geen ongewoon procedé. Het kwam vaak voor dat verzonnen verhalen als (auto)biografie gepresenteerd werden: een echt gebeurd verhaal schijnt een groter leespubliek getrokken te hebben dan een verzonnen verhaal. Wij gaan er nu vanzelfsprekend van uit dat degene die zich als editeur presenteert ook de schrijver van de tekst zal zijn geweest. Het vraagstuk van de auteur bleek dus niet zo moeilijk op te lossen. Daarmee weten we natuurlijk nog niet met wat voor sóórt tekst we hier te maken hebben. Op grond van de titel, die voor achttiende-eeuwse begrippen niet uitzonderlijk lang is, kunnen we een aantal vermoedens uitspreken over het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||
genre waartoe we de tekst kunnen rekenen. Met woorden als ‘Fielteryen’, ‘Deugnieteryen’ en ‘roekelooze en ongebondene Leevensloop’ ligt een indeling bij de avonturen-roman voor de hand. Omdat de hoofdpersoon naar de Franse misdadiger Cartouche (zie de paragraaf over de Criminele Biografie) is vernoemd, zou men ook kunnen veronderstellen dat hier sprake is van een criminele biografie, terwijl het feit dat het om een vrouwelijke tegenhanger van de oorspronkelijke Cartouche handelt, doet vermoeden dat het om een travestie-roman gaat. De vermelding tenslotte dat de hoofdpersoon zes jaar op een onbewoond eiland heeft vertoefd, doet ons onmiddellijk aan Robinson Crusoe denken, waarmee we verwezen worden naar de zogenaamde robinsonade. Uiteindelijk moeten we op grond van de tekst uitmaken met welk van de hier genoemde genres De vrouwelyke Cartouche het meest te maken heeft. Om dat te kunnen bepalen zullen we in de volgende vier paragrafen in het kort de kenmerken van die genres schetsen en aangeven hoe De vrouwelyke Cartouche zich tot die genres verhoudt. Alle vier de genres worden gerekend tot het populair proza. Daarmee wil men aangeven dat het om teksten gaat voor het grote publiek, in tegenstelling tot de zedenkundige roman die aan literaire (kwaliteits)eisen behoort te voldoen. | |||||||||||||||||||||||||
De avonturen-romanDe avonturen-roman wordt gekenmerkt door een hoofdpersoon die los van elkaar staande avonturen beleeft. De gebeurtenissen worden chronologisch verhaald, zonder dat één thema het gehele boek eenheid geeft. De structuur van het verhaal wordt bepaald door het Lot, ook wel Fortuna genoemd, terwijl het verhaal uit losse episoden is opgebouwd. Het eerste deel en het begin van det tweede deel van De vrouwelyke Cartouche is inderdaad opgebouwd uit talloze los van elkaar staande avonturen met picareske en criminele aspecten. De opbouw van De vrouwelyke Cartouche is daarmee episodisch, maar de structuur van het verhaal wordt niet bepaald door het Lot maar door de Goddelijke Voorzienigheid: er gebeurt niets bij toeval, omdat alles door God beschikt is. De belevenissen van Charlotta hebben daarmee een doel gekregen: het lezerspubliek waarschuwen voor een zondig leven. Zo staat in het voorbericht over de belevenissen van Charlotta geschreven: haare gruwelheeden konnen tot een Spiegel dienen en elk een de wagt doen houden teegens zulke looze aanvegtingen, waar door de Menschen in hun verderf gedompeld worden.Ga naar eind3 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||
Aan het eind van het boek wordt dezelfde gedachte nogmaals als volgt onder woorden gebracht: Daarom is myn [Charlotta's] verlangen dat deeze GevallenGa naar voetnoot+ mogen dienen tot een Spiegel voor anderen, die in tyds ontgaan konnen de gevolgen van zoo een verkeerd Leeven (...).Ga naar eind4 | |||||||||||||||||||||||||
De travestie-romanTravestie (een man die zich als vrouw verkleedt of, zoals het geval is bij de hoofdpersoon uit De vrouwelyke Cartouche, een vrouw die zich als man verkleedt) kan als literair motief gebruikt worden. Charlotta kleedt zich regelmatig in mannenkleren en noemt zich dan Ronandus. Als reden voor haar travestie geeft zij op: Evenwel had ik geen lust meer om als Dienstmaagd myne jeugd te verslyten en dezelve in die slavernye te vernielenGa naar voetnoot+. Als Vrouw myne meesterlyke guiteryen uit te werken vond ik insgelyks niet oorbaar: Het mannepak dagt my wel het billykste om myne KunststreekenGa naar voetnoot+ onder te betoonen.Ga naar eind5 Vrouwelijke travestieten uit de achttiende eeuw geven wel vaker een economisch motief voor hun rolwisseling. Veel meer beroepsmogelijkheden dan dienstmeisje, schoonmaakster, spinster, dienster in een café of prostituée hadden vrouwen in die tijd niet. Geschoold werk voor vrouwen bestond nu eenmaal niet en het is dan ook niet verwonderlijk dat vrouwen zich als man verkleedden om beter aan de kost te komen, zo menen de historici R. Dekker en L. van de Pol.Ga naar eind6 In haar mannenrol is het voor Charlotta eenvoudiger door Europa te reizen en van haar misdaden te leven. Een bijkomend voordeel is dat zij door van rol te wisselen aan eventuele achtervolgers kan ontkomen. Het genre was in Nederland rond 1750 uitermate populair.Ga naar eind7 Tussen 1720 en 1798 verschenen rond de 25 travestie-romans, waarvan 12 uitgaven tussen 1750 en 1760 gedateerd kunnen worden. Het lijkt er op dat Kersteman probeert in te spelen op deze mode. | |||||||||||||||||||||||||
De criminele biografieIn een criminele biografie wordt het leven van een misdadig(st)er beschreven. Het genre zou men in navolging van Buijnsters als volgt kunnen omschrijven: een levensbeschrijving in proza van één of meer | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||
reële personen, die veroordeeld en eventueel gevonnist worden voor misdaden als diefstal, bedrog en geweldpleging. Zo'n levensbeschrijving verschijnt gelijktijdig met de gevangenneming of executie van de misdadiger en dient er toe het grote publiek te amuseren, waarschuwen of stichten.Ga naar eind8 Cartouche was zo'n misdadiger wiens leven in een criminele biografie werd te boek gesteld onder de titel: Histoire de la vie et du procès du fameux Louis-Dominique Cartouche, verschenen in 1721 in Parijs. Reeds één jaar later verscheen een Nederlandse vertaling. Cartouche, die uit een burgerlijk milieu afkomstig is, groeit op aan de zelfkant van de maatschappij. Na de Vrede van Utrecht (1713) wordt hij als militair afgedankt en vormt hij een roversbende bestaande uit ex-soldaten, waarmee hij de wegen onveilig maakt tot hij gevangengenomen wordt en op 27 november 1721, 28 jaar oud, wordt geradbraakt. Al tijdens zijn leven is Cartouche een legendarische figuur geworden, wat nog versterkt is door de vele boeken waarin hoofdpersonen voorkomen, die naar hem genoemd zijn. De verwijzing naar Cartouche wordt zo bijna spreekwoordelijk. Zijn faam leeft zelfs in de twintigste eeuw nog voort: een geromantiseerde versie van zijn leven is in 1961 verfilmd door Philippe de Broca met Jean-Paul Belmondo in de titelrol. Buijnsters vindt dat de criminele biografie van Cartouche zich in tweeerlei opzichten onderscheidt van andere criminele biografieën: ‘door haar strakke compositie en door haar aandacht voor sociale en maatschappelijke achtergronden.’Ga naar eind9 Deze twee kenmerken van de levensbeschrijving van Cartouche gelden zeker niet voor De vrouwelyke Cartouche en de hoofdpersoon uit deze roman heeft maar weinig gemeen met de man naar wie ze genoemd is. Zij wordt aan het eind van het verhaal niet veroordeeld en dus ook niet gevonnist; integendeel, zij heeft berouw over haar zonden en eindigt haar leven in een klooster. Er lijkt ook eerder sprake te zijn van een manuscript-fictie dan dat Charlotta een werkelijk bestaande vrouw zou zijn geweest wier leven beschreven wordt. Verder onderzoek zou nodig zijn om hier volledig zeker van te zijn. Literatuur-historici zijn ook van mening geweest dat De Bredasche heldinne - wier leven in 1751 beschreven is door Franciscus Lievens Kersteman, de broer van onze Petrus - een door de auteurs bedacht personage was, totdat door bronnen-onderzoek kwam vast te staan dat zij wel degelijk bestaan had!Ga naar eind10 Het lijkt erop dat Kersteman probeert in te spelen op de in de mode zijnde criminele biografie door de naam van Cartouche aan die van zijn hoofdpersoon te koppelen; dat is niet voldoende om het werk tot de criminele biografie te rekenen. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||
Het ziet er naar uit dat we bij De vrouwelyke Cartouche eerder te maken hebben met een fictionele tegenhanger van de criminele biografie, waarin een fictieve misdadiger als waarschuwing voor het publiek dient. | |||||||||||||||||||||||||
De robinsonadeNadat in 1719 Robinson Crusoe van de Engelse schrijver Daniël Defoe (1660/1661-1731) verschenen was, bleek het boek zo'n succes
2. Titelpagina Robinson Crusoe 1735. (Foto: Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
3. Titelprent Robinson Crusoe 1735. (Foto: Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
dat de auteur nog twee vervolgdelen schreef. Vooral de episode uit het eerste deel waarin de hoofdpersoon op een onbewoond eiland verblijft, is wereldberoemd geworden. Op grond van talloze navolgingen van juist dit element van het verhaal gingen literatuur-historici een apart genre, robinsonade genaamd, onderscheiden. In Robinson Crusoe verhaalt Defoe hoe een jongeman, tegen de zin | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||
van zijn ouders in, naar zee gaat. Na een jaar vol avonturen vestigt hij zich in Brazilië. Op een tocht naar Afrika om slaven te kopen, lijdt hij schipbreuk op een onbewoond eiland. Pas na 28 jaar wordt hij van het eiland verlost en keert hij weer terug naar Engeland. In het tweede deel gaat Crusoe nogmaals op reis naar zijn eiland. Vervolgens maakt hij een reis door Azië en bezoekt onder andere China en Rusland. Het derde deel is van een heel andere aard dan de twee voorafgaande delen: het bevat de ernstige overpeinzingen (als dat tenminste een adequate vertaling is van ‘serious reflections’) die Crusoe op zijn onbewoonde eiland gehad zou hebben. Als een tekst wat de inhoud betreft overeenkomsten vertoont met Robinson Crusoe, laten literatuur-historici zo'n tekst onder het genre robinsonade vallen. De definitie van het genre wordt dus gebaseerd op een interpretatie van het oorspronkelijke verhaal van Defoe. Aanvankelijk werd Robinson Crusoe gezien als een avontuurlijk reisverhaal en werd het genre dus ook als zodanig gedefinieerd. In de twintigste eeuw heeft deze interpretatie veel aan waarde verloren, maar de definitie van het genre bleef desondanks onaangetast. Er werd dan ook uitsluitend in populaire proza-teksten naar navolgingen gezocht. Nadat Karl Marx in Das Kapital (hoofdstuk 1, paragraaf 4) Crusoe gebruikt had bij de bespreking van de waarde van goederen en arbeid, kwam een ‘economische’ interpretatie van Robinson Crusoe in zwang. De Engelse literatuur-historicus Ian Watt vat Crusoe dan ook op als exemplarisch voor de economische mens: hij wil boven het middleclass niveau waaruit hij stamt, uitstijgen. Crusoe is dan ook niet tevreden als hij in Brazilië eigenaar van een plantage is geworden. Hij heeft weliswaar op eigen kracht hetzelfde niveau als zijn vader bereikt maar daarvoor had hij natuurlijk niet zoveel gevaarlijke reizen hoeven te ondernemen! Zelfs na zijn schipbreuk op het onbewoonde eiland weet Crusoe zijn leven vorm te geven en rijk geworden keert hij terug naar Engeland. Ook in het tweede deel van het verhaal maakt Crusoe een winstgevende reis. Met het derde deel kan men binnen de ‘economische’ interpretatie niets beginnen: het wordt opgevat als een speculatie op de populariteit van de twee voorafgaande delen. Andere literatuur-historici vatten het derde deel van Robinson Crusoe op als de uitleg van Defoe die door de mond van Crusoe spreekt over de moraal van de roman en komen - mede op grond van de opmerkingen van Defoe in de voorwoorden dat er een religieuze waarschuwing in het verhaal zit - met een ‘religieuze’ interpretatie van het verhaal. Crusoe wordt opgevat als een aanvankelijk zondig mens die | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||
later een overtuigd christen is geworden. Crusoe was in de eerste plaats ontevreden met de plaats die God hem in de wereld toebedeeld had. Het verlaten van het ouderlijk huis ziet hij dan ook als een daad die hij in religieuze termen beschrijft: hij noemt het zijn 'original sin'. Het blijft echter niet bij deze ene zonde: Crusoe belooft God wanneer het op zee stormt, naar huis terug te keren, maar nadat de storm geluwd is, verbreekt hij deze belofte. Hij heeft ook geen oog voor de rol die de Goddelijke Voorzienigheid in zijn leven speelt: God leidt ieder mens door zijn Voorzienigheid naar het door Hem gewenste doel, waardoor Hij de mensheid onderhoudt en regeert en er niets bij toeval gebeurt. Bij een volgende tocht op zee vergaat het schip waarop Crusoe aangemonsterd heeft; hij wordt slechts ternauwernood gered. Ook dit ziet hij niet als een waarschuwing van de Voorzienigheid dat het leven op zee niet zijn roeping is. Evenmin ziet hij zijn redding uit slavernij in dit licht. Hij stapelt derhalve zonde op zonde: niet alleen door wat hij doet, maar ook door te verzuimen berouw te tonen voor eerder gemaakte zonden. Na zijn schipbreuk op het onbewoonde eiland, een wel heel toepasselijke straf voor iemand wiens zonde blijkt uit het rusteloos over zee zwalken, kunnen een aardbeving en een storm - standaardsymbolen voor de stem van God - Crusoe niet tot berouw brengen. Nu Crusoe heeft aangetoond niet zelf in staat te zijn de feiten van zijn leven op de juiste wijze te interpreteren, verschijnt God in een droom van de zieke Crusoe. Na zijn herstel is Crusoe een bekeerd mens met een nieuwe kijk op de wereld: hij beseft dat de Goddelijke Voorzienigheid het leven regeert en dat besef brengt zijn geest tot rust. Met de ijver van een missionaris kerstent Crusoe de op zijn eiland belande Friday en zo kan Crusoe aantonen dat zijn eigen bekering gemeend is. Pas daarna wordt hij van zijn eiland verlost en gaat hij terug naar Engeland. In het tweede deel van het verhaal keert Crusoe terug naar zijn eiland, waar intussen een kleine kolonie ontstaan is die eenzelfde soort ontwikkeling heeft doorgemaakt als Crusoe. De rest van Crusoe's avonturen dienen er toe aan te tonen dat de Goddelijke Voorzienigheid het leven van de mens regeert.
De literatuur-historici die zich voor zover mij bekend met het genre robinsonade hebben bezig gehouden, zien het oorspronkelijke Crusoe-verhaal als bepalend voor het genre. Hun definities zijn echter allemaal variaties op de thema's isolatie en overleven en daarmee doen zij geen recht aan de religieuze inhoud van het oorspronkelijke verhaal. Voor het Nederlandse taalgebied is de omschrijving van de robinso- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||
nade van de literatuur-historicus Staverman bepalend geweest. Hij noemt in 1907 al die werken een robinsonade die of naar Robinson genoemd zijn, of het leven van één of meer schipbreukelingen op een onbewoond eiland beschrijven. Het eerste deel van zijn omschrijving, de naamovereenkomst, is wel een zeer ongelukkig criterium. Allerlei teksten werden in de achttiende eeuw alleen omwille van de verkoopbaarheid getooid met een robinson-titel. Zo werd de picareske- of schelmenroman uit 1695 Den Vermakelyken Avanturier van de Nederlandse schrijver Nicolaas Heinsius jr. in 1724 in het Duits vertaald onder de titel Der Niderländische Robinson. Volgens de omschrijving van Staverman zou de picareske roman op grond van zo'n titel plotseling een robinsonade geworden zijn. In het tweede deel van zijn omschrijving grijpt Staverman terug op het avontuurlijke element in het Crusoe-verhaal. Daarmee doet hij naar mijn mening geen recht aan de ook in zijn tijd al bekende religieuze interpretatie van het Crusoe-verhaal; evenmin doet hij recht aan de bedoeling die Defoe met dat verhaal had. Ik zou willen voorstellen de genre-naam robinsonade te gebruiken voor teksten waarin het lezerspubliek de waarschuwing krijgt niet dezelfde fouten te maken als de aanvankelijk zondige hoofdpersoon, die door de Goddelijke Voorzienigheid - de motor van het verhaal - gestraft wordt met een onvrijwillige isolatie (exil) op een plek waar de hoofdpersoon zijn of haar leven opnieuw vorm moet geven, waardoor inkeer, berouw en redding mogelijk worden. Charlotta voldoet in alle opzichten aan de hierboven gegeven omschrijving: aanvankelijk begaat zij de ene zonde na de andere, zelfs nadat de Voorzienigheid haar een paar maal gered heeft. Ook Charlotta breekt beloftes die ze in nood aan God heeft gedaan.Ga naar eind11. Charlotta's bekering komt in isolatie tot stand. Op haar eiland gaat zij de rol van de Voorzienigheid in haar leven, die haar zoet water laat vinden en een wrak op haar eiland doet aanspoelen, inzien. Eenmaal gered treedt zij in een klooster. Zowel uit inleiding én slot van het verhaal blijkt dat de tekst gepresenteerd wordt als een waarschuwing aan het lezerspubliek om geen zondig leven te gaan leiden. | |||||||||||||||||||||||||
ConclusiesHet levensverhaal van Charlotta heeft minder met de avonturen-roman of de criminele biografie gemeen dan op grond van de titel verondersteld mocht worden. Gezien het grote aantal keren dat Charlotta zich in mannenkleren steekt, kan de roman ongetwijfeld binnen de traditie van de travestie-roman geplaatst worden. Belangrijker echter lijkt het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||
4. (Foto: Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
dat Charlotta eenzelfde ontwikkeling heeft doorgemaakt als Robinson Crusoe. De tekst vertoont, als één van de weinige oorspronkelijke Nederlandse werken, alle kenmerken die typerend zijn voor de robinsonade. Die kenmerken komen zelfs in veel sterkere mate voor dan bij Robinson Crusoe. Charlotta is aan de ene kant veel zondiger dan Crusoe: zij bedriegt, steelt, begaat moorden en doet alles wat God verboden heeft. In vergelijking met haar is Crusoe een man met maar geringe fouten. Aan de andere kant trekt Charlotta de consequenties uit haar bekering: ze treedt in het klooster. Crusoe is op een heel andere wijze consequent: hij trouwt en gaat in de maatschappelijke klasse leven waarvoor hij altijd al was voorbestemd. Door de misdaden van Charlotta aan te scherpen heeft Kersteman zijn tekst bijzonder levendig gemaakt. Ook na ruim tweehonderd jaar geldt dit nog steeds. Dat alleen al zou een herdruk van De vrouwelyke | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||
5. Centsprent Brepols N 136 (Waller port. C2). (Foto: Rijksmuseumstichting Amsterdam)
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||
Cartouche rechtvaardigen. Bovendien is het de ideale tekst om de kenmerken van de robinsonade, die ten onrechte lange tijd in de vergetelheid is geraakt, aanschouwelijk te maken. | |||||||||||||||||||||||||
Samenvatting van het eerste deel 3Charlotta, de eigenlijke naam van de vrouwelijke Cartouche, is geboren in Windberg in het hertogdom Beieren. Haar ouders zijn jong gestorven en ze groeit op bij een boerin, waar ze opvalt door haar leergierigheid en leeslust. Mevrouw Carliste vindt Charlotta zo aardig dat zij het zes jaar oude kind in huis neemt. Charlotta krijgt een deugdzame opvoeding, maar zij heeft ‘eenige fieltige boeken’Ga naar eind12. weten te bemachtigen die een slecht voorbeeld vormen. Van het geld dat zij krijgt bij de verkoop van een gestolen pruik, koopt zij nieuwe boeken. Ongelukkig voor Charlotta komt de zaak uit en zes weken na haar bestraffing voelt ze de pijn nog: ja zelfs gaf het zoo veel indruk op myn teeder gemoed, dat ik inwendig verzey van ooyt weeder de handen aan iets te zullen slaan. Niet teegenstaande waaren 'er kwaalyk eenige maanden in 't vergeetbaareGa naar voetnoot+ van 't gewaagde voorval verloopen, of myn aangeboorene en natuurlyke greetigheid tot het vermeesteren van dingen die my behaagenis gaavenGa naar voetnoot+, kwam andermaal weer booven wellen (...).Ga naar eind13. Charlotta gaat door met kleine diefstallen die, als ze uitkomen, zwaar door mevrouw Carliste worden bestraft. Als Charlotta twaalf jaar is neemt ze zich voor een grotere diefstal te plegen en weg te lopen. Ze heeft echter zoveel achterdocht gewekt dat ze daar lange tijd de kans niet toe krijgt. Wanneer mevrouw Carliste de stad uit moet, neemt Charlotta haar kans waar, steelt Carliste's mooiste sieraden en vlucht weg. 's Nachts slaapt ze in een hooiberg waar ze een jongen ontmoet, Floridor genaamd, die ook van huis is weggelopen. Charlotta vindt hem aardig en neemt hem in vertrouwen, waarop Floridor aanbiedt de sieraden voor Charlotta te verkopen. Hij keert echter niet bij haar terug en zij is nu op diefstal aangewezen om in leven te blijven. In Châlons trekt Charlotta in bij een zilversmid, die medelijden heeft met het eenzame meisje. Een poging iets uit de winkel te stelen loopt op een fiasco uit als ze een glazen deur breekt. Ze verstopt zich in een mand met natte kleren. Met humor en ironie vertelt ze de afloop | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||
van haar poging tot diefstal, wanneer de knecht van de smid in de mand kijkt: Inderdaad was ik zoo angstmoedigGa naar voetnoot+ geworden, dat ik me van bangigheid bevuilden op het moment dat men myn dekzel begostGa naar voetnoot+ ce ontneemen; en indien ze daar mee voortgegaan waaren, zou de benaauwden lugt die zig uit myn gevangenis opliepGa naar voetnoot+, hun wel een verderen weg tot myn verderf aangeweezen hebben.Ga naar eind14. De knecht krijgt het echter koud van de natte kleren en stopt net voordat hij Charlotta zou vinden. Bij een volgende poging wordt Charlotta weer betrapt en alleen het feit dat ze voor een geest wordt gehouden geeft haar de mogelijkheid te vluchten. In Koblenz verhuurt Charlotta zich als dienstmeisje bij een lakenkoopman. Zijn zoon verleidt haar en maakt haar zwanger. Ze hoopt met hem te mogen trouwen:
6. Titelpagina De vrouwelijke Cartouche 1756 deel 1. (Foto: Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||
Dog ik maakten myn reekening in allen opzigten verkeerd; want zoo ras wierd men myn dikke Buyk niet gewaarGa naar voetnoot+, of ik wiert als een vuile PryGa naar voetnoot+ en eerloos vrouwmensch de deur uitgeboendGa naar voetnoot+: Niemand van hen gezonderdGa naar voetnoot+, of ik was 'er van verstooten, tot zelfs van myn Minnaar die me zoo fraay begoogheldGa naar voetnoot+ had.Ga naar eind15. Charlotta bevalt van een zoon, die ze te vondeling legt in Nassau. Ze reist door naar Mainz, waar armoede weer troef is. Ze besluit verder als man door het leven te gaan en ze noemt zich in die rol Ronaldus. In een herberg sluit ze zich aan bij een bende valsspelers. Wanneer ze voor de eerste keer zelf probeert vals te spelen, wordt ze ontmaskerd en de bendeleden lachen haar uit. Ze neemt wraak door één van de bendeleden te bestelen. Onderweg naar Parijs wordt ze op haar beurt overvallen en beroofd door een bende struikrovers. Ze krijgt toestemming om toe te treden tot deze bende. De eerste keer dat ze erop uit wordt gestuurd, raakt ze gevangen, maar ze weet te ontsnappen. Teruggekeerd bij de bende blijkt dat het maar een test is geweest om haar moed en slimheid op de proef te stellen. Charlotta's geld dat ze door valsspelen in Parijs gewonnen heeft, wordt haar ontstolen door een zakkenroller en nu wil ze deze ‘kunst’ ook machtig worden. Wanneer ze de zakkenroller weer ontmoet, verwisselt ze haar beurs met de zijne en zorgt ervoor dat hij opgepakt en veroordeeld wordt! In vrouwenkleren gestoken weet ze haar eigen bendeleider te verleiden en allerlei dure geschenken van hem los te krijgen zonder dat ze de nacht met hem hoeft door te brengen. Niet veel is haar heilig, maar aan sexuele uitspattingen gaat ze zich maar heel zelden te buiten. In mannenkleren gestoken brengt ze de geschenken weer in als buit. De bendeleider vraagt zich verbaasd af hoe Ronandus daar nu aan gekomen kan zijn. Zodra de waarheid aan het licht komt, vlucht Charlotta naar Italië. In de buurt van Mantua wordt ze de minnaar van een jonge weduwe. Nadat ze 's nachts haar goud gestolen heeft, loopt ze in het duister de gracht in. De stalknecht komt op het geschreeuw toegelopen en redt haar, maar ontdekt dat Charlotta een vrouw is wanneer ze schone kleren aantrekt. Charlotta moet snel iets bedenken en maakt de knecht wijs dat ze verliefd op hem is en daarom als man bij de weduwe is gaan werken. De volgende nacht wil Charlotta de kostbaarheden uit de gracht op- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||
vissen, waarbij ze verrast wordt door een medeminnaar van de weduwe. Ze weet te ontkomen en ze meent net dat ze veilig is wanneer er op haar deur geklopt wordt. In de veronderstelling dat het haar achtervolger is, schiet ze door de deur een pistool leeg. Ze blijkt echter de stalknecht gedood te hebben die haar de gestolen goederen kwam brengen. In Milaan worden twee vrouwen verliefd op de nog steeds in mannenkleren gestoken Charlotta. Wanneer de twee minnaressen met elkaar op de vuist gaan, kleedt Charlotta zich weer in vrouwenkleren, steelt enige kostbaarheden en laat de twee vrouwen beteuterd achter. Weer in mannenkleren reist Charlotta naar Dijon, waar ze veel geld weet buit te maken, dat ze er snel doorjaagt in Reims. Buiten deze stad ziet ze een naakte vrouw aan een boom vastgebonden, die haar vertelt dat haar erfenis zojuist gestolen is. Charlotta belooft de dief op te sporen, brengt de buit echter niet terug, maar gaat naar een herberg om te zien hoe groot haar verdienste is. In het pak dat zij de dief ontnomen heeft, blijkt alleen maar een pasgeboren kindje te zitten, dat de doorgemaakte ontberingen niet overleefd heeft. Een andere reiziger die in de herberg verblijft, herkent Charlotta: het blijkt een van de struikrovers te zijn uit de bende waartoe te behoord heeft. Ze besluiten samen te gaan werken en met deze Lycido trekt Charlotta naar Duitsland. In de buurt van Ulm houden ze een rijtuig met twee vrouwen aan. Lycido laat zich door de vrouwen meetronen naar hun woning en Charlotta blijft bij hem. In de woning worden ze al snel door een groep mannen overvallen en ternauwernood weten ze te ontkomen. Charlotta weet in Bamberg binnen te dringen bij een rijk heer door zich uit te geven voor zijn nichtje dat binnenkort verwacht wacht. In Kassel stelen ze een gouden horloge, maar hun verblijfplaats wordt verraden en alleen dankzij haar vingervlugheid (ze stopt het horloge in de zak van één van de andere gasten) weten ze te ontkomen. Het loopt echt mis in Hildesheim: na een diefstal wordt Lycido gepakt en alleen dankzij het feit dat ze zich razendsnel in vrouwenkleren kan steken, ontsnapt Charlotta. Lycido verraadt haar echter en door weer mannenkleren aan te doen ontkomt ze aan haar achtervolgers: men is nu immers op zoek naar een vrouw! Buiten de stad ontdekt Charlotta dat ze achtervolgd wordt en ze zoekt onderdak bij een boer, die uitvindt wie zij is. Wanneer ze probeert weg te komen, wordt ze door de hond van de boer verraden, waarop ze de boer en zijn hondje doodt. Via Wenen komt Charlotta in Amsterdam, waar ze snel de Nederlandse taal leert. In deze stad komt ze met valsspelen aan de kost. Op een avond komt het gezelschap waarmee ze optrekt, in een bordeel terecht. Dit is een lastig | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||
parket, daar het de plaats is waar zij gemakkelijk als vrouw herkend kan worden. Ze redt zich uit de netelige situatie ten koste van de prostituée met wie ze mee moet gaan. Ze steelt namelijk enige goederen van haar vrienden die ze in de tas van de prostituée verstopt. Vervolgens zorgt ze ervoor dat de rechtmatige eigenaren hun goederen vinden, waardoor de prostituée het huis wordt uitgezet en Charlotta ontslagen is van de plicht met haar het bed te delen. Charlotta steelt enige tijd later een wissel van een edelman en gaat naar de bank om het geld te innen. De edelman komt daar op dezelfde tijd en maar net weet Charlotta te ontsnappen en naar Den Haag te vluchten. Daar sluit ze de weddenschap dat ze een diamanten kruis kan stelen terwijl de eigenaar naast het kleinood de wacht houdt en haar neer mag schieten als hij haar ziet. Charlotta steelt daarop een lijk dat ze haar eigen kleren aantrekt en bij de poging tot diefstal ‘dood’ laat vallen. Terwijl men zich van het lijk ontdoet, steelt Charlotta het kruis en verbrast in Brabant de winst. Charlotta wordt in Ath overvallen en een vriendelijke boer vangt haar op. Ze steelt de kleren van de boerin en laat zich in een herberg een goede maaltijd voorzetten. Eén van de andere gasten blijkt mevrouw Carliste te zijn die Charlotta haar misdaden vergeeft en deze is daardoor zo ontroerd dat ze voor korte tijd tot inkeer komt. In Kamerijk verblijft ze met mevrouw Carliste bij een familielid, Izabelle. Mevrouw Carliste komt plotseling te overlijden en Charlotte neemt zich voor voortaan rechtschapen te leven en blijft bij Izabelle wonen. Deze wordt bemind door iemand die Floridor heet en Charlotta vraagt zich af of het dezelfde Floridor is die haar vroeger zo bedrogen heeft. Wanneer dit zo blijkt te zijn neemt ze, al haar goede bedoelingen ten spijt, wraak op hem door hem neer te schieten en opnieuw wordt ze gedwongen te vluchten. Deze keer gaat ze naar Parijs. In deze stad wordt ze door vier mannen geblinddoekt en ontvoerd. Ze wordt bij een rijke en mooie vrouw gebracht, die zij in ruil voor geld en geschenken moet behagen. Charlotta vreest al dat zij als vrouw zal worden herkend, maar op dat moment neemt iemand anders haar plaats in. Ze wordt weliswaar gered op deze wijze, maar ze wordt er niets wijzer van: de geheimzinnige plaatsvervanger krijgt alle cadeau's! Via Chartres reist Charlotta naar Madrid, waar zij zich uitgeeft voor een groot geneeskundige. Een paar gelukkige genezingen geven haar een grote naam, maar na een paar maanden krijgt één van haar patiënten argwaan en laat haar arresteren. Alleen in haar cel krijgt Charlotta berouw: | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||
Ik viel meenigmaalen op myne knien neder eer ik het wistGa naar voetnoot+ en aanbad het Opperweezen over myne godlooze fielterye; belyden die als een misdaadige voor zyne Regtbank en verzogt om een zagten Dood te mogen hebben, die nu onvermydelyk meer voor my geleekGa naar voetnoot+. Na een paar weken gevangenschap ziet Charlotta's nachts een lichtschijnsel, waar ze aanvankelijk geen aandacht aan schenkt. De volgende nacht durft ze niet te gaan kijken, maar de derde nacht kan ze haar nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en ze ontdekt een oude bijl waarmee ze haar boeien kan verbrijzelen. Niettegenstaande zullen 'er misschien veele weezen die my met een vooroordeel moeten betigtenGa naar voetnoot+, en als belaggelyk stellen dat ik myn VrydomGa naar voetnoot+ aan 't ligt-verschynzelGa naar voetnoot+ en 't gekreegene Byl kwam toe teduiden. Het is waar dat het wel wat voorbedagtelykGa naar voetnoot+ zou zyn; dog aangezien dat het my zelfs is overkoomen moet ik het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||
in myne meening ter neer stellen, en naa de Almagt der Voorzienigheid, het ligt verschynzel voor den oorsprong van myn verlossing houden: Wat men 'er ook van denken mag, ik zal my daar over niet wyderGa naar voetnoot+ bekommeren, maar weer tot myn onderwerp keeren.Ga naar eind17. Ze wacht één van de knechten van de cipier op, maar wordt door angst overmand en laat de bijl vallen. Hierop bekent ze de knecht dat ze een vrouw is en roept zijn hulp in om te kunnen ontsnappen. De knecht bezorgt Charlotta vrouwenkleren en ze bidt tot God om bijstand. Haar ontsnappingspoging lukt en ze gaat naar een huis buiten de stad. De knecht van de cipier zal zich daar bij haar voegen en een geestelijke zal het huwelijk tussen hen inzegenen. Ik dankten den Almoogenden voor zyne genadige bestieringeGa naar voetnoot+ en reddinge uit myn Kerker, en deed andermaale beloften om nooit eenige Guiteryen meer te doen; dog het was teegens myn Natuurlyke imborst gesprooken: Van tyd tot tyd kwam dat gruwelyke fenynGa naar voetnoot+ weer boven wellen, en liet my nog grooter onderneemingen dan immermeer beginnen.Ga naar eind18. Wanneer de knecht niet komt opdagen en men vermoedt dat hij gearresteerd is, biedt de geestelijke Charlotta aan met hem mee te gaan. Zij neemt dit aanbod aan. De geestelijke valt Charlotta s nachts lastig en, niet begrijpend dat een geestelijke zoiets kan doen, besluit ze te vluchten. Ze trekt zijn kleren aan en omdat ze zonder geld zit, wordt ze wel gedwongen haar goede bedoelingen te vergeten: Was het dan wel te verwonderen dat ik myne gedaane belofte in de Gevangenis verzaakten, en andermaal tot feytelykeGa naar voetnoot+ buitenspoorigheden overgong?Ga naar eind19. Charlotta kan zich in haar kleding gemakkelijk voordoen als pelgrim die op weg is naar Rome. De gastvrijheid die ze krijgt, misbruikt ze door geld en goederen te stelen om van te leven. Charlotta bereikt Narbonne in Frankrijk waar ze haar avonturen in Spanje, waar ze nooit meer een voet wil zetten, overdenkt: dog de geloften dien ik aan 't Opperweezen in myne boeyen had uitgesprooken, naamen geen vat meer op myne zinnen (...) Ik had geen denkbeeld meer van hertelykeGa naar voetnoot+ Gebeeden die ik in myne Gevangenis had uitgezwoegd: Alles wat daar betrekking op had was vergeeten en alle Christelyke gedagten waaren verbannen en vervlogen.Ga naar eind20. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||
7. Straatsburg in de 18de eeuw
Uit: Th. Salmon, Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Alle Volkeren, IX Deel, Isaak Tirion, Amsterdam 1737, signatuur 080-39. Zie pag. 62. (Foto: Universiteitsbibliotheek Amsterdam) | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||
Via een aantal plaatsen in Italië komt Charlotta aan in Lyon waar ze een kennis om geld vraagt. Dit wordt haar geweigerd en ze besluit het hem dan maar af te persen. Vervolgens vlucht ze naar Neuchâtel in Zwitserland, waar ze het geld er weer snel doorjaagt. In de buurt van Schaffhausen treedt Charlotta als knecht in dienst van een rijke dame. Haar nicht, Leamina genaamd, wordt verliefd op Charlotta en biedt aan met Charlotta te vluchten en haar rijkdommen mee te nemen. Vooral het laatste bevalt Charlotta wel, maar het valt haar zwaar Laemina's minnaar te spelen zonder als vrouw ontdekt te worden. 's Nachts worden ze in een prieeltje verrast door een medeminnaar, die door Charlotta op de vlucht gejaagd wordt. Leamina's tante weet nu dat er iets tussen haar nicht en Charlotta aan de hand is en besluit Leamina zo snel mogelijk uit te huwelijken. De twee gelieven besluiten weg te lopen en Charlotta neemt zo veel mogelijk zilverwerk mee. Ze wordt echter gearresteerd. Ze vermoedt dat Leamina haar verraden heeft en in haar gevangenis vreest ze dat er geen hulp voor haar te verwachten is: Ik moest dan maar op myn eigen kragten steunen, en tot versterking van dezelve my aan de voorzienigheid overgeeven, gelyk ik met een grooten yver meer dan vier-en-twintig Uuren nae malkanderen deed, waar door ik eenigermaaten verligtinge in myne beneepeneGa naar voetnoot+ leedemaaten kreeg; en 't viel my als een verlossing teekenGa naar voetnoot+ in den zin om een grondslag tot myne vryheid aan te leggenGa naar voetnoot+, die my ook nae wensch gelukten (...).Ga naar eind21. Charlotta krijgt toestemming een beurs buiten te hangen waarin voorbijgangers een geldstuk voor een gevangene kunnen doen. In de beurs vindt ze echter naast wat geld ook een briefje van Leamina die een plan heeft om Charlotta te laten ontsnappen, waarvoor Leamina zich, ironisch genoeg, in mannenkleren steekt! Het plan lukt en beiden danken God voor Charlotta's redding. Nu ze haar vrijheid heeft teruggekregen, dient Charlotta het probleem op te lossen hoe ze zich Leamina van het lijf moet houden. Als dat niet langer lukt, bindt ze haar vast, steelt alles wat Leamina van waarde bij zich heeft en maakt zich uit de voeten. Charlotta komt terecht in Diedenhofen (Thionville), waar ze in de aanzienlijkste herberg gaat logeren om rijke mensen te ontmoeten bij wie iets te halen valt. Wanneer de waardin van de herberg op haar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||
verliefd wordt is Charlotta blij een uitnodiging te krijgen bij iemand in Diedenhofen te komen logeren. Learnina heeft intussen de verblijfplaats van Charlotta achterhaald en komt haar beschuldigen. Hoewel niemand Leamina gelooft en ze opgesloten wordt om te kalmeren, durft Charlotta niet meteen te vertrekken, omdat dat verdacht zou zijn. Moeder Jutten, een waarzegster, waarschuwt Charlotta zo snel mogelijk te verdwijnen en zegt haar: Gy hebt al veele slegtigheeden van UGa naar voetnoot+ Leeven gedaen; en bend ook al dikwils beneepen geweest, dog den Hemel heeft UGa naar voetnoot+ ongeluk nog altoos willen verhoeden.Ga naar eind22. De vriend bij wie Charlotta in huis is komt door deze Moeder Jutten achter de waarheid. Wanneer hij verneemt dat zijn vrienden waardevolle artikelen missen, laat hij Charlotta opsluiten bij een kennis. Zo kunnen zij onderzoeken wie Charlotta in werkelijkheid is, zonder zich belachelijk te maken, als Charlotta onschuldig blijkt te zijn. Uit het venster van haar gevangenis ziet Charlotta op de binnenplaats een juffrouw lopen die haar vriendelijk toeknikt. Charlotta is benieuwd wie deze onbekende wel mag zijn en of zij bij een eventuele vluchtpoging behulpzaam zou kunnen zijn. In deze voor Charlotta penibele situatie eindigt het eerste deel van het verhaal. Hier nu begint het tweede deel van de geschiedenis van Charlotta, dat thans in deze uitgave in zijn geheel zal worden afgedrukt. | |||||||||||||||||||||||||
Verantwoording 4De vrouwelyke Cartouche werd in 1756 gedrukt bij Jacobus Palier, die in 's-Hertogenbosch gevestigd was. De prijs bedroeg één gulden en twaalf stuivers. Een tekst met dezelfde titel is ook aangekondigd door de uitgever Hendrik Bakhuyzen uit Den Haag.Ga naar eind23. Hij wilde één gulden en tien stuivers per exemplaar hebben. Het is onduidelijk of de Haagse uitgever een nieuwe editie van de roman van Kersteman heeft gemaakt of dat hij de bestaande editie bij Palier heeft opgekocht. Omdat er geen exemplaren van De vrouwelyke Cartouche overgebleven zijn die Bakhuyzen als drukker vermelden, ligt het voor de hand te veronderstellen dat hij de bestaan- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||
de voorraad heeft opgekocht. Zekerheid hierover bestaat echter niet. De tekst bestaat uit twee delen en heeft een illustratie tegen de titelpagina van Noach van der Meer jr. Het eerste deel telt IV plus 328 pagina's en het tweede deel 252 pagina's. Er zijn vier exemplaren van de tekst bewaard gebleven: twee bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag. Het exemplaar met signatuur 113 L 2-3 bestaat uit twee losse delen, terwijl het exemplaar met signatuur 30 B 39, dat afkomstig is uit de privéverzameling van F.G. Waller, tot één boekwerk is gebonden. Het derde exemplaar, dat zich in de Provinciale Bibliotheek van 's-Hertogenbosch bevindt, heeft als signatuur 1756 's Hert. 1 en bestaat weer uit twee losse delen. Het laatste exemplaar tenslotte bevindt zich in de Universiteits-bibliotheek van Amsterdam. Dit exemplaar, met als signatuur 2502 E 26, bestaat weer uit één samengebonden deel. Bij bestudering van de vier mij bekende exemplaren bleken deze qua tekst identiek aan elkaar. Ik had dus de vrije keuze welk exemplaar ik tot voorbeeld zou nemen voor deze editie en om praktische rede-8. Londen in de 18de eeuw. Zie pag. 80. (Foto: Universiteitsbibliotheek Amsterdam)
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||
nen is dat het exemplaar uit de Amsterdamse Universiteits bibliotheek geworden. Gezien de lengte van de tekst heb ik mij moeten beperken tot het uitgeven van een gedeelte ervan. Omdat ik de tekst heb geplaatst tegen de achtergrond van de robinsonade, lag de keuze voor juist het tweede deel voor de hand. In het tweede deel namelijk komt de hoofdpersoon in eenzelfde situatie als Robinson Crusoe en zijn de kenmerken van het genre het duidelijkst aanwijsbaar. Ik heb geprobeerd de tekst zodanig uit te geven dat hij leesbaar is voor leerlingen van de hoogste klassen van de middelbare school. Het woordcommentaar is zodanig dat de tekst zonder hulpmiddelen te lezen moet zijn. Woorden die in dezelfde betekenis meerdere malen in de tekst voorkomen, worden echter alleen de eerste maal verklaard. De woordverklaringen berusten voor het grootste gedeelte op het Woordenboek der Nederlandse Taal (bewerkt door M. de Vries, L.A. te Winkel e.a., 's-Gravenhage enz., 1882-...). De uitgave is diplomatisch: dat betekent dat de tekst is weergegeven zoals hij in 1756 is gedrukt. Spelling, hoofdlettergebruik en interpunctie zijn niet gewijzigd. Correcties van evidente zetfouten worden in het woordcommentaar verantwoord. De titelpagina van het tweede deel en de illustratie tegenover de titelpagina van het eerste deel zijn uit het exemplaar van Universiteits bibliotheek te Amsterdam gefotografeerd en in deze uitgave afgedrukt. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||
Titelblad:
Cartouche -Zie Inleiding p. 8 Doorsleepene - doortrapte Feitelykheeden - gewelddaden Looze Vonden - listige streken |
|