Voorwoord
De titel van de voor u liggende roman verwijst naar de legendarische 18de-eeuwse Franse misdadiger Cartouche. De hoofdpersoon, die eigenlijk Charlotta heet, doet in het eerste gedeelte van haar levensverhaal die titel alle ‘eer’ aan: ze bedriegt, steelt en pleegt desnoods moorden als het noodzakelijk is.
Charlotta kleedt zich bij het plegen van haar misdaden regelmatig in mannenkleren: ook in de misdaad hadden mannen blijkbaar betere kansen dan vrouwen! Als man verkleed was het natuurlijk ook eenvoudiger (en minder gevaarlijk) om te reizen, terwijl Charlotta door van rol te verwisselen aan eventuele achtervolgers kan ontsnappen. Zo reist Charlotta van stad tot stad: het geld dat ze in de ene stad verdient, verbrast ze in de volgende stad. Daarna is ze weer genoodzaakt nieuwe misdaden te plegen.
Het verhaal eindigt er echter mee dat Charlotta berouw krijgt over haar zondige levenswijze en zich terugtrekt in een klooster. Haar inkeer vindt plaats op een onbewoond eiland, waardoor een vergelijking met Robinson Crusoe, wiens levensverhaal werd opgetekend door Daniel Defoe, voor de hand ligt. Ook Crusoe moest eerst op een onbewoond eiland terechtkomen om de rol die God in het mensenleven speelt, te leren inzien. Defoe vond de roman blijkbaar een goede plaats om dit soort problemen in te behandelen.
Hoewel Kersteman zijn hoofdpersoon eenzelfde ontwikkeling laat doormaken als Robinson Crusoe, heeft de auteur haar vernoemd naar Cartouche. Vermoedelijk heeft Kersteman dit gedaan omwille van de verkoopbaarheid van zijn roman.
De uitgave van deze roman zou niet mogelijk zijn geweest zonder de hulp van een groot aantal personen. Hen allemaal te noemen is onmogelijk. Een uitzondering zou ik willen maken voor Jolanda Koops die de inleiding van kritisch commentaar voorzag, voor Dick Wortel die een aantal problemen in het woordcommentaar kon oplossen, voor Pieter van Wissing die behulpzaam was bij het opsporen van archivalia in het Algemeen Rijksarchie, voor Joke Alberts die de drukproeven hielp corrigeren en voor Bert Paasman van wie het idee afkomstig was deze tekst te gaan uitgeven.