Vryheid noemen, in het vermaak, de glorie, de
tydkorting, en in een zeekere onafhankelykheid om te doen wat men wil, geleegen
is. Ik noem dat een ingebeeld [111] geluk, gy zult het beeter begrypen Vrind,
als ik my door voorbeelden verklaare.
Een Vorst gebied willekeurig, houd een Matres tot zyn byzonder
vermaak, maakt zyn Onderdanen tot Slaven, en breyd zyn grenspalen hoe langer
hoe meer door de voorspoet zyner Wapenen uit. Een Ryk Burger leeft in Weelde,
in Pracht, in Dronkenschap en in Overdaat. Een Hoveling geraakt door
Pluimstrykery in de hoogste gunst van een Monarch. Een galante Vrouw maakt
Fortuin door haare bekoorlykheden openbaar te koop te veylen. Een Bedelaar
trekt de hoogste Prys uit de Lotery. Een Levereydrager krygt een profytelyk
Ampt, om dat hy de Bezwangerde Meid van zyn Meester Trouwd. Leven zy daarom
onbekommert, zyn zy voor altoos ontlast van Zorg, hebben zy nu en dan haar
verdriet niet? en om kort te gaan zyn zy meer bevreyd van de Sterfelykheid, dan
zommige ongelukkige die onder de drukkende last der Gevangenis zuchte?
Ik beschey de dwaasheid der in[112]gebeelde Vrydom, en ik belag de
Wereltlingen welke het verlies van hunne Vryheid beklaagen zonder ze ooit
gekonnen te hebben.
Hoor eens Vriend wat ik my aangaande het wezentlyk genot, en de
groote voordeelen der Vryheid verbeelde. Ik houde het daar voor, dat 'er geen
Mensch beeter dat voorregt geniet, dan een vergeeten Burger die afgezondert van
de Wereldsche Luister, vry van alle Gewoel, Kommer en Zorg, algemeenlyk over al
zyne Bespiegelingen over kan laten gaan, zodanig een zeg ik is waarlyk vry, om
dat hy onbelemmert denken kan, en dat kan men in de Gevangenis ruim zoo wel
doen. Andere soorten van Wereldlingen verdienen de naam van Slaven, aangezien
zy of van hun eige, of van een anders zinnelykheid afhangen. Daar verhaalt gy
my dat die groote Staadsman die zoo veel gerucht heeft gemaakt gebuyteld is,
daar komt men my zeggen dat een voornaam Man die een Paruyk van Hondert
Daalders droeg Bankroud heeft gespeelt, dan verteld men my dat die beruchte
Mevrouw zoo bekend [113] wegens een nagebooste Godvrucht, op Overspel betrapt
zynde, vervolgens van haar Echtgenoot is gescheiden: Hier komt men my in 't Oor
luysteren dat een zeeker Jong Heer na de moode, zig voorleeden week op een
Bruyloft mors Dood gedanst heeft. Och denk ik by myn zelve als ik diergelyke
Gekheeden overpeins, hoe groot is myn geluk van Gevangen te wezen. Ik dugte nog
de Nyd, nog de Laster: Niemand kan over myne Daden oordeelen, om dat niemand
'er agt op slaan kan, ik Leef nu geruster, vrolyker, en vergenoeg-