Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman
(1994)–Franciscus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
VI. Hoofd-deel.Bevattende de verdere Gedenkwaardige Rol die Campo Wyerman in Holland, Gespeelt heeft, en byzonder zyne raare Avantuuren met den Baron van Sieberg in 's Gravenhage: Aanmerkingen over de voornaamste zyner Werken; verhaal van een kluchtig Huwelyk door Weddingschap, zakelyke Uittrekzel van het Vonnis van den Hoove van Holland tegen Jacob Campo Wyerman, mitsgaders eenige zyner bemerkenswaardige Brieven over de Vryheid, de Vrindschap, de Liefde, het Huwelyk, de Lotery, en het Caracter der Schryvers, gedurende zyn verblyf op de Gevange-Poort geschreeven. GElyk de kwaataardige Ziektens, en de ongeneezelyke kwaalen de beste Bronnen zyn, waar uit leerzuchtige Geneesheeren de meeste verligting, en ondervinding konnen haalen, zoo zyn de Beschouwingen van be[60]klagenswaardige misdryven de bekwaamste middelen om de waarde van de Deucht te doen kennen. Men spiegelt zig nooit beeter dan in een anders rampen en ongelukken, en het waare te wenschen dat de Voorbeelden van zodanige wederwaardigheeden kragtig genoeg waren, om Menschen met de gaaf van Schranderheid bedeelt, op te wekken uit de Slaap van Zorgeloosheid, welke onweederspreekelyk hun onherstelbaar bederf, en ondergang na zig sleepen moet. Wenschelyk waare het ook geweest, dat een Man van dat Verstand, en die uitgestrektheid van Geest, als Jacob Campo Wyerman geweest is, zig ontdaan had van die onbezonne Levensmanier, welke, schoon aan de groote Verstanden eygen, hem naderhand in een Poel van Verdriet storte, waar uit hy nooit heeft kunnen geraaken. Want behalven dat hy van de Vruchten van zyn Pen, en die van zyn Penceel, een ordentelyk bestaan hebben kon, zoo hy de ongebondentheid en de slinksche streeken had verlaaten, zoo zag hy zig door een aaneenschakeling van wanbedryven voor altyd van [61] zyne Vryheid berooft, in eene tyd dat hy de rust, en het genot van een soet en aangenaam Leeven het meeste benodigt zou gehad hebben. Om van de verdere Gedenkwaardige rol die hy in Holland gespeelt heeft, gewag te maken, dient men niet te vergeeten hier vervolgens aan te teekenen, hoe Campo die men tot alles bekwaam Oordeelde, eenmaal als Makelaar gebruikt wierd om twee Jonge Luiden aan een te koppelen, de Ouders hadden hem van weerskanten een aanmerkelyke belooning toegezegt, wanneer hy in die onderneming kwam te slagen, hy ging derhalven over en weer om de party te sluiten, en kweet zig Meesterlyk van de | |
[pagina 122]
| |
opgedragen last, de Huwelyks Makelaardye was toen zoo gemeen niet dan deezer dagen dat menig Jonge Dochter door dusdanig heimelyk middel aan de Man geraakt: Wyerman begaf zig eerst na de Vader van de Jonge Juffer, en wierd 'er beleefdelyk ontfangen. Men kwam in onderhandeling, daar wierd vervolgens over het Huwelyksgoet van de toekomende Bruid gesproken, de Ou[62]de Man begeerde zyn Dogter niet meer dan ses duyzent Gulden meede te geeven. Weg, weg, dat is te weinig zei Campo al scherzende, gy moet ten minsten tien duyzend Gulden tellen, u Dogter gaat Mank, dat is een Capitaal gebrek, laaten wy daar drie duyzent Gulden voor rekenen, zy bemind de pracht en de opschik, stel daar voor een gelyke som die ras verteert zal zyn, zoo zy haar alle dagen na de Moode wil kleeden; voegt daar by twee duyzent Gulden voor het geluk dat zy treft van zoo vroeg een Man te krygen, en dan nog zoo veel om dat ze u haast Groote Papa maken zal; alles wel opgetelt vervolgde hy maakt net het Totaal van het geeyste Huwelyksgoet uit. De Oude Man welke over zyne snakige uitdrukkingen hartelyk moest laggen bewilligde egter in zyn voorstel. De Vader van de aanstaande Bruydegom scheen niet ongeneegen om het Oor daar toe te leenen, maar wilde zyn Zoon niet meer dan Duyzend Ducaaten toeleggen, hoor zei Campo op een boertende toon, dat zou genoeg zyn, maar om dat u Zoon een Lompert, [63] een Dronkaard, en een Zot is, zoo moet hy (hoewel de Gekken de beste partyen doen) voor deeze drie slegte hoedanigheeden net zoo veel als de Bruid ten Huwelyk aanbrengen. De knoop wierd daar op tot algemeen genoegen toegehaald, en terwyl men van beide kanten over het bedryf van Wyerman voldaan waare, wierd hy door de Ouderen der beide Gelieven met een goede gifte beschonken, en vervolgens ter Bruyloft genodigt. Een vry Zonderlinge ontmoeting gebeurde hem in de tyd dat hy zig nog te Rotterdam onthield. Een voornaam Heer bekend voor een Beminnaar van de Vrouwen, en die als zodanig onnoemelyke Geldverspillingen deed ten behoeve van verscheide gekamerde Matressen die hy onderhielt, had Campo Wyerman onder belofte van een Edelmoedige vergelding overgehaalt om zyn Buiteplaats of de voornaamste Gezigten derzelve na het Leven afteschilderen, tot dat eynde begaven zy hen te zaamen na het Buitengoed niet verre van de Stad geleegen om 'er de gesteldheid van op te neemen. By die bezig[64]tiging ontdekte Campo dat zyn Patroon aldaar een fraay Venus-Kind in 't verborgen gehuisvest hielt, zonder daar iets van te doen blyken, Schilderde hy twee stukken, de een verbeeldende de Wandellaanen, en het Bloemperk, met het Gebouw van buiten, en het andere vertoonende de Groote Saal van het Huis, alwaar het Heerschap | |
[pagina 123]
| |
met een Jonge Nimph op zyn schoot afgebeelt zat. Dit laaste stuk was zoo volmaakt uitgevoert; dat alle de geene die het zagen bekennen moeste dat men 'er op het eerste gezigt de origineelen van kennen kon. Ondertusschen liet Wyerman de Rotterdamsche Liefhebber slegts het afgeschildert stuk van zyn Buitenplaats zien, waar voor hy van weegen de Rotterdammer met hondert Daalders beloond wierd. Campo aan wien zulk een middelmaatige vergelding weinig beviel, vertoonde hem het tweede stuk dat hy buiten zyn last Geschildert had, zie daar Myn Heer! zei hy, nog een fraay stukje dat gy nemen moet; maar ik moet 'er viermaal zoo veel voor hebbe dan het geene gy my komt te betaalen. Den anderen vergramt over [65] dit hoonend bedryf van Campo, bedreygde hem gebruik van zyn gezag te maken, en hem in Rechten te zullen aanklagen ingeval dat Schildery niet terstond verbrand wierd. De Schilder deeze bedreygingen wel voorzien hebbende, hernam koeltjes, dat hy het niet zou verbranden, ten ware hy eerst voor de konst en arbeid betaald wierd, en dat byaldien hy het niet geliefde te nemen, hy het dadelyk aan zyn Vrouw tot een Vereering zou zenden, onder verzeekering dat dit stukje na het Leven Geschildert was. De Rotterdammer bevreest voor de gevolgen van die zaak, begreep dat het zyn belang ware, om een vrindelyk verdrag met Wyerman te treffen eer het ruchbaar wierd, hy gaf hem veertig Ducaten en verbrande het Schilderstuk, de Spotvogel dit Geld voor gevonden agtende, begon de Heer van H*** nog braaf over zyn Gekheid uit te laggen; dog de dienst dewelke hy hem vervolgens bewees in zeeker voorval, alwaar zyn goede naam gevaar zou geloopen hebben van verlooren te gaan, en zyn Beurs van voor den Hooft-Officier te [66] zullen bloeden, vergoede dubbelt de geleede schaade van het verbrande Schildery. Niettegenstaande hun klein geschil deswegen, waren zy daarom goede Vrienden gebleven. De Heer van H***. schoon een Getrouwd Man zynde, volherde egter in zyne Minnehandels, uit dien hoofde begon hy grootelyks in 't Oog te loopen, men berigte hem dat de Hooft-Schout op hem loerde, en slegts na het tydstip wagte om hem te betrappen, als wanneer men hem een veer uit de straat zoude trekken, daar hy lang geheugen van hebben zou. Hy gaf van dit Bericht eens in vertrouwen kennis aan zyn Vriend Campo, die hem raade de Hooft-Schout van zyn kant een part te speelen, beloovende daar over zyne gedagten te zullen laten gaan. Volgens zyn vondryke aart had Wyerman niet veel tyd nodig om zig daar op te bedenken. Na verloop van twee dagen kwam hy de Heer van H*** bezoeken. Hoor Myn Heer! zei CAMPO, begeeft u van den Avond na u Minnares, steekt een party 's Lands Obligatien by u, laat u door de Schout op de daad be[67]trappen, maakt vervolgens een accoord | |
[pagina 124]
| |
met hem, geeft de Obligatien in Pand der Minne, dog tekent nergens u hand voor, en laat my nog voor de rest zorgen Ga naar voetnoot1. Ingevolge van dit beraamd ontwerp ging de Heer van H*** op de bepaalde tyd na het Huis van zyn Matres, terwyl de doorsleepen Campo inmiddels een Briefje zonder onderteekening aan den Hooft-Schout zond, waar in hy hem van dat heimelyk bezoek verwittigde, met Aanwyzing van het Uur, de Straad, en de Woonplaats van de Dame, alwaar hy de Minnaar vinden zou. De toenmaalige Schout, zoo men verspreide van een Geldzuchtig Caracter, en lang op de Heer van H*** wiens gangen hem [68] bekend waren, gevlamt hebbende, bleef niet in gebreeke om van de ontfange waarschouwing gebruik te maaken. Hy begaf zig verzeld van twee Gerechsdienaars in Perzoon na de aangeweezen Plaats, en betrapte aldaar de Heer van H*** met zyn gekamerde Minnares in dier voegen als hy gewenscht had. Onmiddelyk maakte hy gelaad om de verspiede Man na de Gyzeling te doen brengen; dog deeze daar niet zeer bedugt voor zynde, verzogt hem welstaanshalve beleefdelyk, dat hy hem tog geen openbaare schande wilde aandoen, zy traden daar op al staande in onderhandeling. De Hooft-Schout in de verbeelding van hem ditmaal regt in de knip te hebben, eyste duyzend Ducaaten, onder belofte van geheimhouding, en dat 'er nooit een Haan van kraayen zou, van 't geen tussen hen beide gebeurt waare. Men kwam ten laasten over een, voor drie duyzend Gulden; De Heer van H*** verschoonde zig dat hy zoo veel Geld niet by hem had, maar bood hem aan, voor eens zoo veel aan Obligatien in Pand der Minne te geven, tot den [69] volgende Morgen, wanneer hy hem de bedonge Boete zou brengen, de Schout geen erg opvattende van het gesmeed bedrog, nam daar genoegen meede, stak de Obligatien in zyn Sak, en vertrok in alle stilte zonder Gerechsdienaars (die reeds weggezonden waren) van daar, latende de Heer van H*** na zyn welgevallen het Venus-Kind Liefkoozen. Zoo draa de Hooft-Schout vertrokken was, wierd Campo Wyerman gehaald, en van het Gebeurde verslag gedaan. Deeze bereids alles overlegt hebbende, wist het verder zoo fraay te beleggen, dat de Obligatien aan de Comptoiren voor verlooren aangeschreeven, en als zodaanig in de openbaare Nieuwspapieren Geadverteerd, en door de gansche Stad door den Omroe- | |
[pagina 125]
| |
per uitgeklonken wierden. De Schout by zyne Ontwaking hier van verwittigd, ontbood de Heere van H*** aan zyn Huis, en verweet hem zyne trouwloosheid, den andere geliet zig nergens van te weten, en vroeg zyne verlooren Obligatien te rug, 't welk den Hooft-Schout by gebrek van genoegzaam Bewys wegens het voorge[70]vallene van den vorige Avond, en om dat hy door de genoome Maatreegelen van de Heer van H*** nog Kapitaal, nog interessen daar van ontfangen kon, eindelyk verpligt was, niet zonder een blykbaar misnoegen te doen. Zodaanig heeft het Beleid van den beroemde Wyerman in meer andere voorvallen van verschillende natuur, doorgestraalt. Hy redde door zyn vlug verstand eenmaal wonderlyk een Kapitein van een Koopvaardy Schip, aan welkers boord hy zig op een Pyp Tabak bevond, uit een groote Zwaarigheid. Het Schip die Morgen eerst in de Haven aangekoomen, was met een groote menigte Sluyk Goederen gelaaden, waar van opzettelyk geen inkoomende Regten betaald waare. De Schipper vreezende by ontlading Schip en Lading te verliezen, waar aan zyn heele welvaard geleegen lag, om dat een groot gedeelte van die Goederen voor zyn eyge Reekening waren, scheen zeer beangst voor het Onderzoek der Commiezen, welke Campo uit onbekende redenen een gezwoore haat toe[71]droeg, in zoo verre van ze in zyne gewoone gesprekken te bestempelen met de benaming van Koopmans Luyzen! Hy verzogt de Schipper een oud kennis van hem wezende, om hem met die Zaak te laten omspringen: Even na Middagtyd kwam een Commies een Groene Ridder die pas de Levreyrok verlaten hadt aan Boord van het Schip om de Visentatie te doen; Wyerman met de Kapitein in de kajuyt zynde, waren volgens onderlinge afspraak op zyn komst in een heevige woorden twist over een Weddingschap, de Commies aan wien men midlerwyl een Glas Wyn schonk, vroeg waar in dat bestond? Och zei Campo eenvoudig, ik wil wedden tegen de Schipper dat hy met een sak Sesthalven onder ieder Arm. op een ordentelyke stap geen half Uur ver gaat, zonder om te kyken. - Ba, Ba, riep de Hebzuchtige COMMIES, dat is Niks, dat wil ik wel doen! De weddingschap kreeg vervolgens zyn beslag onder beding dat Wyerman de Commies zou verzellen, en dat deeze de beide sakken Sesthalven zou winnen zoo hy naauwkeurig het Weddingspel volbragt. [72] Men kan ligtelyk begrypen dat Campo zoo langzaam voortging, dat zyn Vrind de Kapitein daar door overvloedig geleegentheid had, om de Sluykgoederen vlak over zyn Schip in een Pakhuys te bergen, invoegen dat toen Campo en de onnoozele hals van een Commies na verloop van anderhalf Uur weder kwamen, alles in behoude Haven geborgen was. | |
[pagina 126]
| |
Aanmerkenswaardig waren de gevolgen der kennismaking met den Baron van Sieberg, ten tyde dat hy zig in s'Gravenhage Onthielt. De gemeenzaame Ommegang met die Adelyke Gelukzoeker, was hem zomtyds niet onvoordeelig en deed Campo Wyerman aangenaame Uuren slyten. Wy hebben een Echte Beschryving Ga naar voetnoot1 aangaande zyne raare, en vermakelyke Avantuuren met den Baron, dewelke een volleedig denkbeeld kan geeven van het Caracter van dezen beruchte Alchimist, en hoedanig Wyerman zig ten [73] zynen kosten wist te verlustigen, ondertusschen tot meerder opheldering daar by voegende zommige onbekende Gevallen die naderhand Wereldkundig geraakt zyn, en als betrekkelyk tot de Historie van Campo wetenswaardig geoordeelt worden in dit Aanhangzel ingelyft te worden. De Baron van Sieberg met de dwaaze, en ydele gedagten bezwangert van uit de Labis Philosophorum of zogenoemde Steen der wyzen Goud te konnen smeeden, had zyne voornaamste inkomsten daar by verkwist, hy bleef nogtans in het begrip van door de vermenging van zommige stoffelyke deelen het Goud te zullen vinden. De Baron die byna Dag en Nagt in zyn stookhuis bezig was, had Wyerman tot zyn vertrouweling verkoozen, en terwyl deeze het talent bezat om de Inbeeldingen van den Baron ongemeen te vlyen, genoot hy ten laasten de vrye Tafel en Huisvesting by hem: Op een Nacht dat de Goudzoeker volgens gewoonte in zyn Stookhuis werkte, was het hem gelukt een klomp zuiver Goud van een buitengemeene zwaarte uit de [74] kroes te halen, verrukt van vreugde over die voordeelige ontdekking ging hy Campo die gerust lag te slapen, wakker maken, hy vloog hem van blydschap, om den Hals, Sta op, Heer Campo, Sta op, riep hy Luidkeels; Myne Schatten zullen haast die van Cresus overtreffen, ik zal binnen een Jaar tyds over de Twintig Millioenen Ducaten ryk zyn. - Dat is waarlyk geen Gekheid, Myn Heer de Baron, beantwoorde Wyerman, maar zeg my wat gy tog met al die schatten zult doen? Hoe, hernam hy, wat ik 'er meede doen zal? - Ik zal Volksplantingen opregten, Heer Campo; Scheepsvlooten uitrusten; Ontzaggelyke Lantmagten op de Been brengen, Oorlog verklaaren, en de wetten aan EUROPA voorschryven. - Dat is op myn Ziel wel bedagt zei Wyerman, ik verzoek dat gy my maar Generaal over uwe Leegers maakt, dan ben ik wel te vreede; Gansch niet Heer Campo, repliceerde den Baron, gy zult myn | |
[pagina 127]
| |
Eerste Kabinet Minister weezen! Heel goet besloot Wyerman, en finantie Raad daar by, dan zal ik de twintig [75] Millioenen Ducaten wel weeten te besteeden; op een wyze dat 'er nog iets voor my overschiet. Behalven diergelyke, en oneindig andere Kasteelen in de Lucht van den Baron van Sieberg, dewelke telkens in rook verdweenen, had zyn Vrind Campo gedurig nieuwe Stof om zyne dwaasheid te belaggen. Op een tyd dat zy over het middagmaal met elkander over verschillende onderwerpen in gesprek geraakt waren, gaf den Baron openhartig zyn verlangen te kennen, om een Beminnelyk voorwerp te bezitten die hy Deelgenoot van zyne aanstaande groote Rykdommen maken kon. Campo bedagt zig een poos, ik heb een Nicht Myn Heer de Baron zei hy vervolgens, dat een Charmant Meisje is, zy zou u volmaakt gelukkig konnen maken, maar zy is een van die Godinnetjes welke haare bekoorlykheeden op een duure prys houden en derhalven zou gy wat Edelmoedig ten haren opzigten dienen te zyn. Och dat is Niemendal Heer Campo voerde de Baron te gemoet, ik zal u Nicht als een Princes doen Leven, zoo zy myn Gemalin[76]ne word, gaa vragen vervolgde hy, of men haar van daag geen belet zal aandoen, want ik haak na het geluk van u Nicht te zien. Ondertusschen was de gewaande Nicht van Wyerman een van die Galante Dames, wiens hart zig gemakkelyk door de glants van het Goud laat winnen, en by gevolg aan welke niemand beeter dan een Alchimist geleek. Campo die haar van tyd tot tyd geheime bezoeken deed, ging haar van de komst van de Baron verwittigen, en onderrigte haar wat Rol zy speelen moest. Juffrouw Caleton die een uitstekend Verstand, een weergalooze Lieftaligheid, en een deftige Houding bezat, besloot de nieuw aangeworven Galant in Statie te ontfangen, zy betrok een aanzienlyke woonplaats in een der beste straaten van den Haag, en had het zelve zodaanig na de Moderne smaak gemeubileert, dat zy aldaar een fatzoendelyk Man ontfangen kon. Tegen het vallen van den Avond, kwam Myn Heer den Baron van Sieberg van het Hooft tot de Voeten in 't blaauw Fluweel gekleed, en verzeld van zyn Vrind Campo; zyn [77] opwagting by de Schoone maken. Hy groete Juffrouw Caleton zoo eerbiedig als de eerste Dame van het Land, en verzogt haar verschooning over de vermeetele stap die haar Neef hem doen begaan had, laten wy geen Complimenten maken, viel Wyerman wien de lange Redenvoering van den Baron verdroot, schielyk in de reeden, Nicht is te welleevend om kwalyk te nemen, dat ik haar een Edelman breng die begeerig was haar te zien, zedert de loftuygingen welke ik van haar hoedanigheeden gegeven had. Ik ben zeer gevleyt Neef met de onverdiende ophef die gy van myn Perzoon gedaan heb, zei Juffrouw Caleton op haar beurt, gy | |
[pagina 128]
| |
weet dat uwe Vrinden de myne zyn, en dat een Man van geboorte gelyk Myn Heer de Baron by Juffers van fatzoen altyd wellekom is. Na deeze kleine pligtpleegingen waar meede veeltyds onder Menschen van Rang de tyd ellendig vermoort word, zette men zig aan een tafel, de Baron van Sieberg wierd voorbedagtelyk naast de scherpzinnige Caleton geplaast. De Aanvalligheid van deze schoone Nimph, [78] haare gemaakte Modestie, en eenige Glazen Bourgonje Wyn die 'er gedronken wierden, verblinde de Oogen van den Amoureuse Baron dermaten, dat hy smoorlyk op haar verlieft wierd, en ze nog dien zelve Avond met een fyne Paerelsnoer beschonk; hy begon zelve al van Acces en Trouwen te spreken, maar de Spotagtige Campo die zig door een Aardiger Comedie nog beter zogt te vermaken, deed ingevolge afspraak met de Galante Caleton genomen, aan de Baron de voorslag om den volgende dag een pleziertochtje met een Rytuyg te doen. Wy moeten ons Morgen eens wakker diverteeren Myn Heer de Baron zei hy. Om de vrolykheid te vermeerderen heb ik 'er iets op verzonnen, laat ons een Koets met vier Paarden bespannen Huuren, en om by die plezier-party Luysterlyke Personnagien te verbeelden, zult gy voor de Prins van Japan, en myn Nicht voor de Princes u Gemalin doorgaan; haar Suster myn Jongste Nicht zal voor Kamenier, en ik voor Kamerdienaar speelen, en behalven u Lyfknegt zullen wy 'er nog een tweede [79] voor een dag in onze dienst aanneemen. Men keurde dit klugtig voorstel van den Grappemaker algemeen voor goed, en daar wierd beslooten om hem de gansche bestiering daar van op te dragen. Sieberg verwondert over de vruchtbaarheid van uitvindingen van zyn toekomende Kabinet-Minister, bedankte hem feestelyk dat hy zoo iets fraays tot vermaak van zyn bekoorlyke Nicht had weten te bedenken. Juffrouw Caleton in de hoedanigheid van de Princes van Japan had haar na de uytterste zwier opgeschikt, terwyl haar Vorstelyk Gemaal nevens haar Gegaloneert in de Koets zat, tegen hun over hebbende de Gewaande Kamerdienaar, en Kamenier, welke hunne rollen meesterlyk wisten te spelen, en daar in door twee snaken van Lackyen agter op de Koets staande ongemeen wel nagevolgt wierden. Men reed door het gansche zogenaamde Westland heen; door het gedurig pleisteren waren zy van 's morgens vroeg tot s'avonds laat op weg geweest eer zy den tour gedaan hadden. In alle de Steeden, in alle de Dor[80]pen van hunne doortogt geraakte alles in rep en roer, om de Prins, en Princes van Japan te zien, en meest over al in de pleysterplaatzen hadden zy vermakelyke ontmoetingen, die men hier wegens de uytgebreytheid met stilzwygen voorby gaan zal. Egter niet vergeetende gewag te | |
[pagina 129]
| |
maken van een zonderlinge Avantuur in 't wederkeeren na den Haag voorgevallen, en die zonder behulp van Campo onaangenaame gevolgen scheen te voorspellen. Men kwam voor het laaste in zekere Herberg te Voorschooten, alwaar ter zelver tyd zig drie of vier dronke Studenten in een apart vertrek bevonden, het gerucht van de aankomst van den Prins van Japan en zyn gevolg bragt het Dorp in beweeging, en wekte de nieuwsgierigheid van de Leydsche Studenten op. By het openen van de Deur kreegen zy Juffrouw Caleton in 't Oog, het mogt de Duivel een Princes weezen! zei een van de Studenten tot de Waardin die met dat bezoek byzonder in haar schik was, 't is een Haagsche Hoer, wy kennen haar wel! vervolgens zonder hen verder te beraaden, [81] stoven de Studenten met blanke Deegens in de Kamer alwaar de Prins van Japan, met zyn Vorstelyke Gemalin gerustelyk over hun koddig bedryf zaaten te praaten. Sieberg verschrikt op hunne verschyning kroop onder een groote Tafel, die met een kleed bedekt was. Kom, kom, riep een onder de Troup laat ons de Prins van Japan eens wakker afrossen, de Vent is zoo wel een Vorst; als Juffrouw Caleton een Vorstin is! Gelukkig dat Campo met de beide Lyfknegts tydig tot ontzet kwamen toeschieten, op zyne vertooning was alles gedaan; wat wil dat zeggen Heeren? Zei hy tot de Studenten, waarom verbeelt een gemeen Karel op het Toneel zomtyds een Koning? is de Wereld niet een Speeltooneel? En zou Myn Heer den Baron van Sieberg die een geboren Edelman is, uit louter vermaak de rol van de Prins van Japan niet mogen spelen? Ho, ho, 't is Campo Wyerman viel een Student in de reden, hy heeft die klucht verzonnen, de Prins is vry, maar hy moet ons op een half Anker Rynsche Wyn onthalen. De Baron [82] verblyd van dien dans zoo gemakkelyk ontsprongen te zyn, kwam uyt zyn schuylhoek, en beschonk de Studenten zoo wel dat zy voldaan waaren. Deeze om hunne erkentenis desweegen te betoonen, en hoe langer hoe meer bevangen van den Wyn, beslooten in plaats van na Leyden te keeren, de Vorstelyke Stoed te vermeerderen, en reeden meede na den Haag, alwaar de Prins van Japan hen nog Prinselyk Tracteeren moest, zoo hy zig aan geen ruuwe behandeling, van weege deeze wilde Studenten blood wilde stellen. Ondertussen was den Baron ten uitterste misnoegt op Campo welke hem ten aanzien van Juffrouw Caleton zyn voorgewende Nicht zoo deerlyk misleid had. Zy wierden vermoedelyk over dit geval naderhand kwaade Vrinden, en Wyerman die begon te bemerken dat de zaken van den Baron de Kreeftegang gingen, scheen 'er geen berouw van te hebben. Waarschynelyk beschreef Campo Wyerman uit weerwraak het Leven van de Baron van Sieberg, waar in hy het Caracter van dien Alchimist op | |
[pagina 130]
| |
[83] het allerbespottelykste afschetst; dog waar in te gelyk een zigtbaare ondankbaarheid van zynentwegen doorstraalt. Terwyl hy zedert de onvrindschap met de Baron even als te voore op zyn eyge wieken dryven, en de kost met zyn Pen winnen moest, begaf hy zig weder iverig aan het werken, wordende toen in den Haag en elders daar hy verblyf hield voor een gedugt Paskwilschryver bekend; De Echo des Waerelds, en de Vrolyke Courantier kwamen kort op malkander in 't ligt, waar op ras de Naakte Waarheid, en de Vrolyke Tugt Heer volgde, deeze periodique papieren ten naasten by van een overeenkomende Natuur, ontdekte door de levendigheid van styl, de fyne Satirique verhandelingen, en het zoud dat 'er in stak, onmiddelyk haren Maker. De bekwaamheid van die vermaarde Schryver door geheel Holland ruchbaar geworden zynde, wierd hy onder goede belooningen over al toe gebruikt. Het verhaal van de volgende aanmerkenswaardige gebeurtenis, zal dit raadzel klaarder ontbol[84]steren Ga naar voetnoot1. Een Jong Heer van een fatzoendelyk geslacht, verlieft geworden op een bemiddelde Weduwe, en na men wil by haar een blaauwe scheen gelopen hebbende, had Wyerman onder belofte van een aanzienelyke vereering bewogen, in een zyner weekelyksche Papieren in te voegen een Waarschouwing, ten lasten van die Weduwe, waar by niet alleen onder een verbloemde Naam melding wierd gemaakt van zommige hatelyke, en eerroovende zaken deeze Vrouw betreffende, maar boven dien aangekondigt dat men met de Beschryving haarer Avanturen by het volgende weekelyks Papier een begin zoude maken; gelyk de verliefde Minnaar (die voorgaf zulks ten verzoeke van een ander Heer die zyn Principaal was, te doen) met dat Oogmerk aan Campo overhandigde een verzaameling van eenige zeer vuyle Byzonderheeden. [85] om de voornaamste inhoud daar van te Commentarieeren en vervolgens door middel van de Drukpers Wereldkundig te doen geraken. Wyerman zig hier meede belastende, had alreede begonnen de handen aan het werk te slaan, wanneer hy op een morgen verzogt wierd met een Chaize na een zeekere Buiteplaats te ryden, alwaar men hem over dingen van aangeleegentheid wenschte te spreken; zonder te weeten dat hy ontbooden wierd by de Persoon, welke by de gedaane Waarschouwing onder een vercierde benaaming was bedoelt, begaf hy zig ogenblikkelyk derwaards. Op zyn aankomst wierd hy 'er beleefdelyk ontfangen; de Weduwe haar bekend makende, verzogt hem zoo nadrukke- | |
[pagina 131]
| |
lyk van tog niets aangaande haar Eer, en goede naam te schryven, dat hy gewonnen door haare betoveragtige aanvalligheeden en verpligtende manier van handelen, zulks niet alleen plegtiglyk beloofde, maar ook zyn gegeven woord ontschentbaar nakwam, want hy zond des anderen daags de overhandigde Papieren rakende de voorgenoomen Levenbeschryving weder [86] aan haar wraakzuchtige Galand te rug, met betuyging dat hy van die gevaarlyke zaak glad af zag. Campo Wyerman na deeze gedaane verzeekering, genoot vervolgens de Eer van het middagmaal by die Dame te houden, wordende op haare kosten na den Haag met een Rytuig gebragt; ondertussen ziende dat 'er geen belooning op volgde, zoo als hy verwagte, schreef hy na verloop van eenige dagen een Brief aan die Weduwe, behelzende kortelyk, dat hy niet gewoon was Vriendschap voor niet te doen, dat terwyl hy haar behulpzaam geweest waare in het beletten van den uitgaaf van het Paskwil, waar voor zy zoo bedugt scheen geweest te zyn, zedert tot zyne verwondering daar voor niets het allerminste vernomen had, en dat hy was te bevragen by een zeker Boekverkoper in 's Gravenhage, welkers woonplaats nader in de Brief opgegeven wierd, welk aanmaning van dat gevolg was, dat die Weduwe terstond aan het Huis van de Boekverkooper voor hem liet brengen twee Nieuwe Silvere Kandelaars; Evenwel geraakte kort daar op het Ge[87]schrift zodanig als het in de waarschouwing vermeld stond, in de Wereld; dog Campo ontkende daar van den Autheur te zyn, zeggende tot zyne verontschuldiging dat dit Prulschrift nog van zyn styl nog van zyn vinding is geweest. Ter zelver tyd zag men een andere vrucht van zyne harssenen te voorschyn komen, zynde het bekende Werkje genaamt de Voorlooper van de Chronyk der Bankroutiers, een befaamt Heekelschrift, dewelke een groot geroep veroorzaakte, en zeer veel schrik en verslagentheid verwekte onder de geene van dat genoodschap, die vreesde openbaar ten toon gesteld te worden, in zoo verre dat zommige van het Bankroutiers Gilde, dat onweer voor kwamen door hunne mildadigheid, en door uit eyge beweeging geschenken aan Campo Wyerman te sturen, terwyl andere zulks deede op het ontfangen van ongeteekende en naamlooze Brieven, die uit zyn last aan verscheiden van hun geschreeven waren; kort om, men kan in 't algemeen van zyne Werken zeggen, zonder te kort te doen aan zyne vloeibaare Schryfstyl, en aan de [88] geestryke invallen die in de meeste zyner Geschriften uitblonken, dat 'er nimmer iets uit zyn Pen kwam of het was met het fynyn van Gruwelyke Lasteringen, en Eerroovende uitdrukkingen bevlekt; zodanig dat hy zig niet ontzag om met kwaataardige Paskwillen Aanzienelyke Collegien, en de eerste Gerechs-Hoven van het Land | |
[pagina 132]
| |
aan te randen. Zyn Enthusiasmus gemaakt ten verzoeke van zeeker Heer die zoo men voorgeeft een Proces tegen de Oost-Indische Maatschappy verloren had bewyst zulks ten klaarsten Ga naar voetnoot1. Zodaanige verregaande plichtverzaking ten aanzien van de beste Rechteren van de Wereld, maakte hem de afschrik, en de gemeene veragting van een ygelyk. Men begon het Gezelschap te schuwen van een Man die door zyn onbepaalde heekelzucht voor de zamen[89]leeving gevaarlyk geworden was, en die om deeze reedenen zoo te zeggen geen Vrinden meer behielt, uitgezondert eenige weinige Geesten van onrust, welke uit weerwraak of inzigten van belang genoodzaakt waren hun toevlugt tot zyn steekelagtige Pen te neemen. Een slegte Broodwinning voorwaar! waar in by vervolg de voornaamste tak van Finantie van Campo Wyerman bestond. Die volvaardigheid om Paskwillen voor Geld te maken, doet my gedenken aan een zonderling geval waar voor hy volgens het algemeen gerucht tagtig Ducaten getrokken heeft. Om tot de omstandigheeden daar van op te klimmen, dient men aanvankelyk te weeten, dat een zeeker Regent die naderhand door zyne uitmuntende verdiensten tot luysterlyke Eertrappen gesteegen is, zedert zyn verblyf op de Hooge School, en vervolgens by aanhoudentheid regelmatig onderhielt een wekelyks Geselschap met elf goede Vrinden, waar meede hy op een, en dezelve tyd gestudeert had. Dit twaalftal goede Vrinden in eene Stad gebooren, namen nog op de Academie zyn[90]de het besluit om daar meede gedurende het Leven van de twee laaste te zullen volharden, onder beding nogtans van de geene van hen welke in 't vervolg kwamen te Trouwen, de Vryheid zoude hebben hunne Vrouwen op dat weekelyks Bezoek te mogen brengen: Ingevolge van deeze vrindelyke voorwaarden, hielt het Geselschap dat by beurten aan een iders Huys gehouden wiert, een menigte agter een volgende Jaaren stand, en wierd hoe langer hoe talryker, nademaal de elf goede Vrinden van den Regent binnen het verloop van zeer korte tyd altemaal Gehuuwd waren; de Heer de G*** was de enigste die Ongetrouwd bleef. Hy was een Man die groote Middelen bezat, die Koets en Paarden hield, die de Stoel der Regeering bekleede, en die het mits dien aan geen geleegentheid ontbrak om een Vrouw te krygen, en nog veel minder om ze volgens zyn Staat te onderhouden, maar | |
[pagina 133]
| |
een zeekere onverschilligheid voor het Huwelyk, en zyn zucht voor de zelf Vryheid, deed hem waarschynelyk tot op zyn veertigste Jaar Jongman blyven. Men meende dat hy te keurig viel, of dat hy geen hart had [91] om by een Jonge Schoonheid te gaan vryen, in dat denkbeelt, plaagde de Mannen en Vrouwen van het wekelyks Geselschap hem onophoudelyk over zyne beschroomtheid in 't stuk van Minnehandel: Op een Avond dat de Heer de G*** na gewoonte in 't Bezoek zynde, zig in een vrolyke Luym bevond, wierd van weege de overige Heeren en Dames deeze Stof weder op het Tapyd gebragt, de Heer de G*** in plaatze van deeze Scherzerye gelyk voorheen onbeantwoord te laten, vroeg al laggende of zy alle met elkander eens duyzend Ducaten, en daar en boven een Gastmaal van drie hondert Gulden in 't gemeen tegen hem wilde houden dat hy binnen ses weeken Getrouwd zou zyn? Het Geselschap beantwoorde eenpaarig van Ja, mits dat hy 'er een diergelyke Somme voor zyn hooft tegen zou stellen, en alreede niet aan de een of andere Jonge Dogter verlooft moest zyn. Myn Heer de G*** hernam dat hy als een Eerlyk Man verklaren kon, tot nog toe op niemand zyne gedagten gevestigd te hebben, ja zelve nog onberaden was op welk voorwerp [92] zyne keuze te doen, met aanbiedinge dat ingeval naderhand het tegendeel bleek, hy de Weddingschap kwyd zoude wezen. Een zoo raar Weddingspel met algemeene goetkeuring gesloten had nog raarder gevolgen, want de Heer de G*** een heldere roes dien Avond gedronken hebbende, kwam Luchthartig t'Huis, en beval zyn Keukemeid dat een Jong en fraay Vrouwspersoon was om de Kaars op zyn Slaapkamer te brengen, deeze dat nimmer gewoon zynde te doen, weigerde haar Meester daar in te gehoorzamen, onder voorwendzel dat zulks de plicht van de Lyfknegt was. Myn Heer de G*** zonder daar enig misnoegen over te betoonen, gebood vervolgens zyn Werkmeid Pieternel, een Groen Moffinnetje die hy korteling gehuurd had, dezelfde zaak, zyn bevel wierd in 't ogenblik opgevolgt, Pieternel bragt het Licht na boven, zoo dra zy binnen trad, sloot haar Meester de Kamerdeur op slot; hoor Meid, zei de Heer DE G***, gy zult myn Vrouw zyn! Ik zal u aanstonds een Trouwbelofte schryven, Morgen zullen wy ten Ondertrouw gaan, [93] maar gy moet by my blyven overnagten. PIETERNEL sprong op van vreugde toen zy dit hoorde, Slapprement mien Her dat zol goed zyn, voerde zy te gemoet, jou wel, jou wel mien Her, ik wil wel by ier Slaupen: s'morgens opgestaan zynde riep myn Heer de G*** al zyn Bedienden in 't Salet, zeggende dat zy van nu af aan Pieternel voor haar Mevrouw zouden hebben te erkennen en als zodanig gehoorzamen, dog dat zulke die dat tegen de Borst was, konden vertrekken. De Keukemeid van spyt menende | |
[pagina 134]
| |
te barsten, vertrok ook inderdaat, maar de Koetzier en de Lyfknegt daar aan onverschillig zynde, bleeven. Vervolgens ging de Heer de G*** na de benoodigde Klederen voor zyn Bruid verzorgt te hebben, nog dien zelve dag met Pieternel in ondertrouw, en was binnen drie weken tyds met haar Getrouwd. Het Geselschap verbaast over die onbegreypelyke verhaastende stap van hun Vrind, bekende de Weddingschap verlooren te hebben, en betaalde ider hun aandeel in het verlies. Egter was de oude Vrindschap daar door ten [94] enemaale gebroken, en de Leden van 't wekelyks Bezoek door nyd gedreven, gaven Campo Wyerman, veertig Ducaten om onder de hand een Paskwil, ten lasten van de Nieuwgetrouwde te verspreyden, voerende tot Titul, Het Huwelyk by Geval? 't welk ongedrukt bleef. De Heer de G*** hier van verwittigt, bewoog Campo om voor een gelyke Som daar een Hekelschrift tegen te maken, 't geen hy deed onder de benaming van de Spotters door Minzucht bedrogen? weshalven onzen Paskwil-Schryver zoo als men zegt tweemaal Beulingen van een Varken had. Prachtig in de Levensmanier, en verkwistende van Aart, konden alle aanmerkelyke voordeelen op een onwettige wyze verkreegen hem weinig baten; want behalven dat hy Edelmoedig en mildaadig ten opzigten zyner Vrinden was, zoo kon hy onmogelyk Geld bewaaren, ook had Campo Wyerman een onverwinnelyke haat tegen de Gieregaards, en zulke welke zig met woeker geneeren opgevat. Deeze natuurlyke afkeer zyn hem tot zelve in de Gevangenis by gebleeven: Tot een [95] doorslaande blyk daar van, zullen wy 'er twee zeldzaame voorbeelden beknoptelyk van gaan aanroeren. Men had hem ergens Berigt, dat een enige Suster van een zeker ryk Woekeraar, met wien het door een Schakel van rampspoeden zedert een geruime tyd verloopen was, in de uitterste armoede leefde, zodanig dat de Ongelukkige wederwaardigheden van dat Mensch, bezwaard met de opvoeding van Ses Kinderen, zoo min als de voorspraken van meedelydende Perzonen niets verwinnen konde op het versteend gemoet van die Gierige vrek om zyne Arme Suster en haare Jonge Kinderen, van zyne overvloed de benodigde onderstand te bezorgen. Campo beklagende de rampen van deeze Vrouw, besloot buiten enige andere belangneemende oogmerken dan die de Edelmoedigheid, en het meededogen hem inboezemde, haar te zullen helpen, beloovende een Middel uit te denken om haar uit die deerniswaardige en bekommerlyke toestand te redden, en gaf haar inmiddels vier Ducaten van zyn eige Geld om van te Leven: vervolgens on[96]derschept hebbende, dat den Woekeraar de meeste Nachten besteeden om zyne verzamelde Schatten na te tellen, maakte hy zig die verligting te nut, | |
[pagina 135]
| |
want een Oude Dienstmaagt die byna van honger Storf, om dat 'er niet dan op zommige weinige Heyligdagen by haar Meester een Pot gekookt wierd, bewoog hy ligtelyk door een klein geschenk dat hy haar gaf, en onder verzeekering dat zy het naderhand beter zoude hebben, om hem op een Nacht heimelyk in 't Huys van den ontaarden Gieregaard te verbergen: Wyerman aldaar op een Solder vlak boven het Comptoir van den Woekeraar verborgen, had zig door het aandoen van een wit Hemd, en een Momaangezigt, als een Monster of Spook gekleed. In die afgryzelyke gedaante, kroop hy op handen en voeten de trappen af, en vertoonde zig net in de Kamerdeur toen den andere in 't drukste van de Geldtelling was. Campo bespeurende dat den Geldwolf door het geraas van enige Sakken Guldens en Sesthalven die hy uit een Ysere Kist gehaalt, en vervolgens op de Tafel geworpen had, [97] hem nog gehoord, nog gezien had, sloop in alle stilte agter de Stoel waar op hy gezeeten was, en hem zagtelyk op de Schouder kloppende, keek den andere schielyk om. Men kan ligt begrypen dat de Geldtelder op het vervaarlyk Gezicht van dat gewaande Spook van angst meende te bezwyken. Hy week ylings van zyn Stoel, en week rugwaards; dog met traage schreeden en gedurige zuchten, bevreest zynde voor zyn Geldkist die open stond. De Booze Geest, volgde hem ieder stap dat hy deed. De Woekeraar vrymoediger geworden, vroeg eindelyk aan het Spook wie hy was, en wat hy daar kwam doen? Ik ben een der Helsche Schimmen! zei Campo binnensmonds, en ik kom u aanzeggen, dat alle Booze Geesten u onophoudelyk des Nagts zullen komen plagen, zoo gy uwe Arme Suster al het Gelt dat hier op de Tafel legd, niet overgeeft, zonder de eigentlyke waarde daar van te konnen begrooten, beliep die Som ver over de twee Duyzend Guldens, en daar lag in de Kist nog wel viermaal zoo veel. De beangste Gieregaard verblyd dat hy [98] nog de Beste Buyt behielt, beloofde het Spook plegtig, van alle de Penningen welke op de Tafel lagen getrouwelyk aan zyn Suster te zullen overhandigen, en bad met gevouwe handen dat de Schimmen hem tog niet verder ontrusten wilde. Wyerman vloog daar op met een verschrikkelyk gebaar de Kamerdeur uit, en schielyk zig van zyn Spooke gewaad ontdaan hebbende, geraakte hy door behulp van de Oude Dienstmaagt gelukkig op de Straad, zonder dat haar Meester die van verslagentheid beweegloos bleef, daar van de lucht kreeg. Volgens zyne Beloften aan het Spook gedaan, ontbood hy zyn Suster, aan wien hy vier Sakken Silver Geld behandigde, waar meede deeze ongelukkige Vrouw, een Kaas-Winkel ging opzetten, 't geen zoo wel gelukte dat zy haare ses Kinderen van de winsten dier Koopmanschap, zeedert ordentelyk groot gebragt heeft. Men wil dat zy Campo Wyerman | |
[pagina 136]
| |
die zy haar Redder, en Weldoender noemde, niet alleen de geleende vier Ducaten aanstonds weder gaf, maar hem naderhand tot een blyk van haare erken[99]tenis nog eens in de Gevangenis kwam bezoeken, en ter geleegentheid van dien, hem een Silvere Tabaksdoos vereerde. Het tweede voorval van die natuur van minder belang; dog daarom even aartig in zyn soort, bestond daar in. Dat Campo in het midden van den Soomer, met een goed Vrind na het vermakelyk Dorp Scheveninge gewandelt zynde, om 'er een Zeeluchje te scheppen, zy te zamen na een poos op het Strand doorgebragt te hebben, in een Herberg een Kan Koffy gingen drinken, terwyl zy daar meede bezig waren, kwam 'er een Perzoon van hun kennis in, die bekend stond, heel veel aan de hoogzuynige kant te zyn. Hy verzogt van de party te mogen wezen, men begreep dat zulks op eyge Gelag zou zyn, en men schonk hem de Koffy; vervolgens wierd'er na de Verteering gevraagt. De Waard voor wiens Huis de Schaar uithing, eyste vier-Schellingen voor de Kan Koffy, en een Glas Brandewyn die zy gebruykt hadde. De hebzuchtige Kwant zwoer dat hy 'er geen duyt aan zou betalen, zeg[100]gende dat men hem op de Koffy genodigt had. Campo Wyerman en zyn Vrind meesmuilende over die wonderlyke soort van Gierigheid, betaalden zonder tegenspraak ieder twee Schellingen voor hun aandeel, in het onwrikbaar besluid om den bekrompen Snaak die part duur betaald te zetten. Met dat oogmerk zwanger, regte zy kort daar op een groot Gastmaal aan, alwaar behalven de Vrind van Campo nog seven of agt vrolyke Bollen genodigt wierden, en onder anderen ook de voorverhaalde Gierige Jongman, op wien het eigentlyk gemunt waare. De Maaltydhouder was te voore gewaarschouwd, dat de gansche Verteering voor zyn Rekening liep, en dat hy die zuynige Broer niet moest laten gaan voor en al eer hy betaalt had; dit geschiede vervolgens. Men was tot laat in de Nacht vrolyk, en daar wierd een sterk Glas Wyn gedronken, de aanweezende, slopen ongevoelig een voor een weg, de Gierige Knaap was de laatste die bleef, de Kok bragt hem de Rekening van de Verteering, beloopende op ses en veertig Guldens en [101] twaalf Stuivers de Wyn daar onder begreepen, hy protesteerde hoog en laag dat hy niet meer dan zyn part betalen zou, maar men dwong hem daar toe, en om een opentlyke schande te ontgaan, zag hy zig genoodzaakt om zyn Goudbeurs voor den dag te halen, en de Maaltydhouder te voldoen. 'T is bekend dat Campo Wyerman om de vervolging, en de uytwer- | |
[pagina 137]
| |
king van zyn onbezonnen gedrag te ontvlieden de wyk na Vianen nam Ga naar voetnoot1, hy zou daar zonder twyffel een veilige schuylplaats gevonden hebben, maar zyn woelagtige aart verbruyde de gansche zaak, want hy besteeden zelve het vergift van zyn Pen tegen de geene die zyne Beschermers waren geweest, vermoedelyk was dit de oorzaak waarom men hem aldaar het Recht van Herbergzaamheid onwaardig oordeelde. Men vind onder anderen nog een kort uyttrekzel van een Brief Ga naar voetnoot2 dewelke [102] Campo gedurende zyn verblyf te Vianen aan zeekere Perzoonen schreef, waar in hy onder betuiging voor God Almagtig bedreiginge deed ‘dat indien hy zeekere goederen aldaar genoemt, die hy sustineerde hem toe te behooren binnen agt dagen niet bekwam, hy den eene, of den anderen van de Persoonen aldaar genoemt, zoo kenbaar zoude maken door den Druk, dat zy het ogenblik zoude verfoeien van hem zo schandelyk te hebben Geoffençeert’. Zodanige nadrukkelyke bedreygingen konden niet nalaten van nadeelige gevolgen te hebben, ook volgde daar wel haast, immers toen 'er nog meer andere strafwaardige Bedryven by kwaamen, zyne Gevangeneeming op: Na de Voorpoorte van den Hove gebragt wordende, zei hy al boertende tot den Deurwaarder die hem derwaards geleyde, Ik geloof Myn Heer dat gy my op een Plaats zult brengen, alwaar ik myne overige Levensdagen my met ysere Gordynen voor myn Ledikant zal moeten behelpen! Men zegt dat Campo Wyerman zig altyd gevleyd had met [103] de hoop van Ontslag, wanneer wyle den Prins van Orange Glorieuser gedagtenis tot het Stadhouderschap geraakte. Een Vrind die hem in de Gevangenis kwam zien, vroeg hem eens na de reden waarom hy die verbeelding had? Ik zal het u zeggen, gaf Campo ten Antwoord, de Prins is goed, hy is een Vorst die Luiden van Weetenschap bemint, 't Hof valt wel streng, maar niet wraakzuchtig. Aan hunne plichten als Rechters voldaan hebbende, ben ik verzeekerd dat zy niet ongaarne zouden zien dat ik myne vryheid bekwam, zoo ik my maar wel gedroeg. De meeste tyd van zyn verblyf op de Gevange poort kleede Wyerman zig zoo pragtig, als of hy op het punt stond van zyne ontslaging te verkrygen, hy had ondertusschen een goede Bibliotheecq van allerhande keurige Boeken op zyn Gevangekamer, en schreef vervolgens al de tyd van zyn Confinement zeer naarstig. De zakelyke Inhoud van de Conclusie van zyn Vonnis bestond in 't volgende. | |
[pagina 138]
| |
‘Dat Myne Heeren van den HOVE van HOLLAND de feytelykheeden by [104] hem Jacob Campo Wyerman gepleegt, zoo met betrekking tot de lasterlyke Personaliteiten vervat in zyne weekelyksche Papieren, als verregaande Paskwillen gemaakt op verscheiden aanzienelyke Collegien, en Steeden, den Hove Nominatim opgegeven; mitsgaders ten opzigten van zommige ongeteekende Brieven, door hem zelve, of op zyne Ordre geschreven aan eenige Persoonen, volgens Confessie by hem gedaan; Aanmerkte als zaken van zeer kwaade en Gevaarlyke gevolgen niet alleen strydig tegen de Placaten van den Lande, maar ook zommige van dien vallende in de termen van een soort van extorsien die terrore injecto ondernomen wierden, en vervolgens hem Jacob Campo Wyerman, condemneerde om gebragt te worden in een verseekerde Plaats binnen deeze Provintie om aldaar zyn Leeven lang geduurende ten zynen kosten geconfineert te blyven. Verwyzende den voorschreeve Hove hem wyders in de kosten, en misen van Justitie, &c.’ [105] De uytvoering van dit Vonnis, was het Non plus Ultra van de Bedryven van Campo Wyerman, niet dat hy daarom bedreyveloos in de Gevangenis bleef, want hy deed zedert door zyne Werken die hy 'er ontwierp, nog veel van hem spreeken, maar voor zyne opsluiting buiten staad gesteld om meer Spoorloosheeden te verrigten, wierd de geheugenis van zyne kluchtige Levensloop daar door langzamerhand uitgewist, hy verdroeg nogtans met veel gedult zulk een onvermakelyke, en verneederende toestant. Zyne Aanmerkingen daar over waren byzonder, 't is met een Gevange Man geleegen even als met een Meisje van den Lichte trant; men spreekt in den beginne veel van hen beide, naderhand begint dat te verflaauwen, en op 't laast denkt men 'er niet meerder om, als of zy nooit in de Werelt geweest waare! Zeide hy veeltyds tegen de geene die hem op de Gevange Poort kwamen bezoeken. Men beweerd dat Campo kort voor zyn Dood heimelyk pogingen gedaan heeft om uit de Gevangenis te geraken, en dat hem de [106] eerste gedagten daar toe opgekomen waare, door twee Horlogie Veeren die hy in gebakke Sausyze Broden door een onbekende hand bekwam. Zyne vertrouwste Vrinden die hem zoo te zeggen dagelyks kwamen zien, ontkennen zulks, voorgeevende dat Campo Wyerman nimmer iets tot zyne verlossing ondernam, en in teegendeel op het laast van zyn Leven vrywillig gezind scheen om zyne dagen aldaar te | |
[pagina 139]
| |
verslyten Ga naar voetnoot1. Hy Schreef onder meer andere Dingen van keurlyke vinding, ses Bemerkenswaardige Vertoogen over uitgekipte onderwerpen by wyze van Brieven, welke hy een half Jaar voor zyn Overlyden tot een Gedagtenis aan een getrouw Deelgenoot van zyne ongevallen, en aan een bekwaam vertrooster in zyne verdrietelykheeden, met welke hy me[107]nig Uur in Zedenkundige gesprekken sleet, behandigt heeft, met verlof om ze ongedrukt te laten, of na de Dood van hem Gevange Wereldkundig te doen worden, zoo als hy het geraden vinden zou. Ondertusschen behielt de Heer van P***. Ga naar voetnoot2 zoo lang hy Leefde deeze Overblyfzelen van zynens Overleeden Vrind Schrandere Geest onder zyne bewaring, en zonder een onvoorzien voorval is het waarschynelyk, dat die Schatten van verstand van den Ontsterfelyke Campo Wyerman, in de vergeetelheid bedolven zouden geraakt wezen. Wy hebben de ses onwaardeerlyke Gedenkstukken van des Mans uitneemende Gaven, handelende over de Vryheid, de Vrindschap, de Liefde, het Huwelyk, de Lotery, en over het Carac[108]ter der Schryvers hier na zyn Orden, en zodanig als men beweerd dat de vermaarde Wyerman ze Beschreef, en afgedeelt had, willen plaatzen, ten einde daar door op een doorslaande wyze te betoonen, onze wilvaardigheid, om te behagen aan Lezeren die beide en het Nuttige, en het Vermakelyke zoeken. |
|