Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman
(1994)–Franciscus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 88]
| |
Historie van Jacob, Campo, Wyerman.IV. Hoofd-deel.Campo Wyerman geraakt in de Orden der Vrye-Metzelaaren. Betrapt een Beedelaar onder zyn Ledikant. Wonderlyke Ontmoeting op zyn Studeerkamer. Deszelfs Gevallen op een Postwagen, op een Bruiloft, en met een Voornaam Heer te Amsterdam. Zyn vlugt na Vianen; mitsgaders zyn daar opgevolgde Gevangen-neeming, Vonnis, Caracter en Dood. 't ONdoorgrondelyk Geheim, 't welk in de Loffelyke Orden der Vrye-Metzelaaren onschendbaar onderhouden word, zoo wel als de onbeken[146]de Constitutie van dezelve, was een Zaak die de nieuwsgierigheid van meer verstandige Luiden, als Campo Wyerman, gaande heeft gemaakt. Meermaalen was hy aangezogt geweest, om een Meede-Lid van hun Genoodschap te worden; en terwyl hy die Aanbiedingen altoos als een onverschillig Voorwerp behandeld had, verzuimde hy gestaag om ze zig te nut te maaken: Wat zal ik daar in doen? (zeide hy tegen de geene die hem daar van spraken) Men weet niet, wat het is; en in alle geval, wat voordeel of nut kan ik uit die wisjewasjens haalen? 't Geval wilde egter, dat hy met twee of drie Snaaken van zyn zoort, die meede nog zoogenaamde Profanen waaren, een gantschen Avond doorbragt, met over den Oorsprong en voortgang der Vrye-Metzelaars te redeneeren. 't Ontbrak deeze zyne Makkers zoo min als hem aan een goed Oordeel, maar haar manier van denken was desweegen zoodaanig, als ze gemeenlyk is over dingen die men niet verstaat; dat is te zeggen, dat ze met Campo begreepen, dat alle de uit[147]terlykheeden van die Orden maar beuzelingen waaren om de Kinderen in Slaap te wiegen. Een Ceremonieel, zeiden zy, om de eenvou- | |
[pagina 89]
| |
dige te misleiden en de nieuwsgierige te bedriegen; nademaal al hunne Geheimen op niets uitkwaamen. Zy kwaamen nog verder, met een Proef te willen neemen van ze te betrekken en om met behendigheid agter hunnen Handel te willen komen, 't vervolgens Weereldkundig te maaken, gelyk by meer anderen voor en na dien Tyd gepoogd en vrugteloos ondernoomen geworden was. Campo die zig voorstelde dat hy de Weereld met die Ontdekking een onbeloonbaare dienst zoude doen, of ten minsten zyn Naam daar door aan de Posteriteit onsterffelyk zoude maaken, nam de uitvoering van dat gevaarlyk Ontwerp op zig; behoudens dat zyne Meedegezellen een Vriendelyk Maaltje zouden verbeuren, byaldien hy 't met vrugt te volvoeren kwam. Hy liet zig mitsdien als Vrye-Metzelaar aanneemen, of schoon hy door zyn ergerlyk Gedrag daar toe geen [148] geringe Hinderpaalen ontmoete; maar evenwel alle die zwarigheid te boven komende, wierd hy het. By zyne vrienden nu weedergekeerd, die hem met ongeduld op zyne kaamer wagtende waaren, wierd hem door dezelve alle de Omstandigheeden afgevraagd: Vraagd my niets, (gaf Wyerman kort ten antwoord) Indien gy 't weeten wilt, moet gy zelfs Metzelaar worden. Deeze zulk een onverwagt bescheid niet voorziende, bleeven als verstomd, en gongen onverrigter zaake weg. Des nagts van zyn Inlyving in die Orden, betrapte hy een Bedelaars Jongen onder zyn Ledikant, zoo als hy beezig was zig ter rust te begeeven. Dit zeldzaam Verschynzel verbaasde hem! En zy gaf ook Stof tot allerhande vermoedens. Daar wierd doenmaals verscheidentlyk over geredeneerd. Zommige Ga naar voetnoot1 meenden [149] dat het een bespieder van de | |
[pagina 90]
| |
Vrye-Metzelaaren was, daar gezonden om te zien of hy klappen zoude; terwyl andere waarschynelyker beweerde, [150] dat dien Beedelaar zig aldaar verscholen had om hem te besteelen. Hoe het ook zy, 't is altyd gewis, dat Campo van die Ontdekking geen groote ophef gemaakt heeft, en dien Jongen die een Vernuftige Aard bezat onder zyne bestiering nam; van wien hy een zeer goed Schryver zou hebben gemaakt, zoo hy in den bloei van zyne Jaaren en in 't midden zyner Leerzaamheid niet was koomen te Sterven. Veeltyds en voornaamentlyk des Zoomers, had Campo de gewoonte om geheele nagten met Schryven door te brengen. Nooit kon hy Cierlyker zyne gedagten uitdrukken dan die zyn Pen in die Stonden voortbragt. Op een Middernagt met veel yver in zyn Studeerkaamer Werkzaam zynde, viel 'er plotzelyk een Papier uit de Schoorsteen op de grond needer; dit was geen onverschillig Voorwerp voor hem. 't Gezigt van dat verbaazend Wonder, deed hem twyffelen of hy wel waakende was, hy nam het ligt in de hand, keek zoo ver hy zien kon in de Schouw, maar niets bespeurende dat bekwaam was hem desweegen de minste verlig[151]ting te geeven, raapten hy vervolgens dat Papier op; 't welke de gedaante van een Brief scheen te hebben. Het zelve met geen geringe Nieuwsgierigheid ontzeegeld hebbende, las hy 'er de volgende Woorden in Ga naar voetnoot1. By aldien gy aan een Man van groot Gezag een dienst van belang wilt bewyzen, komt morgen Avond de klokke tien uuren op den Dam; men zal u daar nader Spreeken: Weest van een Edelmoedige Belooning verzeekerd en vaart wel. Welke verbruide geheimen zyn dat! (riep Campo al Lachende) 'k Zal by me Ziel wel zorg draagen om 'er nader onderzoek van te gaan doen. Laat de Man van Gezag met zyne Belooning na den Drom[152]mel loopen; want hier zou wel weeder een Woutertje Duivelsterk te vinden zyn. En inderdaad ook, hy had zulks al ten eenemaal uit zyne gedagten gesteld, | |
[pagina 91]
| |
toen hy den vierden Dag op de zelfde Plaats gewaar wierd; vervattende alleen deeze Woorden. Zoo gy langer verzuimd op de bestemde Plaats te Verschynen, zal men Middel weeten u daar toe te dwingen. Zulk een ernstige Taal van een Onbekende, was een Zaak die zyn Begrip te booven ging: Ziet hier Waaragtig een aardige Klugt! (zeide hy tot zyn Oudste Zoon) wat willen die Gekken tog van my hebben? Om egter aan geen Gevaar onderworpen te zyn, bleef hy niet in gebreeken om te gehoorzaamen; met traage Schreeden naar den Dam stappende, zag hy daar te groote meenigte van Voorbygangers om te weeten tot wien hy zig wenden moest. Die onzeekerheid duurden egter niet lang, terwyl een Oud Man hem by de mouw trekkende verzogt, dat hy zig in een daar gereedstaande Sleede Plaatzen [153] wilde. Hy deed dat, en men had hem nu zoo veel Straaten op en neer gereeden, dat hy in die tyd zeer gemakkelyk te Haarlem had konnen weezen; op het laatst evenwel hield men voor een Aanziennelyk Huis stil, en aldaar in een Vertrek geleid, wierd hem door een onbekend Heerschap een voorslag gedaan die hem niet heel Aangenaam was. Om dit raadzel naader te verklaaren, is 't genoeg te weeten, dat men Campo als Spion na een zeeker Hof wilde zenden op 't welke men eenige oorzaak van agterdogt had. Zyn doordringend Oordeel en Listigen Aard hadden hem tot dat Ambagt bekwaam doen agten by de zulke, die Vermoedelyk met 't voorstel daar toe waaren belast; Men beloofden hem een Jaarlyks Inkoomen geduurende zyn Leeven wanneer hy die Commissie zoude Volbragt hebben. Hy bedankte zyn Aanbieder hartelyk voor het een en ander, nadien hem deezen Handel te gevaarlyk toescheen; dog nogtans liet hy zig beweegen, hoewel half gedwongen, om daar twee dagen en zoo veel nagten in Petto te blyven, [154] ten einde verscheidene Geheime Documenten te helpen ontcyfferen, welke de Staatkunde vereischte dat onder 't Gemeen verspreid wierden. Campo nam dien last op zig, waar voor hy een belooning van honderd Pistoletten genoot; werdende vervolgens op gelyke wyze weeder na den Dam gebragt, zonder te weeten waar hy geweest was. 't Gebeurde niet lang na deeze Ontmoeting dat Campo een andere op de Postwaagen had, op dewelke zig verscheidene Heeren en Dames een zoet Gezelschap uitmaakende, bevonden; en hy genoot geduurende den weg het vermaak van onbekend zynde, hun over zyn Perzoon te hooren Reedenkaavelen. ‘Wat is dat tog voor een Man daar de Heeren van | |
[pagina 92]
| |
spreeken?’ (vroeg Campo met een gemaakte Onnoozelheid) ‘Hoe Myn Heer! Kend gy hem niet? (kreeg hy van de bedaagste onder hun tot antwoord) 't Is een Man die veel teegenstrydige Hoedaanigheeden bezit; by voorbeeld, 't Is een Phoenix, een Perzoon van een onbepaald [155] Verstand; daar heel Holland hem voor erkend; maar daar by een Zot in de Zaamenleeving: Een goed Zeedenmeester maar een volslaage Debauchant: Een weergaloos Autheur maar een gestaadige Heekelaar. Om kort te gaan, een Spotvogel bekwaam om een Gezelschap te vermaaken; maar met dit alles een Eerdief van alle mans reputatie.’ ‘Dat is Waaragtig een Comiecq Caracter! (hernam Wyerman) maar zegd my eens Myn Heer als 't u geliefd, (vervolgde hy) wat uitterlyk gelaat dat Klugtig Schepzel heeft?’ ‘Dat weet ik niet, (zei den Amsterdammer) want ik heb hem nooit met kennis gezien; men zegd dat hy 'er welgemaakt genoeg uit ziet, maar dat met belang tot zyn Afkomst, hy een Mannetje van gisteren avond en een Bredaasche Mof van Geboorte is’. Deeze onbeschofte uitdrukking mishaagde Campo dermaaten, dat hy gereed was om hem met gelyke munt te betaalen, toen een Dame, welke tot nog toe de Stomme gespeeld had, hem daar in voor[156]kwam. ‘Hoor Coosje (zeide zy) Campo Wyerman mag weezen wat hy wil, ik wenschte wel dat hy zig op de aanstaande Bruiloft van Nigt Dina bevond. Ik heb gehoord dat 'er zulke Grappige Origineelen zullen komen, aan welke hy genoegzaame Stof tot een boertige Hekeling zoude vinden.’ ‘Verlangd daar niet na, Moer, (antwoorden haar Man den Reedenaar) hy ontziet zoo weinig zyn Luiden, dat we in Passant meede wel een Veeg uit de Pan zoude krygen’. Campo over alle deeze Reedenen in zyn Vuist lachende, wist Behendiglyk uit hun te krygen, de Plaats alwaar de Bruiloft stond gehouden te worden; en te Amsterdam gekeerd zynde, gaf hy in zyn Weekelyks Papier een korte Schets van 't gebeurde op de Postwaagen Ga naar voetnoot1; daar by voegende, dat hy de Eer [157] zoude hebben op het bewuste Trouw-Feest te verschynen, zonder dat men bedugd behoefde te zyn, dat hy daar van naderhand een misbruik zoude maaken. | |
[pagina 93]
| |
Zoo gezegd zoo gedaan: Hy wierd van de aanwezende Gasten met vermaak ontfangen; den Ouden Gryn alleen, die zyn perzoon zoo Fraai Afgebeeld had, scheen met zyn bezoek niet wel gediend te zyn, dog welstaanshalven veinsde hy in de grappen van Campo nogtans vermaak te Scheppen. Zyn Vrouwtje had de waarheid ook niet gespaard met te zeggen, dat 'er wonderlyke Creatuuren op 't Bruiloftsfeest weezen zoude. Want een Viesneusje van een Speelmeisje, wilde het Gezelschap [158] doen gelooven; dat de enkele reuk of een Kus van een Mansperzoon haar geduurende zes Weeken aan een heete Koorts Bed-Leegerig had gemaakt, of schoon ze agt Maanden daar na zonder Getrouwd te zyn, van een welgeschaapene Zoon kwam te bevallen. Drie Sinjeurs die de hoogte van de Wyn reedelyk weg hadden, geraakten in zoo een groote twist over de schoonheid hunner Minnaressen, welke zy Mutatis Mutandi beweerde, veel grooter als die van hunne Meedebroeders te zyn, hoewel een derzelver een weinig veel Geboggeld was, de andere Kreupel, en de derde Scheel zag, zoo dat ze eindelyk het daar omtrent niet eens konnende worden, handgemeen wierden. Dog door behulp van Campo en anderen die nog nugteren waaren, gescheiden zynde, bevond men dat in die Bataille, zoo Gesneuvelde als Gekwetste niemand Dood was. Opmerkzaame Luiden dagten egter klaar bespeurd te hebben, dat Wyerman zig van die troubelen bediend had, om heimelyk met Nigt Dina weg te sluipen, en [159] met die Bruid wat langer weggebleeven was, als men anders van doen heeft om enkel haare Kousseband los te maaken. De koelte van den Morgenstond lokte Campo dikmaals uit om te gaan wandelen, wanneer de hitte van den dag zulks belette. Op een morgen dat hy ten Vyf uuren zyne gewoone wandeling begon, zag hy aan 't einde van zyn Buurt een bevallig Juffertje uit de Schuifraam leggen. Zyn onweederstaanlyke Zugt voor de schoone Kunne maakte zyn drift gaande, hy groete haar Eerbiedig, en ziende dat zyne Saluadens beantwoord wierden met een Air van Vriendelykheid, die hem begrypen deed dat ze de onbewegelykste niet was, nam hy de vryheid van haar op een geleegener uur een Bezoek te gaan doen. Hy wierd op een Minnelyke wyze ontfangen, zy ontveinsde voor hem niet dat ze hem voor den schrandere Campo kon, wiens geleerde Werken zy betuigde dagelyks met vermaak te leezen. Zy beleed hem ter zelver tyd, dat ze zeederd [160] een geruimen tyd door een Voornaam Heer uit die Stad gekaamerd was geworden, en werkelyk van hem Zwanger gong, schoon dien Galant (volgens haar zeggen) een getrouwd Man was. Van welke kennis den doorsleepe Wyerman zig tot zyn voordeel of liever tot zyn verderf wist te bedienen; ondertusschen dat hy by deeze | |
[pagina 94]
| |
Vestaalsche Non geen groote pogingen behoefde aan te wenden, om de laatste Gunst van haar te verwerven, veel min de dapperheid van Orondates nodig had om lang voor deeze Statira te zugten. Terwyl de korte schets van dit Geval maar alleen bygebragt is Ga naar voetnoot1 ten aanzien van de gevolgen die daar uit Voortsprooten, zoo is booven dien dit laatste Bedryf van Campo Wyerman de Grond-oorzaak van zyne Ondergang geweest; nademaal hy zyne gedagten [161] op den verbooden Handel van den bewusten Heer hebbende laaten gaan, die als een Aanzienelyk en Getrouwd Man, de algemeene Wetten beneeven de Huwelykspligten kwam te overtreeden, vervolgens besloot voor de Geheimhouding van die Kondschap, eevenreedig beloond te moeten worden. Hy Schreef mitsdien aan den bewusten Heer al het geene dat deeze wel gewenst had, dat hy nooit mogt geweeten hebben; en hy bedreigde hem daarenbooven, van alles door middel van zyne Weekelyksche Geschriften rugtbaar te zullen maaken, indien hy hem binnen een bepaalde Tyd geen twee zilvere Kandelaars, van de fraayste en zwaarste zoort bezorgde. Den bewusten Heer die zyne Eer en Reputatie voor zoo een geringe Prys niet in de Waagschaal wilde stellen, en die buiten dat Campo voor een gevaarlyk Perzoon kon, in staat om zyne bedreigingen te agtervolgen, zond hem aanstonds twee zilvere Kandelaars van een Modern maakzel, wagtende na een bekwaamer Tydmerk om ze hem duur genoeg te doen betaa[162]len. En inderdaad, dit was de voornaamste beweegreden van zyne vlugt na Vianen, nadien dit bestaan alomme wierd uitgekreeten Evenwigtig te zyn met dat van Brandbrieven te schryven; waar meede het weezentlyk veel overeenkomst had. Campo nietteegenstaande dat zelve, zig te Vianen in een Plaats van Publique veiligheid agtende, wel verre van zig toen nog Stil te houden, ontzag zig niet intusschen zyn verblyf aldaar meer en meer Ongereegeldheeden te pleegen; want hy wierd ten laatsten de gemeene bespotter van Vriend en Vyand. Niemand was teegen de veiligheid van zyne Pen zeeker, het welk dan zoo verre liep, dat zulks onder een welgereegelde Regeering niet konnende geleeden worden, hy vervolgens op het onverwagste uit het Huis daar hy met zyne Zoonen in woonden, opgeligt en te Vianen Gevangen gezet wierd: Een Man die van zyne Geboorte af de Vryheid gewoon is, valt dien staat ondraagelyk, mitsdien poogde Campo zig daar van te ontlasten, met op een Nagt uit zyne [163] Gevangenis te breeken, maar by | |
[pagina 95]
| |
ongeluk in een nabuurig Huis geraakt zynde, waar van de Bewoonders mogelyk te bevreest of te Ontrouw waren, wierd hy op de daad betrapt, onmiddelyk daar op naar de Voor-Poorte van den Hoove in den Haag gevoerd en vervolgens door 't Hof van Holland gevonnist, om zyn Leeven lang Gedetineerd te blyven en met zyn handen de kost te moeten winnen. In tien of twaalf Jaaren die hy in dat Gevangenhuis versleeten heeft, is het bekend, dat hy verscheide roemwaardige Ontwerpen heeft voortgebragt. Men gaf hem 's Weekelyks een zeekere meenigte Papier om te beschryven, benevens de Stof waar over hy handelen moest, om daar door zyne algemeene Beschimpingen kragtdaadig te beletten; hoewel dit zyn aangeboore Gebrek onmoogelyk ten eenemaale betoombaar was. Zyne uitspanningen op de Gevangen-Poort, bestonden in een groote menigte Muizen op te voeden, en zoo Mak en Tam te maaken, dat hy dezelve op een enkel Gefluit tot zig deed naderen, en [164] weederom zulks gebiedende, ze na hune daar toe opgeregte Hokjens deed gaan. Hy had vermaak van die Dieren dagelyks over de Maaltyd te voederen en rondom hem te doen zwerven; gelyk geloofwaardige Luiden die hem aldaar meenigmaalen bezogt hebben, van dat zonderling Schouwspel Oog-getuige zyn geweest. Ziet daar het Einde van dien beroemde Man: Stervende behield hy de zelfde Gevoelens, die hy in zyn Leeven gehad had. Laat ons thans tot zyn Caracter komen. Men heeft uit zyne Levens-Gevallen klaar gezien, dat hy een waarlyk schrander Man is geweest, van Natuure bestond hy van een reedelyk goede Imborst, altoos bereid om zyne Vrienden dienst te doen, maar altoos was 'er eigen Belang onder bedoeld. Volmaakt wist hy den Guychelaar na te bootzen daar het in zyne kraam te pas kwam, Beleefd en Zagtzinnig in de Zamenleeving wierd hy gezogt en bemind van alle de geene met wien hy plag te verkeeren. Daarenteegen was hy haastig en oploopen[165]de, vergaf de minste beleediging niet, maar vergat dezelve zoo ras als hy zyn Gal op zyne Vyanden had uitgespoogen. Met dat alles was hy Dapper en Milddaadig, men heeft hem nooit een Arm Mensch zonder een Aalmoes te geven, zien afscheepen. Zyne drift tot de Vrouwen was onbepaald en onverwinnelyk, gelyk de bygebragte Voorbeelden daar van een onweederspreekelyk Bewys uitleeveren. Voor het overige was hy Hovaardig en doorsleepen Listzoeker, een Liefhebber van 't Spel, een haater van de Drank, een goede Raadgeever, een bekwaam Zeedemeester ter beschouwing maar slegt ter navolging. Kortom, zoo een Man wiens Vyandschap meer te dugten was, dan zyne Vriendschap diende gezogd te worden. Zyn manier van denken nopende de Godsdienst was juist de beste | |
[pagina 96]
| |
niet, hy was een volslaagen Ongodist; en hoe zorgvuldig hy dat ook getragt heeft te bedekken, weet men egter van goederhand, dat hy zig zoo weinig aan een Religie ter Weereld bekreunde, [166] dat hy naar het Voorbeeld van den Snoode Machiavel alle dezelve voor een uitgevondene Staatkunde hield. Zommige hebben gewaand, dat hy zelfs aan de Onsterffelykheid van de Ziel geen geloof sloeg: Deeze afschuwelyke Denkbeelden verminderde de luister van zyn Geest: Om die zelfde Oorzaak ook geen opregt Man gebleeven zynde, moest hy noodwendig tot zodanige spoorlooze Daden vervallen, die hy in meenigte bedreeven heeft. Belangende de vrugten van zyne Geleerdheid, is 't zeeker, dat ze de beste van zyn Tyd zoude geweest zyn, indien ze niet altoos met veragtelyke Critiquen waaren besmet geworden, een Zaak, waar van alle Eerlyke Luiden een natuurlyke weerzin betoonde. De Hoogmoed waar meede hy behept was, deed hem zyne Heekelzugt aan geene geringe Perzoonen bepaalen. Hy dorst in zyne Schriften treffelyke Collegien aantasten, gelyk hy dat in een zeekere Opdragt aan den Magistraat van Breda, Snoodelyk kwam te [167] doen Ga naar voetnoot1. Behalven dit aangeboore Gebrek, Praalde hy billyk met den roem, van doenmaals de beste Schryver van Neederland te zyn; en zonder twyffel had hy de Gelukkigste van zyne Eeuw geweest, byaldien hy zyne Natuurlyke Begaafdheeden over zyne Gebreeken had doen Zegenpraalen.
E I N D E. | |
[pagina 97]
| |
De arme dichter uit Grub Street. Gravure van William Hogarth (1736).
|
|