Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman
(1994)–Franciscus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Historie van Jacob, Campo, Weyerman.III. Hoofd-deel.Verwonderens-waardige Bedryven van Campo Wyerman in Holland. Zyn Huwelyk en listige hulp aan een Bankroetier te Amsterdam. Zyn Mondgesprek met Czaar Peter. Wederwaardigheeden van de Schoone Pretioza. CAmpo andermaal in Holland gekeerd zynde, hield zig een volslaagen Jaar te Delft op. Een eerlyke Dienstmaagd Ga naar voetnoot1, die hy misleid [94] had, bekleede by hem de plaats van Huishoudster. Hy had in dien tyd een Zoon by haar verwekt; die ik naderhand als Paruikmaakers Jongen aldaar gekend heb. De wyze op welke Campo van Moeder en Kind ontslaagen wierd, is een zaak my ten eenemaale onbekend. Dit is althans zeeker, dat hy haar verliet, en geduurende de bywooning met dezelve, niet vergat zyn Schryvers beroep yverig waar te neemen; door middel van 't welke hy ordentlyk 't noodige onderhoud voor hem en zyn Onechte Familie won. Delft verlaatende, trok hy naar Amsterdam: Men wil dat hy daar een gelyke tyd de plaats van Precepter of Opziender van een jong Heer vervulde, wiens Vader een aanzienlyk Regent van die Stad was. Campo bekwaam genoeg zynde om zyn Voesterling, niet alleen in nuttige Weetenschappen [95] te onderwyzen, maar boven dien zoodaanige Moraalen gestaadig voor te | |
[pagina 69]
| |
preeken, die hem noodzaakelyk tot het verkrygen van grondbeginzelen van Eer en Deugd opleiden moesten, gaf hem egter door zyn ergerlyk Gedrag geen goede voorbeelden die de minste indruk tot navolging van diergelyke Grondreegels maaken konden. De verkeering in de Gezelschappen van zyn zoort, het bywoonen van alle de Schouwspeelen en de Speelhuizen, verminderde zyne oplettenheid desweegen zoo merkelyk, dat hy wel haast de zak kreeg. 't Gebeurden eens, dat Wyerman 's nagts in een Speelhuis in Gala zat, daar zyn Jonge leerling met verscheide van zyn getrouwste makkers op die tyd meede inkwam; zoo dat Campo hem daar over willende berispen, heel geestig ten antwoord kreeg: Hoe Myn Heer! Bediend gy u thans van u Mentorschap om my te heekelen in een plaats, alwaar men perzoonen van u stand niet behoorde te vinden? Van die verbondene Staat op het laatste de walg krygende, verkoos hy weder zyn eigen Meester te worden, [96] dog hy bleef nogtans te Amsterdam, daar hy by braave Burgerluiden gong inwoonen en zig weederom aan zyn geleerd beroep begaf. Hy begon toen onder anderen eenige Werken over de Theologie te schryven. Zyne Amsterdamsche Harmens Ga naar voetnoot1 verkreegen op de zelfde tyd hunne geboorte; en dewelke van geen minder Critique styl waaren, als alle zyne andere Historiale Stoffen geweest zyn. Met die profytelyke beezigheid versleet hy een geruimen tyd zonder iets van belang uit te voeren. Het eerste geval dat 'er evenwel op die kleine verpozing van zyne geduurige weederwaardigheeden volgde, was al vry byzonder. Op een avond dat Campo bezig was om in 't bed te stappen, wierd 'er sterk aan zyn Kaamerdeur geklopt: Zyne algemeene beschimpingen op alle zoorten van voorwerpen deed hem een rusteloos gewisse hebben; weshalven hy de voorzigtigheid had om te vraagen, wie hem zoo een ontydig bezoek kwam doen? [97] Het antwoord dat men hem gaf, was zeer Waarschynelyk voor een Man van zyn Beroep bestemd. Den brenger riep hem van buiten toe, dat hy dienden open te maaken om een pak Papieren van aangeleegenheid te ontfangen, die hy belast was om hem eigenhandig over te geeven. Campo denkende dat het van zyne Boekverkopers kwam, ontsloot zyn deur, wanneer hy voor dezelve een gemeen Mansperzoon van een Reusagtige Gestalte zag staan. Wel nu vriend, (vroeg Campo) Waar is het pak dat gy zegd voor my te hebben? Een weinig geduld, (antwoorde den andere) ik zal het u aanstonds gaan geeven. Op 't zelve pas trok hy | |
[pagina 70]
| |
zyn Rok uit, zeggende met kortbondige Reeden, gelast te weezen, om hem eens wakker af te rossen over een gevoelige hoon die hy onlangs een deftig Man had aangedaan. Campo over zoo een Compliment als onbeweeglyk blyvende, had de tyd niet om hem na de oorzaak van het gedreigde Onthaal te vraagen nog om hulp te roepen, terwyl dien Jonge Kajanus hem vast met een vreeslyk geweld ter aarde wierp, [98] en zonder de minste tusschenpoozing de Sterkte van zyn Knuysten zoo Meesterlyk gevoelen deed Ga naar voetnoot1, dat hy groote moeite had om al kruipende in zyn bed te geraaken. Dog niet tegenstaande de pyn welke de ontfangene Vuistslagen hem veroorzaakte, schoot hem nog een middel in den zin om aan zyne wraak te voldoen. Vriend, (zeide hy tegens zyn Beul toen deeze wilde weggaan) geniet gy ook een evenmaatige belooning voor die Heldendaad? Ja tog Myn Heer, (antwoorde den andere) ik trek 'er zes Ducatonnen voor, van de geen uit wiens last ik dat heb moeten verrigten. Wel nu, (hernam Campo) ik zal u eens zoo veel geeven, als gy myn Vyand de verdubbeling van die slaagen wilt toepassen: [99] Zeer graag (repliceerde den Afklopper) want dat is myn Ambagt. Wyerman telde hem dat geld, na verzeekerd te zyn dat hy zyn Woord stiptelyk had naargekomen; zoo dat men op dit Geval met volle nadruk den Hollandsche Spreuk kan toepassen, dat den Bedrieger door zyn eigen bedrog zelfs bedrogen wierd. Het was de Vader van den Jongen Heer geweest, by wien Campo voor deezen de plaats van Precæptor had bekleed, welke hem die kool gebakken had over een zeekere Steekelagtige Passage die hy in zyn Weekelyks Papier op zyn Perzoon had gemaakt Ga naar voetnoot2; Dog wat Vermoogen hy ten aanzien van zyne Heerschappy aldaar had, dorst hy nogtans geen groot gerugt van zyn te rug ontfangene slaagen maaken, nadien hy de eerste [100] was geweest die dat Spel had begonnen. | |
[pagina 71]
| |
Ziet hier weederom een Bedryf van een andere Natuur, dat schoon genoegzaam verspreid, evenwel verkeerdelyk is toegepast geworden op Perzoonen aan wien het nooit gebeurd is. Een Italiaansch Schilder, bevond zig op een Avond in een Wynhuis daar Campo was, daar hy naar de Zin van deeze wat te veel op de bekwaamheid van zyne Komst roemde, 't Is waar dat hy Vermaard genoeg in dezelve was, maar Wyerman had zyn Schilderen nog geheel niet vergeeten, of hem dagt wel een Weddingschap om het beste Konststuk te maaken, teegen den Italiaan te konnen doen. Dit Accoord wierd tusschen hun in teegenwoordigheid van 't aanweezende Gezelschap geslooten, men kwam over een, dat zy ider afzonderlyk zoude werken, en zoo dra de Stukken voltooit waaren, zelfs als regtzinnige Regters de uitspraak daar over zoude doen. Campo Schilderde een groot Veld met Bloemen en Boomen voorzien, die alle zoo Natuur[101]lyk waaren, dat de Voogelen daar door misleid met heele zwermen daar op kwaamen afvliegen. Den Italiaan bekennende dat dit een Wonderstuk was, Schilderde daar teegen op een groot Doek maar een enkeld Gordyn, welke hy in 't midden van de Hof spande. Campo schielyk toegeloopen om het zyne te beschouwen, wilde het zelve open Schuiven, maar ziende dat hy aardiglyk bedroogen was, bekende hy vrywillig dat den Italiaan de Weddingschap gewonnen had. Dezelve bestond in een Avond-Gelag van een Anker Wyn met eenige honderd Oesters, behalven een zak zesthalven aan contant Geld daar en boven. Hy was toen in staat om ze de Facto te konnen betaalen, zoo als hy dan niet in gebreeken bleef van te doen, dog niet zonder het voorneemen gesmeed te hebben, van nog dien zelfden dag ze weeder in zyn zak te hebben. Tot dat einde bewoog hy den Italiaan om een Party met hem te speelen en hy liet 'er hem opzettelyk eenige winnen, wanneer in 't midden van 't Spel schigtelyk een Jongen van een [102] Jaar of Veertien in de Kamer verscheen, die onder schyn dat zyn Moeder hem dreigde te kastyden, een vervaarlyk getier maakte. Campo veinsde over de onverwagte Vertooning verwonderd te weezen, en aan den Italiaan gezegt hebbende, dat de Ouders van dien kleine guit bekende buren van hem waaren, wende hy zig vervolgens met veel zagtzinnigheid tot deeze Jonge Gezel: Blyft by ons Mannetje (zeide hy) ik zal daadelyk u voorspraak gaan zyn. Ondertusschen was dien Jongen door hem van alles wel onderweezen wat hy doen moest, en hy stelde zig als by geval agter den Italiaan, door behendige teekens aan Campo alle de Kaarten wyzende, die zyn party in handen had. Deze Schilder, hoe bedreeven anderzints in 't Spel, had geen erg in het bedrog van dien Jongen, invoegen, hy boven zyn gewonne geld van de Weddingschap nog honderd daalders te verliezen kwam. Toen hy | |
[pagina 72]
| |
nogtans ten laatsten iets van dien slinkschen handel begon te merken, maakten hy een einde met Kaartspeelen, om teegen Campo twist [103] te gaan zoeken, die hem tot een toegift van zyn verlies, nog een Steek in den Arm gaf Ga naar voetnoot1. Daar was op die tyd door gantsch Amsterdam een vinnig Pasquil verspreid, en op een morgen voor het Huis van een deftig Ingezeten aangeplakt gevonden. Deeze Man een bemiddeld Bankier aldaar, scheen zig zoo veel daar aan geleegen te laaten leggen, dat hy in de meeste Couranten bekend liet maaken, dat die geene, welke hem den Autheur van zoodanig Schimpschrift wist te ontdekken, niet alleen een geschenk van honderd zilvere Ducatons zou genieten, maar schoon hy zelver Meedepligtige was, zyn [104] Perzoon onvervolgd en deszelfs Naam verzweegen zoude blyven. Campo van dit alles verwittigd, begaf zig op een vroege Morgen dat 'er nog geen Menschen op Straat waaren, t' zynwaards, en zig door een Kantoorknegt in de hoedaanigheid van een Vreemdeling hebbende doen aandienen, die een Wisselbrief aan hem te vertoonen had, stond den Bankier aanstonds op. Campo hem een weinig ter zyden getrokken hebbende, gaf hem zonder omweegen te verstaan, dat ingevolge de Advertentie die hy in de Courant had laaten zetten, hy daar kwam om hem de Naam en de Woonplaats van zyn Beschimper te ontdekken: 't Is Campo Wyerman die u die slegte trek gespeeld heeft, (besloot hy)Zeer wel Myn Heer, (antwoorde den Wisselaar zonder eens naar de Naam van den Aanbrenger te vraagen) Zie daar de gestelde Premie, ik begeer niets meerder te weeten: Campo wel voldaan over zyne genereuse betaaling veranderde dadelyk van Woonplaats. 't Gebeurde egter dat hy den Bankier zes weeken daar na in een zeeker Koffyhuis ont[105]moetende, door denzelven aangesproken en bedreigd wierd om hem in handen van den Hoofd-Officier te zullen overleeveren, indien hy 't geld niet weederom gaf: Waarom zou ik dat doen, (antwoorde Campo) terwyl ik u letterlyk na de Advertentie de ontdekking gedaan heb? 't Stond doen aan u my naader te onderzoeken: Ik was doenmaals gelyk nu, Campo Wyerman zelfs, en by gevolg als Meedepligtige vry van alle vervolging, en behalven dat ben ik een Arme Drommel, aan | |
[pagina 73]
| |
wien dat Geld wel besteed is. De omstanders gaven hem gelyk, en hy verzoende zig met den Bankier, onder voorwaarde, dat hy voortaan die parten laten moest Ga naar voetnoot1. Op dit voorval volgde onmiddelyk zyn Huwelyk, waar van de Omstandigheeden ruim zoo zeldzaam en ongemeen als zyne andere Bedryven zyn, en weshalven wel waardig om [106] breedvoerig beschreeven te worden Ga naar voetnoot2. Campo om noodwendige Zaaken in den Haag geweest, zat op zyn terugkomst naar Amsterdam in de Roef van de Haarlemsche trekschuit, niemand dan een Burger Dogter by zig hebbende, die van een der Zuid-Hollandsche Steeden gekomen, na een Dorp in Noord-Holland, de verblyfplaats haarer Ouders moest. Geduurende de Vier uuren overvaard hadden zy bekwaame geleegentheid om op hun gemak te redeneeren, en hun Gesprek in den beginne over onverschillige voorwerpen gevallen, veranderde in gemeenzaamer Stoffe, toen Campo haar omtrent haare gesteldheid en die van haare Famille wat naader gepeild had: Men [107] heeft hem altoos het regt moeten doen, dat hy volmaaktelyk de Konst bezat, om een Vrouwsperzoon in den eersten opslag te betooveren. In dit Geval betoonde hy eerst regt zyne bedreevenheid ten dien opzigte, want hy vond in die korten tyd niet alleen middel om dat Jong Mensch ongevoelig in liefde te doen ontvonken, en haar te doen gelooven dat hy met die zelfde gevoelens voor haar blaakende was, maar wat meer is! Hy bewoog haar, om in plaats van na haar Ouders te keeren, met hem naar Amsterdam te gaan, alwaar hy ze op een aparte Kamer in zyn Kwartier gehuisvest hield. Ze had hem 't wonderlyk humeur van haar Vader, beneven de teerhartigheid van de Moeder omtrent haar perzoon zoo natuurlyk afgebeeld, dat Campo wel voorziende van een groote Hinderpaal tot het voorgenoome Huwelyk in hun te zullen vinden, besloot, om ze door een vreemde Vertooning tegen wil en dank daar toe te brengen. De Oude Luiden waaren ondertusschen in een Dodelyke Ongerustheid over het wegblyven [108] van hunne | |
[pagina 74]
| |
Dogter, die zy zeederd meer dan drie Daagen vrugteloos gewagt hadden. Verscheide Perzoonen door haar uitgezonden om ze hier en daar te gaan opzoeken, kwaamen onverrigter zaake weederom, en zodanige bedroefde Tydingen maakten die Menschen wanhoopend, zulks, dat hun besluit bereids genomen was om haare laatste toevlugt tot de algemeene Nieuwspapieren te neemen, wanneer ze ten alle gelukke, een Brief van Campo onder een verbloemde Tekening ontfingen, in dewelke hy hun gemeld had, dat ze zig terstond na Amsterdam geliefde te begeven, in geval zy met belang tot de Perzoon van hunne Dogter eenige zekerheid wenschte te erlangen. Dit hopeloos Papier stelde deeze Oude Menschen in zoo verre gerust, dat ze daar uit begreepen het Gevaar zoo groot niet te zyn, dat zy zig wel verbeeld hadden, maar met dit alles bleef dat ondoorgrondelyk geheim eigentlyk een raadzel voor hun. Zy begaaven zig zonder het minste uitstel derwaards, en terwyl Wyerman op hunne aankomst [109] de Jonge Dogter in een groote Boekekas verschoolen had, waaren ze niet weinig verwonderd van haar Dogter daar niet te vinden, die met de afspraak van haar Minnaar te vreeden zynde, alles van haar Schuilplaats gemakkelyk zien en horen kon, zoo dat ze alleen naar een zeker Sein wagte om te voorschyn te komen. Toen haar Ouders gezeten waren, nam Campo met een stemmig gelaat het woord op: ‘Vrienden, (zeide hy) daar zyn zaken in de Weereldsche Zaamenleeving, die, hoe verdrietig en behaagloos ze ons voorkomen, nogtans door de Voorzienigheid tot een goed einde worden bestierd. Het verlies van u Waarde Dogter is een van die wederwaardigheden, maar ......’ ‘Waar toe al die omwegen, Myn Heer, (viel den Oude Man hem in de reden) gy wilt ons van Langzaamerhand tot de Smert van haare Dood voorbereiden, zegd ons liever rond uit, dat zy ergens ongelukkig aan haar einde geraakt is, dan zult gy de waarheid Spreeken:’ ‘Wagt! Een [110] Oogenblik geduld! (hernam Campo) Laat my ten minsten zoo het u geliefd eerst uitspreeken, daar is wel zoo iets aan 't gene gy Gegrondelyk vermoed hebt, maar evenwel zoo erg niet als het zonder myn behulp zou geweest zyn. 't Is hier maar de vraag, wanneer gy overtuigd wierd, dat na de Behouder van haar Leeven geweest te hebben, zy zig aan my door onafscheidelyke Banden verbonden had, of Gy, zeg ik, u toestemming als dan zoude willen geven om ons in den Egt te doen verbinden. Ik heb haar (vervolgde hy) in de trekschuit ontmoet, uit het Water gered, daar zy ongelukkig in gevallen en buiten twyffel zonder myne meededoogzaamheid in versmoord zoude zyn; Kortom, (besloot hy) wy hebben alreede als Echtgenooten geleefd: Ziet nu wat gy te doen hebt....’ ‘Ag, myn GOD! (riep de Moeder van verlangen, brandende om haar Dogter te zien) | |
[pagina 75]
| |
Leefd zy nog! Waar is zy?’ ‘.. Hoor, (zeide Campo) zy kan hier dadelyk [111] wezen by aldien u Man my zyne Schriftelyke toestemming tot een Huwelyk geefd’. Deeze antwoorde, dat vermits de Zaaken tog nog zoo geschapen stonden, hy bereid was zulks te doen; vraagende vervolgens na eenige omstandigheeden die Campo zyn Perzoon betroffen. Ik ben Myn Heer, (repliceerde Wyerman) een Fatzoendelyk Man, Historieschryver van Professie, die rykelyk in staat is om u Dogter te konnen mainteneeren. Na dit gezegde schreef hy hun de Trouwbewilliging voor en liet het haar beide teekenen, terzelver tyd met de voet stampende, waar op zyn aanstaande Bruid verscheen en zig voor de Voeten van haar Ouders nederwierp, welke door deeze aangenaame verrassing van blydschap opgetoogen haar tederlyk omhelsde. Korte Weeken na deeze vertooning, wierd het Huwelyk tusschen de twee Gelieven met een meer dan Burgerlyke Pragt voltrokken. Campo kreeg een zoet Stuivertje met die Vrouw ten Huwelyk, met wien hy maar vier of vyf Jaaren Getrouwd is geweest, na verloop [112] van dewelke zy te Overlyden kwam, nalaatende twee Zoonen die hy by haar verwekt had, waar van den eene tot Mannelyke Ouderdom gekoomen, Sergeant onder een Regiment wierd en na den aard van zyn Vader van een verliefde gesteltenis vallende, zig in de tyd dat deeze nog in den Haag op de Voor-Poorte van den Hoove gevangen zat, door een slegt Vrouwmens verleiden liet om te dezerteeren en vervolgens met haar na een Vreemd Land te vlugten. Een myner goede Vrienden Ga naar voetnoot1 hem op zyne vlugt in een Herberg buiten Breda ontmoetende, gaf hem nog een Brief van Voorschryving aan een zyner goede kennisse te Antwerpen, waar voor hy hem in erkentenis, het Afbeeldzel van zyne Minnaares voor hem zelfs in Miniatuur Geportretteerd schonk, en vervolgens zyn Reis vervolgde, zonder dat men weet waar hy verder weedervaaren is. [113] Den staat van Weduwnaar kwam Campo in den beginne zeer ondraagelyk voor, hy bevond zig daar door eensklaps met een Huishouden met Kinderen bezwaard, en met de bezorging van zoo veele Kleinigheden belaaden, dat het hem wel honderdmaal berouwde Getrouwd geweest te hebben. 't Verlies van zyne Weederhelft gong hem zoo zeer niet ter Herten, want hy getrooste zig haastelyk door het bezit van een nieuw Voorwerp, maar alles tot bestaan van zyne kleine Famille te moeten overleggen, nodelooze verspillingen te moeten besnoeien, gestaadig | |
[pagina 76]
| |
Arbeidzaam te moeten zyn, en den vollen teugel als voor heen aan zyne Driften ziet te konnen geven, waaren altemaal Zaaken die hem ongewoon en lastig voorkwaamen. Meenigmaalen beklaagden hy zig desweegens aan zyne Boezem-Vrienden: Hoe is 't mogelyk! (zeide hy tot hun) dat een Man van Verstand voor altoos zyne Vryheid, zyne rust en al wat hem dierbaar moet weezen, aan een Onnoozel gebruik opofferd, en zig te gelyk voor altoos in een Poel van ongenugten [114] werpt, waaruit hy zig niet redden kan! Waarom zoude wy de zelfde vermaaken zonder een Trouw-Verbintenis by een beminnelyk Voorwerp niet konnen genieten? Waarom zoude wy dat zelfde nut noopens de vermeerdering van 't Menschelyke Geslagt aan de Nakomelingschap niet konnen toebrengen? En waarom eindelyk zoude dit alles minder betaamelyk zyn? Om dat het Gebruik, de Zeeden en de Wetten zulks niet toelaaten, zegt men. Onnoozele uitvlugten waarlyk! Die ons de dwaasheid doed zien waar aan we ons gemeenlyk vergaapen: Want om kort te gaan, zoude het bescheidener zyn, van nakend langs de Straaten te loopen, by aldien die Wetten, die Zeeden en dat Gebruik het aldus gebooden? Immers geenzints! By gevolg zyn ze geen van alle vaste Reegels tot navolging. Deeze pryslooze Overweegingen wierden van het besluit gevolgd, van nimmer weeder te zullen Trouwen, gelyk hy zeederd ook niet gedaan heeft Ga naar voetnoot1. [115] Een Koopman te Amsterdam van zyn Familiaarste vrienden, zig in een groote beslommering vindende, liet hem op een morgen aan zyn Huis ontbieden: ‘Myn Heer Wyerman! (riep deeze zoo dra hy hem zag) Ik ben thans in een Zaak van veel gewigt ingewikkeld. Gy bend een Man van zonderlinge bekwaamheid, ik wenschte wel om honderd Ducaaten dat gy myn een goede raad geeven kon.’ ‘Dat kan ik gemakkelyk voor die Prys doen, (antwoorde Campo) Biegd maar regt op’. Den andere verhaalde vervolgens, dat onvermydelyke teegenspoeden hem noodzaakte Bankroet te speelen, maar dat zyn voorneemen desweegen verydeld was geworden door een Brief welke hy den voorige avond van de Voornaamste zyner Schuld-Eisschers ontfangen had, die hem melde des Avonds te Amsterdam te zullen we[116]zen om zyn Geld te bekoomen, of zig van zyn Perzoon te zullen verzeekeren. ‘Dien Man (vervolgde hy) is een Laaken-Fabriqueur te Leyden, een Bullebak van een Vent die zig niet ligt laat paayen, schoon ik hem dat lang gedaan heb; Daarenbooven ben ik hem veertien duizend | |
[pagina 77]
| |
Gulden schuldig, waar van ik my ontblootende, Arm zoude blyven. Ziet hier de waaragtige oorzaak Myn Heer Wyerman, (besloot hy) Waarom ik u raad in deezen gevraagd heb.’ ‘Is 't anders niet! (hernam Campo) Bagatellen, Bagatellen; myn vriend speeld dadelyk den kranke en begeefd u tot dat einde naar Bed, de rest neem ik voor myn reekening’. Vervolgens onderwees hy hem naauwkeuriglyk wat hy verder te doen had, midlerwyl dat hy zelfs aan 't werk gong om de vermaakelykste, maar daar by de bedriegelykste Klugt uitteleeveren die 'er ooit gespeeld was. Het eerste wat hy deed was een middelmaatig Koffertje met Pagt-Penningen te bezorgen, dewelke hy [117] van booven lugtig met Ducaaten bedekte, en 't zelve zorgvuldig gesloten hebbende, gaf hy de sleutel daar van aan den Koopman, wiens wooning hy toen verliet om 'er tegen het uur dat de Leydsche Fabriquant daar kwam, een andere Personage te koomen vertoonen. 't Viel hem niet bezwaarlyk om tot dat oogmerk een paar Behulpers van zyn zoort te vinden, met dezelve begaf hy zig op de bestemde tyd na 't huis van den Koopman om 'er in Hoedanigheid van Notaris de uitterste Wil van den gewaande Zieke te gaan passeeren. Hy vond 'er bereids den Fabriquant, die geweldig morde over de nieuwe hinderpaal, die hy tot betaaling van zyn Reekening ontmoete. Campo veinzende zulks niet te merken, wende zig tot zyne zieke Debiteur, vraagende met een gemaakte zeedigheid, tot wat einde hy hem ontbooden had? Om myn Testament te maaken Myn Heer de Notaris, (gaf deze met een flaauwe Stem ten antwoord) Zagt! Zagt! (viel den Laakenkooper hem heel brutaal in de reeden) Ik moet [118] eerst betaald zyn, en dan konnen de Erfgenaamen zoo veel deelen als 'er overschieten zal. Wyerman gaf hem in zyne Qualiteit te verstaan, dat zyne Pretensie geenzints de Wil van den Testateur kon beletten; na 't welke gezegd te hebben, hy onmiddelyk aan 't werk gong zonder zig eenigermaaten aan zyne misnoegdheid te bekreunen. Het Koffertje met gewaande Ducaaten op een tafel gesteld zynde, wierd ontslooten en op bevel van den Zieke voor zyn bed gebragt, terwyl den Leydsche Crediteur op 't gezigt daar van groote oogen opzetten, invoegen; dat hy zyne Verwondering dien aangaande niet langer konnende verbergen, Campo heimelyk in 't oor beet. Ik dagt by myn Ziel niet Myn Heer den Notaris dat 'er de man zoo wel in zat! Deeze zulks als ongemerkt laatende voorbygaan, vroeg aan den Zieke, aan wien het zyne begeerte was met zyne Nalaatenschap te bevoordeelen? Ik wil voor eerst, (antwoorde den Koopman met een half gebrooken Gezigt, dat een Steene Hart tot meedelyden zoude hebben [119] verwekt) dat myne benoemde Erfgenaamen gehouden zullen weezen, om Myn Heer de Fabriqueur uit dit Koffertje | |
[pagina 78]
| |
Goud, behalven zyne regtmatige pretensie, nog een gift van duizend zilvere Ducatons voor zyn lang wagten te moeten uitkeeren. Wat een Genereus Man is dit! (riep den Laaken-Kooper vol vreugde uit) Dat is te veel Myn Heer! Dat is te veel! ... Verders maak ik, (vervolgde den Koopman zig naauwelyks van laggen konnende bedwingen) aan Pieter myn Kantoor-knegt en aan Lysje myn Dienstmaagd voor hunne getrouwe Diensten, ider een Somme van zeshonderd Caroli-Guldens; en wyders (besloot hy) benoem ik myne twee Minderjaarige Nigten, Elizabeth en Antonia, tot myne Universeele Erfgenaamen, mitsgaaders tot Executeur over myn Testament, Myn Heer den Fabriquant, behoudens dat hy daar voor ordentelyk gesalarieerd zal worden: Ag Myn God! (riep den Leydenaar andermaal toen alles verrigd was) Gy bend al te braave Man om te Sterven; Maar zoo dat gebeurd, [120] zal ik myn post wel waarneemen. Den gewaande Notaris en zyn meedegebragte Getuigen vertrokken onmiddelyk daar na, maar Campo verwittigd dat den Fabriquant na zyn Logement was gegaan, onder afspraak van den volgende morgen zig na des Koopmans welstand te koomen Informeeren; keerde weeder derwaards om dien Bankroetier de behulpzaame hand te bieden. Eer den dag aanbrak waaren al zyne Goederen neevens zyn Perzoon aan 't Huis van Wyerman in veiligheid, die niet bedugd was van by den Executeur bekend te zyn. Deeze des morgens aan 't Huis van zyn Schuldenaar gekoomen, zag toen wel haast dat dien Voogel gesprongen en tot dat einde dat schandelyk bedrog van hem gepleegd was. Hy vloekte en raasde als een wanhoopende over dit bedryf, maar ziende dat al zyn misbaar hem niets konde baaten, vond hy zig naderhand neevens de andere Crediteuren nog half gedwongen, met hem een minnelyk Verdrag over de schuld teegen tien ten honderd te [121] sluiten, inmiddels dat den andere zes weeken by Campo zyn verblyf had gehouden, tot dat zyne zaaken geredderd zynde; hy weederom in de Weereld verscheen, om 'er voortaan een Eerlyker Rol te speelen. Het welk nogtans niet geschiede, dan na alvoorens deeze zyne getrouwe behulper met de toegezegde honderd Ducaaten te hebben vergolden Ga naar voetnoot1. Den Weereldberoemden Czaar Peeter den Grooten, die gelyk bekend is, langen tyd op de Scheepstimmerwerf te Amsterdam gewerkt heeft, | |
[pagina 79]
| |
stond op zyn vertrek toen hy van de schranderheid van Campo Wyerman hoorende spreeken, uit zyne aangeboore nieuwsgierigheid gedreeven wierd, hem als een Onbekende een bezoek [122] te gaan doen; gelyk hy dan ook van Campo met alle teekenen van agting ontfangen wierd. Een korte Reeden-wisseling met hem, had den Czaar zoo veel behaagen in zyne welspreekenheid en vlugge Geest doen scheppen, dat hy voornam hem meede na Rusland te voeren, byaldien hy daar toe te beweegen was. Campo onweetende van met dien Vorst gesprooken te hebben, stond niet weinig versteld den volgende dag by hem ontbooden te worden, en terwyl hy het Oogmerk van dien Prins al scheen te vermoeden, had hy zyn Antwoord zoo wel voorbereid, dat wanneer deze hem de Zaak voorsloeg, hy zig daar omtrent zonder beraad verschoonde, bedienende zig daar toe van zeekere Voorwendzels die niet geheel onwaarschynelyk geleeken. De Aanbiedingen die men hem deed, waren zeer voordeelig voor een Perzoon van zyne Stand: Den Czaar wilde hem zyne Historie-Schryver en een van zyn geheime Raaden maaken, maar de lust tot Reizen by Campo ten eenemaale verdweenen zynde, Sloeg [123] hy de Aanbieding als gezegd is, glad van de Hand. Indien hy nogtans het Noodlot dat hem naakende was, had konnen voorzien, zoude 't hem geraadelyk geweest zyn, de aangeboodene Bedieningen aanvaard te hebben, nademaal hy door dat middel, behalven de vermyding van zyn Leeven in een naare Gevangenis te Slyten, ruim zoo veel den Weg tot een onbepaald Fortuin zoude hebben gebaand, als de berugte Le Fort, waar van in zeekere Beschryving door een beroemd Man ontworpen Ga naar voetnoot1, gewag word gemaakt. Nooit had Campo nog zeederd zyn verblyf in die groote Koop-Stad gedagt om het Tugthuis te gaan bezien, toen een Jong Heer van zyne kennis [124] den lust beving om dat te doen, onder Voorwaarde dat hy hem verzellen moest. Zy zaagen daar een groote meenigte van Hoeren en Boeven, die hunne oplettenheid niet eens waardig scheenen, maar niets ontzette hun meer dan op een aparte Sluitplaats een jonge Juffer van omtrent vier-en-twintig jaaren te zien, die een Beeld in Schoonheid en een Engel in Verstand was! De betooverde aanlokzelen van dat jong Mensch, hadden in een korte poos zoo een diepe indruk by hem gemaakt, dat hy | |
[pagina 80]
| |
aan geloofwaardige Luiden zelfs verhaald heeft, nooit schielyker nog meerder van al zyn Leeven verliefd te zyn geweest als toenmaals. Tot bewys daar van Ga naar voetnoot1 keerden hy daags daar aan alleen na 't Spinhuis, om haar nopende zo[125]daanige Omstandigheeden te ondervragen, die hy reede had om voor de vriend, welke hem de voorige dag derwaards verzeld had, bedekt te houden. Zy behoefden hem niet te zeggen dat ze uit goeden Huize Afkomstig was, hy kon dat zonder moeite aan haar Edel gelaat en welleevende manieren bespeuren, en zyne vreugd was onbeschryvelyk toen hy van haar vernam, dat ze binnen drie Maanden ontslaagen stond te worden. Graag had hy al zyn Geld willen besteeden om haar daadelyk verlost te zien, en zyn ongeduld desweegen was zoo groot, dat hy 't Spinhuis wel in brand zoude hebben gestooken, indien dat zonder gevaar voor hem en zyne Zielvoogdes had konnen geschieden. De tyd van haare verlossing vervuld zynde, betoomde die Zinnelooze drift en midlerwyl dezelve had Campo haar al overgehaald tot de bywooning met hem, ook Beminde hy haar zoo teederlyk, dat hy ze zonder twyffel in weerwil van zyne weerzin tot het Huwelyk zou hebben Getrouwd, indien een Wettelyke ver[126]hindering zyn voorneemen niet te leur gesteld had. Hy plag haar onder de wandeling zyne schoone Pretioza te noemen, een Naam, die wy haar uit aanmerking van haar bekend Geslagt in Holland, zullen laaten behouden Ga naar voetnoot2, om vervolgens met minder beschroomdheid de zeldzaame Weederwaardigheeden, haar ontmoet, te konnen verhaalen. Pretioza uit den Haag geboortig, daar haar Vader een aanzienelyke Post bekleede, was in haar jeugd in de uitterste pragt en wellust opgevoed; 't geen gevoegd by haare natuurlyke neiging tot de Minvermaaken, den gestaadige lof over haare schoonheid en het leezen van de allerdwaaste | |
[pagina 81]
| |
Romans Ga naar voetnoot1, haar op haar zestiende Jaar het [127] weeldrigste en hoovaardigste Schepzeltje maakte, dat 'er in gantsch Holland weezen kon. In teegenstelling van deeze Gebreeken, bezat zy een goed Oordeel, zy wist de Zeedigheid (de voornaamste luister der Vrouwen) na te bootzen als het weezen moest, te veinzen daar het nodig was, vrolyk te zyn wanneer de geleegentheid zulks vereischte: Hoedaanigheeden die haar een grooter aantal Minnaars bezorgde als onze heedendaagsche Compagnien Voetvolk sterk zyn; en zy beminde [128] van Natuure de vreugd te veel om geen vermaak in hunne hulde te scheppen. Papa en Mama waaren gecharmeerd over de progressen die zy haar beminnelyke Dogter dagelyks zaagen doen; en geen Wonder! Nadien de uitwerkingen van haare Overwinningen tot een onsterffelyke gedagtenis voor hunne Naam verstrekte, wat zal ik meer zeggen? De bevallige Pretioza wist zoo een pryswaardige verkiezing in de Perzoon van een Jongman als een Adonis te doen, dat ze hem niet alleen waardig agte om Weederliefde te betoonen, maar op zyn aanhouding zig verpligt vond, met hem de vlugt na Brussel te neemen, gelyk ze dan ook werkelyk deeden. De Ouderen der Gelieven vermoogen genoeg hebbende om ze te doen opligten, volgde hun op 't spoor, betrapten ze in een Logement en voerde ze met hun meede; De Jongman ondertusschen in een Beterhuis gezet wordende, midlerwyl dat men zyne Minnaares in een Kamer opsloot. Ziet daar het eerste Bedryf van 't Treurspel dat nog te volgen staat. [129] 't Algemeene hulpmiddel der Ongelukkige is gemeenlyk geduld, maar Pretioza nam haar toevlugt tot bekwaamer Weegen om tot het bereik van haar doelwit te geraaken. Zy veinsde onder een schyn van Godvrugt, gelyk meer Schynheylige doen, een zoo natuurlyk berouw, dat haare al te malle Ouders door de waan van die verbeetering bedroogen, haar al 't bedreevene vergaaven en ze meer dan ooit liefkoosde. Pretioza bleef egter niet langer in dat Gedrag volherden, dan tot zoo lang zy haare kans klaar zag, om ingevolge haar gesmeed Ontwerp in Mansgewaad te ontvlugten, | |
[pagina 82]
| |
na dat ze bevoorens de Voorzigtigheid had gebruikt, van ten minsten de waarde van tien duizend Guldens aan Goud Geld en Juweelen te hebben mede genoomen, met het welke zy zig naar Engeland begaf en aldaar een groot Figuur gong maaken. Vermits ze nu haar Vrouwelyk Gewaad op haare aankomst te London weeder aangetoogen had, kon het niet lang aanloopen, of haare Bekoorlykheid liep in 't oog. [130] Mylord Nethercot Ga naar voetnoot1 was de eerste die daar door getroffen wierd, dog hy behoefde niet lang om haar te zugten, terwyl ze zelfs door zyn gelaat bekoord, aanleiding tot een Minnenhandel gaf. Hy was voor een der galandste Cavaliers van London bekend, die meer dan de helft van zyne magtige Rykdommen voor de Dames verspilde; Zoo een Vogel geleek haar wonder wel, hy had ze eenmaal in de Schouwburg gezien en gesprooken, en de Voorslag wierd daar met zoo veel bevalligheid gedaan, dat 'er in minder dan drie daagen een beslissend Verdrag tusschen hun op volgde. Mylord onderhield haar zoo pragtig als een Princes, geduurende agt Maanden dat ze in zyn bezit was, en door zyne overdaadige miltheid zag ze bereids haar bewuste Capitaaltje vermeerderd, toen [131] de Pletter, haar eerste Minnaar, uit het Beeterhuis verlost en tot voortzetting van den Koophandel na Engeland gezonden, vervolgens haare rust kwam stooren. Hy had ze eens op Straat zynde, gevallig met de Koets zien ryden, maar dewyl zy zoo ras uit zyn Gezigt was verdweenen dat het hem onmoogelyk viel om haar na te volgen, had hy wel zes weeken werk gehad, alvoorens haare Woonplaats op te speuren; ten allen gelukke, dat hy door middel van een Engelsman van zyn kennis daar agter kwam. Zy vernieuwde wel haast hun Oude Liefde, die door de afweezigheid geenzints verminderd maar in teegendeel nieuwe Kragt gekreegen had. Het gevolg van hunne heimelyke Onderhandeling was, dat ze Mylord bedroogen, en zig met alle de gereede Penningen na Douvres begaaven, van waar ze zig vervolgens op Calais lieten oversteken. In de Herberg daar zy hun intrek naamen was ter zelver tyd een Fransch Edelman gelogeerd, de uitmuntende schoonheid van Pretioza schitterde hem zoo sterk in de Oogen, dat [132] hy zig op hun Vertrek ontvallen liet: Ag Heemel! Wat een schoon Wonderstuk van de Natuur is dit! Deeze woorden hard genoeg geuit hebbende om van de Gelieven gehoord te konnen worden, deed hun op de Reis over de Amoureuse uitdrukking van den Franschman al boertende de tyd doorbrengen, tot zy in | |
[pagina 83]
| |
een woeste Valei gekomen, in de verbeelding van den zelfden dag nog te Parys te zyn, door zes gemaskerde Perzoonen aangevallen wierden, denkende dat het Struikroovers waaren die het op hun Beurs gemunt hadden, wilden ze dezelve tot redding van hun Leeven vrywillig overgeven, maar de voornaamste onder die vermomde Troep het woord nemende, gaf hun beleefdelyk te verstaan, dat wel ver van het een of ander te bedoelen, hy nog Geld tot hun dienst had, ingevalle ze zulks begeerden, maar dat de Jonge Juffer aanstonds van 't Rytuig moest afstappen om met hun meede te gaan: Dat zal nimmer geschieden, zoo lang ik Bloed in myne Aderen heb, antwoorde de Pletter; die dapper zynde, hun zyne Minnaares een gerui[133]men tyd met de Deegen in de Vuist betwiste, tot hy afgemat, vol Wonden bedekt, ter Aarden viel. Pretioza hem in zyn Bloed ziende zwemmen viel op de zelfde tyd in zwym, waar uit zy niet eerder bekwam, dan toen zy zig in een nabygeleegen Dorp in de Armen van den Fransche Baron, die zy te Calais in de Herberg ontmoet had, zag; en die op dat enkeld gezigd niet dan met de heevigheid zyner Driften te raade gaande, ondernoomen had om haar zoo gewelddaadig uit de handen van haar geliefden Minnaar te rukken. Zoodaanige bedroefde voorwerpen kortelings na malkanderen te zien volgen, vervulde het Gemoed van Pretioza met een doodelyke haat voor haaren Schaaker, zoodaanig, dat ze weeder tot bedaartheid geraakt zynde, besloot, door list uit de handen van dien Tyran te koomen; dog dat Ontwerp was gemakkelyker gesmeed als volvoerd, nademaal den Baron haar geen oogenblik uit zyn gezigt verloor. Eevenwel wist ze zig dermaaten aan te stellen, dat hy meerder Vertrouwen van haar begon op te vatten en waar door [134] zy dan ook veel meer Vryheid genoot. Hy had haar doen belooven om met hem na Parys te gaan, en aldaar by hem te blyven woonen; van die gunstige geleegentheid had zy zig bediend om te ontsnappen, want het Bosch van Senlis doortrekkende, 't welk ten naasten by een plaats van die woeste Eenzaamheid was als waar ze voormaals 't beklaagelyk verlies van haare beminde de Pletter geleeden had, verzogt zy tot het verrigten van een noodwendige boodschap te moogen afstappen. Den Baron haar thans niet meer mistrouwende, bleef in 't Rytuig na haar wagten, en midlerwyl nam zy die weinige minuten waar, om met alle magt Boschwaards in te loopen, tot dat zy eindelyk afgemat zig agter eenige Struiken verborg. De voorzigtigheid had zy gebruikt van alle haar Juweelen met het meeste Goud geld met zig te neemen; zaaken die haar nogtans in deeze woeste Plaats van zoo weinig nut waaren als het vyfde Wiel aan een Waagen. De nagt naderde ondertusschen, weshalven zy voor eenig | |
[pagina 84]
| |
Onheil bedugd op een [135] Boom klom, dog naauwelyks had ze daar een Uur wat uitgerust, wanneer zy met de uitterste verbaastheid uit de dikke stam van dezelve de gedaante van een Mansperzoon zag kruipen! De angst over deeze wonderbaare Verschyning was zoo groot dat ze beginnende te trillen en te beeven van boven neder viel, zonder door die val egter het minste ledzel te bekoomen; 't Mansperzoon daar teegen meenende, dat de Duivel hem in die angstvallige plaats kwam plaagen, riep alle de Heyligen tot zyn hulp, waar door Pretioza, hoe zeer anders met schrik en droefheid belemmerd, zig niet van laggen kon bedwingen. Zy was de eerste die de Vrymoedigheid had van hem aan te spreeken, de Oorzaak zeggende hoe zy daar geraakt was, aan de andere kant beleed haar den Officier (want het was 'er een) dat hy een Manslag gedaan hebbende, om de vervolgingen van het Geregt te ontwyken, zig aldaar, als een bekwaame Schuilplaats, verborgen had. De overeenkomst van haare Rampspoeden, bewerkte in korten tyd [136] zulk een volmaakte Sympathie tusschen hun beide, dat ze van dat moment af, onafscheydelyke Deel-Genooten van 't wisselvallige Fortuin wierden. Zy vervolgde te zaamen hunne Pelgrimage, tot dat ze op den vyfden dag, altoos in den duister gemarcheerd hebbende, door een Bende Heydenen overvallen en van alles beroofd wierden, deeze onmeededoogzaame Landloopers lieten na 't zelve den Officier weeder gaan, maar hielden Pretioza om haare schoonheid by zig, welke verscheide daagen met dat Gespuis gezworven had, toen ze op een middag gelukkig een Koets met zes Paarden bespannen in 't Oog kreeg, in dewelke een bejaarde Dame zat die na Vlaanderen moest. Pretioza in 't midden van de gemeene weg staande, bewoog haar door een Vloet van traanen, van haare Eer tog te willen redden: Kom hier Kind lief, (riep de Dame haar de hand toereikende) ik zal u meede neemen. Op het fraaie Landgoed van dezelve gekoomen, wierd zy daar als Kaamenier by haar Dogter geplaatst, be[137]halven deeze had zy nog een Zoon die te Parys zyne Studie volbragt en die kort daar na zyne Moeder op het Landgoed kwam bezoeken. Zonder de Minzugtigste te zyn kon hy onmogelyk alle de bekoorlykheeden die zig in Pretioza vereenigde weederstaan, hy verklaarde haar zyne Gevoelens met zoo een rondborstigheid, dat ze zig geheel aan hem overgaf. Hunne afspraak was, dat zy onmiddelyk naar zyn vertrek haare Dienstbaarheid zoude verlaaten, en hem op een bestemde Plaats koomen vinden, van waar ze gezaamentlyk na Parys zoude gaan, alwaar hy haar alles bezorgde wat tot haar Onderhoud nodig was. Zy leefden in dien Staat een half Jaar gerust en in een gewenste vergenoeging, wanneer den Verraadelyke Baron hunne Minnenhandel bespied hebbende, voornam die vreug- | |
[pagina 85]
| |
de in een doodelyk bedryf te doen veranderen. De wyze op dewelke hy zig van zyn Meedevryer en deszelfs Minnaares ondernam te wreeken, was niet minder dan een onverschoonelyke Gewelddaadigheid, nadien hy de onbe[138]schaamdheid had, van zonder verlof den Baas te koomen Speelen in een Huis, alwaar hy tot het regt van Meesterschap geenzints bevoegd was; behalven dit, wilden 't geval, dat hy de Gelieven in hunne Liefkoozingen verrassende, begon met de Student in die weerlooze staat de Offerhande van zyne gramschap te doen zyn, met hem door behulp van een paar Guiten de vensteren te doen uitwerpen, terwyl Pretioza van verslaagenheid onbeweegelyk blyvende, mogelyk geen beeter Lot te wagten had, zoo als een verwonderingswaardige Ontmoeting tot haar behoud kwam meedewerken. De Pletter van zyne wonde geneezen, had zig insgelyks na Parys vervoegd, met inzigt om 'er zyne Minnaares en haare Schaaker te gaan opspeuren; daar toe had hy geen moeite nog kosten gespaard, maar te vergeefs, zulks dat hy bereids den moed opgaf van haar ooit weeder te zullen vinden, wanneer gevallig voorby haar Wooning koomende toen den Baron beezig was het Buuren-gerugt te verwek[139]ken, dreef de nieuwsgierigheid hem aan om neevens een meenigte andere Perzoonen, daar eens binnen te treeden: Verbaasd over het geen hy zag wierd hy als Zinneloos. ... Hoe! (riep hy) Vind ik hier myn waarde Pretioza, en myn doodelyke Vyand? Den Baron nog raazende van spyt, vloog met den Deegen na hem toe, maar deeze gereed om hem te ontfangen, doorstak hem terzelver Stond. Weinig bedagt op de noodzaakelykheid van te moeten vlugten, wierp hy zig voor de voeten van zyn Ziel-bezitster: Zullen wy nu eenmaal het genot van onze Min ongestoord konnen smaaken? Zeide hy tot haar in de Hollandsche Taal. De Omstanders niet weetende wat van dit alles te denken, waarschouwden hem van de aantogt van 't Geregt: Dit berigt deed Pretioza voor haar Minnaar zidderen! ‘Edelmoedige de Pletter, (zei ze, hem teederlyk omhelzende) zal het allervolmaakste Geluk van u weeder te vinden, met de ramp van u voor altoos te moeten verliezen, verzeld gaan?’ [140] ‘Getroost u myn Lief, (antwoorde hy) ik zal vergenoegd Sterven, nu ik u uit handen van dien Beul verlost heb.’ De Dienaars van de Justitie kwaamen onmiddelyk daar na zig van zyn Perzoon en de twee Lyken verzeekeren, men bragt hem in 't Châtelet daar hy scharp ondervraagd wierd, en of schoon het klaar bleek dat den Baron den Aanvaller was geweest, wierd hy nogtans door het Crediet van des Gesneuveldens vrienden verweezen, om over die gepleegde Manslag openbaarlyk onthalst te worden. | |
[pagina 86]
| |
Pretioza de tyding van haar Minnaars aanstaande Dood ontfangende, verviel tot een uitspoorige Wanhoop, nogtans deed zy al wat mogelyk was om zyn Leeven te redden. By alle Reghters gong zy een voetval voor hem doen, en dat zelfde deed zy ook aan 't Hof en by de Voornaamste Amptenaaren, maar vrugteloos, het Vonnis was geveld en de Pletter daar te Lande een Vreemdeling zynde, kon geen kragtige voorspraak daar [141] toe vinden. De Executie Stond binnen weinig daagen te geschieden, zoo dat zy niet langer in een Plaats begeerende te blyven, daar dit droevig Schouwspel moest vertoond worden, Parys verliet, geheel onberaaden werwaards zig te begeeven. 't Was ook inderdaad haar tyd om te vertrekken, nademaal de Vlaamsche Dame, wiens Zoon door de verwoedheid van den gesneuvelde Baron was omgekoomen, haar als de eenigste Oorzaak van alle die onheilen aangeklaagd, en het by de Heeren van 't Châtelet doorgedrongen had, om haar meede gevangen te doen neemen en vervolgens na de Americaansche Volkplantingen te zenden. Toevallig kwam ondertusschen Pretioza in een nabuurige Stad by een Kwakzalver te woonen; men weet dat deeze Luiden gewoon zyn veel Landen te bezoeken, na verloop van een Jaar tyds kwaamen zy dan ook op de Amsterdamsche Kermis, daar ze met haar Meester op het Theater verscheen. De Pletter inmiddels met andere Schuldpligtige uit het Châ[142]telet gebrooken, had zig insgelyks na die Stad begeeven en aldaar den Koophandel weeder by de hand genoomen; en nu zag hy haar by geval op 't Toneel van den Kwakzalver staan. Altoos verliefd en Standvastig, besloot hy, om haar voor de vierdemaal niet weeder te zullen verliezen, maar haar ten eersten te Trouwen, zoo als hy vervolgens ook gedaan heeft, hoewel hy geen merkelyke reeden had om over haare Eerlykheid voldaan te weezen. Vier maanden na dit Huwelyk het ongeluk hebbende om te verdrinken, was Pretioza by gebrek aan Leevensmiddelen genoodzaakt, om op het Amsterdamsche Schouwburg te gaan speelen, een Beroep van het welke zy zig zoo volmaaktelyk kwam te kwyten, dat de enkele verschyning van haar Perzoon op 't Toneel, een groote meenigte Aanschouwers derwaards lokte; maar daar door tot grooter Ongebondenheid vervallen zynde, wierd zy van daar verjaagd. Zy bleef naderhand meer en meer een toomloos Gedrag voeren, dat haar [143] wel haast in de Bordeelen bragt, alwaar ze op een tyd door den Schout beknipt geworden, verweezen wierd om tot Straf van haare ongeregeltheden geduurende een Jaar in 't Tugthuis Geconfineerd te blyven. Zy had zeederd al de tyd van haare Wisselvalligheeden zoo weinig om haare goede Ouders gedagt of hun Taal of Teeken gemeld, invoegen dat zy geheel onbewust was of zy nog in Leeven waaren, maar Campo | |
[pagina 87]
| |
daar meer om denkende, gong om die Zaak een keer na den Haag doen. Hy vernam daar onder de hand dat die Menschen van Hartzeer over de spoorlooze Stap van hunne Dogter gecreveerd waaren, na haar alvoorens Wettiglyk Ontërfd te hebben. Deeze onaangenaame kennis van zaaken verdroot hem nog zoo veel niet als op zyne terugkomst in Amsterdam Pretioza aan de Kinderziekte te vinden; de welke haar binnen korte daagen in 't Graf sleepten. Wyerman was meer dan drie Maanden ontroostelyk over dit verlies, men moest hem wel [144] zes Weeken bewaaken, dewyl hy zig zelven uit Wanhoop het Leeven wilde beneemen; dog de Tyd en de Overweeging die alles slyten doed, had in 't Vervolg by hem de zelfde uitwerking. [145] |
|