Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman
(1994)–Franciscus Lievens Kersteman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
GenreDe Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman blijkt na vergelijking met wat Weyerman over zichzelf schrijft en met wat historisch onderzoek heeft opgeleverd, een aantal elementen te bevatten die op waarheid berusten. De meeste anekdotes moeten we echter naar het rijk der fabelen verwijzen. Of Kersteman zelf geloofde in zijn sterke verhalen over Weyerman, weten we niet. In voetnoten en in zijn ‘Bericht aan den Leezer’ doet hij het in ieder geval voorkomen dat het allemaal wáár is wat hij opschrijft (En zo niet, dan liegt hij in commissie). Wy vermoeden wel dat de wonderbaarlyke wisselvalligheeden van zyne [Weyermans] Wereldsche Bedryven, in onze Leezers wat verwondering zullen verwekken, dog zy mogen vast gaan op de egte Waarheid derzelver; aangezien wy ons, zedert zyne Dood, alle mogelyke moeite hebben gegeeven, om de waarschynelykste en zekerste Berichten van zyne gevallen te bekomen Ga naar voetnoot1. Kersteman vermoedt dus wel dat zijn lezers zich vol ongeloof zullen verbazen over het levensverhaalvan Weyerman. Desondanks wil hij iedere indruk van verzinsels wegnemen. Toch is Kerstemans doel niet zozeer droog feitelijk materiaal te presenteren, alsof het om nieuws zou gaan. Zijn doel is primair het op sensatie beluste publiek te vermaken: ‘[...] onze Leezers aangenaam te vermaaken met de Merkwaardige Leevensloop [...]’ Ga naar voetnoot2. Van moralistische waarschuwingen is geen sprake. Weyerman komt aan het einde niet tot inkeer, noch bekeert hij zich tot een beter leven en een betere levenshouding. Het gaat slechts om de inventiviteit van de boef en om de stommiteit van het slachtoffer. Wel waarschuwt Kersteman impliciet op verschillende plaatsen: lees geen verderfelijke romannetjes (anders overkomt je hetzelfde als de schone Pretioza), pas op voor broodschrijvers (die kunnen je chanteren). In dit verband is de ontstaansgeschiedenis van de populaire misdaadliteratuur relevant. In Engeland ligt die in de zgn. proceedings en de accounts. In de achttiende eeuw genoten de zaken die bij de rechtank dienden, ongekende belangstelling. Rechtbankverslagen (‘proceedings’) gingen dan | |
[pagina 24]
| |
ook grif over de toonbank. Dit gold eveneens voor de meer psychologisch getinte ‘accounts’, die waren opgetekend door de geestelijke die de boef tijdens zijn gevangenschap opzocht. Soms was het het levensverhaal van de crimineel, soms de biecht of zijn laatste woorden vlak voor de executie. In Engeland zijn hieruit de criminele biografieën voortgekomen Ga naar voetnoot1. In de Nederlanden laat de ontwikkeling binnen de misdaadliteratuur een vergelijkbaar beeld zien. Geestelijken die terdoodveroordeelden begeleidden, hebben de hand gehad in het in druk verschijnen van menige confessie en bekeringsgeschiedenis. Behalve commerciële belangen had ook de staat belang bij het uitgeven van misdaadliteratuur. Immers, de veelvuldig voorkomende bekering aan het einde van het verhaal en de voltrekking van het vonnis hadden een waarschuwende betekenis. Tegelijkertijd werden morele en religieuze waarden bevestigd en werden de strafrechtelijke praktijken van de overheid gerechtvaardigd Ga naar voetnoot2. De Zeldzaame levens-gevallen behoort tot de populaire misdaadliteratuur uit de achttiende eeuw. Confessies, bekeringsgeschiedenissen, executieverslagen, oplichtersverhalen en criminele biografieën maken hier deel van uit. Omdat kranten en andere nieuwsbladen aanvankelijk nauwelijks berichten opnamen over misdaden en misdadigers, betrof het eerst teksten die door direct betrokkenen waren opgetekend. ‘Hot news’. Oplichtersverhalen en criminele biografieën waaraan een moralistische ondertoon ontbrak, kwamen hieruit voort. Het waren sensatieverhalen van de eerste orde. Ze zijn door het amuserende karakter nauw verwant met de picareske of schelmenroman, zij het dat de laatste geschreven zijn om maatschappijkritiek uit te oefenen. De levensgevallen van de picareske schelm zijn echter verzonnen; zo worden ze ook gepresenteerd, zonder enige toespeling op eventuele actualiteit. De ondeugende arme sloeber trekt van de ene plek des onheils naar het andere, naarstig op zoek naar leeftocht. Door zijn belevenissen krijgt de lezer een vrij getrouwe karaktertekening van hem voorgeschoteld, anders overigens dan in de doorsnee misdaadliteratuur. | |
[pagina 25]
| |
In de achttiende-eeuwse misdaadliteratuur is het feit dat de hoofdpersoon werkelijk bestaan moet hebben, bijna een conditio sine qua non, evenals het gegeven dat deze om zijn daden moet zijn gevangen genomen, gevonnist en gestraft Ga naar voetnoot1. Ook Kersteman presenteert zijn biografie over Weyerman als non-fictie. Het is een authentiek verhaal over een schelm, een schavuit, die ondanks zijn oplichterspraktijken de sympathie van schrijver en lezer heeft Ga naar voetnoot2: gedreven door honger naar status, geld en vrouwen begaat hij zijn wandaden en beleeft hij verschillende avonturen. Hierdoor is hij nogal eens gedwongen zijn biezen te pakken en met de noorderzon te vertrekken. Gevangenneming, veroordeling en uiteindelijk voltrekking van zijn vonnis ontloopt hij echter niet. Gezien de ontwikkeling die de misdaadliteratuur heeft doorgemaakt, is ook hier het onderscheid schelm-schurk van belang: er wordt niet altijd verhaald van werkelijke misdaden, dikwijls betreft het de schelmse streken van de held. Al eerder is aangegeven dat Weyerman meer tot het gilde van schelmse oplichters dan dat van criminelen gerekend moet worden. Een zware jongen als Cartouche of Jaco was hij niet, ook niet in de biografie die Kersteman over hem schreef. En in het licht van diezelfde ontwikkeling binnen de misdaadliteratuur is duidelijk dat actualiteit en fictionaliteit evenzeer een groei doormaken. De nieuwswaarde wordt minder en de grens tussen feit en fictie wordt niet zo nauw meer genomen. In de Zeldzaame levens-gevallen is dit ook het geval. Nergens wekt Kersteman maar even de suggestie als zou de geschiedenis zich onlangs hebben afgespeeld. Sterker zelfs, hij zegt zelf expliciet dat er al geruime tijd is verstreken tussen Weyermans veroordeling (1739) en dood (1747), en deze publikatie | |
[pagina 26]
| |
(1756) Ga naar voetnoot1. En ook hier is de fictionaliteit groot, ondanks het doel van Kersteman een werkelijk gebeurd verhaal te vertellen. Net als in de schelmenromans komen in het levensverhaal over Weyerman de motieven reizen, vluchten en honger (hier: naar geld, status en vrouwen) voor. Van een echte levensgeschiedenis is echter geen sprake. Het moet meer gezien worden als een compilatie van verhalen uit de yellow press of uit andere romans. Zo besteedde Kersteman slechts 42% van het vijfde hoofdstuk (waarmee het Aanhangzel begint) aan Weyerman zelf. De rest wijdde hij aan de geschiedenis van Elisabeth Sommerell en de gauwdief Jan Rogier Ga naar voetnoot2. Psychologische of sociale factoren die een rol hebben gespeeld in Weyermans leven, komen nauwelijks of niet ter sprake. Zijn karakter wordt dan ook niet uitgewerkt. Van een roman in de moderne zin des woords kan men dan ook niet spreken. Wel zijn Kerstemans ‘roman-technische’ pogingen zichtbaar: levendige dialogen en spanning verhogende vooruitblikken naar Weyermans toekomstig gevangenschap en dood. Er zijn verschillende pogingen ondernomen om criteria op te stellen voor diverse subgenres van de misdaadliteratuur Ga naar voetnoot3. Deze bleken echter niet tot eenduidigheid te leiden. Met gemak bleek bijvoorbeeld de definitie van de | |
[pagina 27]
| |
criminele biografie ontkracht te kunnen worden Ga naar voetnoot1. Als oorzaak van de problematiek rond genrebepaling binnen de misdaadliteratuur noemt Yvonne Zevenbergen het ontbreken van een uitputtende inventarisatie. Pas dan kunnen criteria worden geformuleerd, definities opgesteld en specimina uit de misdaadliteratuur een genrepredikaat worden toegekend. |
|