Tot de aanval
(1968)–Henk van Kerkwijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||
nacht buiten. Nissenhutten, hompen in het bijnaduister; een omheining; bomen; ergens daarachter gewikkeld in de atmosfeer van grauw pakpapier, touwtje er omheen, stempel geheim erop, de Lüneburger Heide. binnen. George schuift de pal van zijn revolver terug. Weer ritselt het tussen zachtboard en golfplaat. Recht boven zijn hoofd zit een rat. En maar schijten. De kale slangenstaart zwiept de keutels rond. Hij richt. Beweegt het board? En vuurt - - God God gloeiende godverdomme. Wim die foto's lag te kijken, staat recht overeind. Zijn zaadpaal knakt. Anderen veren op. Ze kankeren. Maar de rat overstemt hen. Krijsend zakt hij achter de bolle betimmering omlaag. Het houdt niet op. - Mijn derde, grinnikt George. Wim schijnt met zijn lantaarn op het kogelgat. Een bloedbel puilt omlaag en knapt. De zware druppel ritst langs het board als een opgejaagde spin aan een draad. Tot halverwege een kink in de glijbaan komt. Het vocht verliest zijn glans, klontert, ribbelt, lijkt een bruinrode anus op de poreuze plaat. Iemand steekt het licht aan. De rat gilt even boven de grond. Steeds benauwder klinkt het rochelen en jammeren of hij traag onder water wordt geduwd. Zijn klauwtjes schrapen tegen het golfijzer, terwijl het lijf gelijktijdig tegen metaal en binnenwand bonst. Sommigen schikken hun dekens beter om hun schouders. Gillen. George kijkt naar zijn koppel dat hij 's avonds nog geblankood heeft. Gillen. De gespen glanzen. Gillen. Hij pakt hem en laat hem door zijn handen gaan voor hij hem weer neerlegt. Gillen. Dan buigt hij zich naar zijn la en pakt poetskatoen. Gillen. Voorzichtig draait hij het in de mond | ||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||
van de revolverloop, ademt over het staal en wrijft daarna de buitenkant stevig op. Dof piepen. Ineens is het stil. Wim, naast zijn bed, blaast tussen zijn tanden door. Hij bukt zich opnieuw, zet zijn voet tegen de wand en rukt zijn bajonet terug. Als hij merkt dat George naar hem kijkt veegt hij zijn natte voorhoofd maar vluchtig af. - Weer een gat in dak, zegt hij verkrampt. George knikt: - en morgen het kreng weghalen. Hij wijst op de rafelige driehoekige opening boven de plint, waar nu ook bloed doorheen druipt. Stef in de hoek, hijst zich half overeind om tussen de bedden door te kijken. - Ik lig nog altijd een op je voor, gromt hij tegen George. Wim klimt in zijn krib zonder de bajonet af te vegen. Hij houdt hem zelfs vast en drukt hem over zijn borst op de dekens. - Kijk uit. Dat geeft immers vlekken, waarschuwt George. En hij knijpt zijn lippen afkeurend samen.
na het ochtendappèl Duynraaf heeft niets bijzonders. Zoals meestal als George zich bij hem komt melden. - Alleen post sergeant. George knikt en pakt het stapeltje brieven op. Allemaal dienstenveloppen. En geen roze of lichtblauw gekleurde papiertjes waarom hij zo bekend staat. Hoe komt hij toch aan die naam van versierder? Duynraaf tikt zijn majoorspet die hij nooit zoals andere officieren op de haak hangt, naar links en wipt hem over de telefoon. Kan hij meteen zijn pet opzetten en salueren als de kolonel of generaal belt. Hij kucht spottend. - En hetzelfde recept uit de stad. Ik ben als een dweil zonder mijn medicijn, kerel. - Weer een liter majoor? Duynraaf grinnikt maar gaat er niet op in. - Heb je goed geslapen jongen. Je zal het nodig hebben. Vannacht begint de oefening. Let op mijn woorden. Ik heb mijn afspraken al afgezegd. Ik zal het een weekje zonder mijn klotenwarmer- | ||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||
tjes moeten stellen. De dienst eist ook van haar officieren zijn offers. George lacht mee. De ander leunt achterover. - Nog één promotie, zegt hij vertrouwelijk. Hij wenkt hem dichter naar het bureau. - Als ik eenmaal mijn derde ster boven de balk draag, heb ik recht op een pensioen... Hij tuit zijn lippen. De boog van zijn engelse snor rust op de blauwig glanzende onderlip. - Krijg ik een leven als een genaaide rat. George rukt in. Met de brieven onder zijn arm komt hij naar buiten. Blijft staan op het stoepje. De zon valt recht in zijn gezicht. Hij knippert met zijn ogen. - Kun je niet groeten, man? Kapitein Hagele pakt naast hem de klink van de deur. George salueert inderhaast. - Het komt door de zon, kapitein. Ik zag u niet. Met een nors gezicht loopt Hagele door. Er piekt een vet plukje haar onder zijn pet uit. Het buigt in de nek. George haast zich schuin het kaalgetrapte zandterrein over, naar zijn jeep. Sinds anderhalve week drinkt Duynraaf nu een liter per dag, bedenkt hij terwijl hij kontakt maakt. 1 liter Duitse schnaps 35/40%. Zand spuit schurend onder de spatborden als hij wegrijdt.
eind van de ochtend Het golfijzer blijkt helwit in de zon. Verdorde takken steken groepsgewijs in heksenkringen omhoog. Sommige, beenwit, zitten al jaren, andere zijn vorige week pas ingestoken: na de vierde van Stef. Zeven slappe stokken schuin boven zijn krib. Hij had er moeite mee, herinnert George zich, terwijl hij, zijn handen op de rug, omhoog kijkt. Tegen het licht in. Wanneer hij het even volhoudt is niet meer uit te maken of de vlekken op zijn ogen verschijnen of op de zon; als je niet beter wist... grote vlaktes korst bedekken naar elkaar toegroeiend het oppervlak van de gasbol, of nee, er vallen gaten in, onverwacht, door geeneen astronoom voorspeld; wat je ook hebben kan met een lichtgewicht kostuum dat je toch niet overdreven lang gedragen hebt. En | ||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||
goed verzorgd. Geborsteld op zijn tijd. Zorgvuldig past hij zijn stappen na elkaar, de een in het verlengde van de ander. Afgemeten rechtop waadt hij door de trillende lucht en voelt de hittebanen langs hem weggolven: hij is door de branding, achter hem krullen de brekers naar het zand. Stralen schieten van zijn knopen. Van het embleem op de pet. Zelfs de goud en bruine banaan op zijn mouw glinstert. De deur. Verblind tast hij naar de klink. Hij klungelt. Juist als hij nog onverwacht naar binnen duikt, slaat kapitein Hagele de hoek om. Het platte smoel even bleek als altijd. Geen spoortje rood, of zelfs maar speldeknoppen vocht. Alleen het eeuwige droogpoeder wit van een gezicht dat uit elkaar zou waaien als de wind even opstak. Snel sluit George en blijft bewegingloos wachten. Overwegingen, vermoedens, een onbestemde zenuwachtigheid zijn niet te onderdrukken: zou Hagele denken dat ik me haastte? om hem niet te hoeven groeten? omdat ik hem al vaak voor de voeten? altijd per toeval, maar maak hem dat eens wijs, en nooit, een futiliteit is het, het heeft niet, niets heeft het immers om het lijf, ja maar toch, juist dat soort dingen, hij heeft de macht willekeurig een betekenis te hechten aan - ze zouten het net zo lang op - en als ze je dan grijpen kunnen - maar nooit op mijn uniform, dat hangt strak in de plooi, daar zit niets scheef aan, op onderhoud vangen ze me niet; Je kunt niet denken als je afwacht. Is het Hagele nog die zo traag langs de barak stapt? Op de deur af. Hij meet zich iets slepends slooms aan. Voor de ingang draaien schoenen tergend door het zand. Zo wolkt het over de neuzen. ik heb zelf genoeg jongens gekat die dachten het cadeau te krijgen, of een lik smeer of blanko alleen voldoende was. Het blijft stil. Komt Hagele binnen? Vindt hij het al voldoende aanleiding hem een douw uit te delen? (buiten) - Hé, kerel, stop jij daar eens even! Ziet Hagele een ander? En grijpt hij die nu? Of geeft hij die ander, of herinnerde hij zich, of bedacht hij dat je beter je mond vol brood kunt proppen dan je vuist tot in de maag | ||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||
van de vijand duwen, er zijn te veel verklaringen voor wat onzichtbaar en ontastbaar is achter de deur. De ander kan intussen wel tevreden grijnzen naar de kapitein, blij met zijn order, het kan immers makkelijk zijn met Hagele op goede voet te staan. Alleen je kunt niet altijd overal tegelijk zijn om het iedereen naar de zin te maken. Het enige wat valt te horen is Hagele's doorlopen. Het is dus niet waarschijnlijk dat de ander hem volgt. Mogelijk heeft de kapitein alleen een fout gewezen. Een verkeerd geregen schoen. Er zijn haakjes overgeslagen. Een paar opgerolde mouwen. En daar is nog geen algemeen bevel toe gegeven. Het maakt George niet uit zolang het geen soldaat uit zijn peloton is. Want dan zou hij het de kerel inpeperen: hij hoort er keurig uit te zien. George gaat verder, snuift de koelte op en voelt gelijk de prikkende kilte onder zijn armen. Zweet. Zou hij stinken? Hij trekt de pluizige stof uit zijn oksel. Enkele straaltjes schuiven traag over zijn ribben. Hij trekt zijn jak en overhemd uit en werpt ze op de dekens. Als hij zich op zijn knieën laat zakken om zijn kast te openen, ziet hij het stootspoor van de bajonet. Niemand heeft er nog aan gedacht de rat weg te halen. Rond het gat staan de rafels stijf van het opgedroogde bloed. Veel is verder het zachtboard ingetrokken. Maar een dikke laag, gevormd als verf die uit een blik druipt, is korrelig geronnen en glanst vlekkerig als matlak. Hij prikt zijn pink in de open driehoek. Eerst glijdt zijn nagel weg op gladde verende korst. Pas als hij opnieuw priemt, glijdt hij na een kort knisperend geluid tot aan de wortel van zijn vinger de holte in. De vingerkootjes snel krommen en ontspannen is niet mogelijk. Daarvoor worden ze teveel geremd door een koele smeer, voelend als konsistentvet met takjes erdoor heen. Schrapend langs de rand trekt hij terug. Wat nog bovenop de knokkels zit veegt hij uit over het board. In de barak is het stil. Hij ruikt aan zijn hand. Geen stank. Er zit nauwelijks een lucht aan, wat hem vaag verbaast. Zijn arm van zich afhoudend opent hij zijn kast en pakt een bus spray, een was- | ||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||
handje en een handdoek. Hij luistert. In de verte klinkt het geronk van een kolonne. Het sterft snel af. George staat op en loopt in de richting van de wasbakken. Bij het bed van Wim blijft hij staan. Zie je, hij heeft gelijk gekregen, op de deken zitten inderdaad vlekken. Meteen houdt hij zijn vuile hand, hij had hem alweer licht verend langs zijn lichaam laten slingeren, ver opzij. Hij overweegt onder het kussen te kijken of daar de foto's liggen die Wim zo'n stijve bezorgden. Zijn pyjamabroek stond bol toen hij opsprong. Als hij niet aan de elastieken band had geschud, was de jongeheer nog naar buiten gepiept. Georges wangen gloeien van schaamte bij het idee dat iemand zal binnenkomen. Benauwd keert hij zich naar de kranen. Eerst wast hij langdurig zijn handen. Daarna drukt hij het kleddernat gemaakt washandje beurtelings in zijn oksels. Zorgvuldig droog hij ze uit voor hij de spray pakt en aan beide kanten een dun wolkje onder de arm spuit. Hij houdt de bus vast, kijkt aarzelend naar de bijna uitgebeten pink en bedekt deze dan van vlakbij met een dunne film deodorant. Het is kil. De vinger verstijft een moment en op zijn hand komt kippevel. Terug bij zijn krib borstelt hij overhemd en jak uit voor hij ze weer aantrekt. Hij zou het jasje uit kunnen laten, beseft hij, ze lopen allemaal in veldtenue of overhemd dat is nu toegestaan, maar hij moet straks nog naar Duynraaf. Misschien stuurt die hem opnieuw naar de stad. Dan kan het uniform maar beter korrekt zijn. Hij ruimt zijn kastje in, kontroleert of alles model ligt voor hij zijn la opentrekt en zijn revolver uit de holster haalt. Hij verwijdert de lege huls en vult de patronen aan. Nou maar afwachten of hij vannacht niet gelijk kan komen met Stef. Hoewel, hij denkt ineens aan de woorden van Duynraaf, wat die zei over de komende oefening was een duidelijke tip. Als ze vannacht uit moeten rukken is het lastig als het wapen nog scherp geladen is en hij de houder eerst moet verwisselen. Hij werpt het van de ene hand in de andere. Gestommel buiten. Aan de schaduwkant van de barak gaan | ||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||
twee man zitten. Ze moeten hem helpen. De rat hoort weggehaald en het is zaak zo snel mogelijk een tak in het kogelgat te steken voor het lek openblijft en er plotseling onweer komt. Hij haast zich de deur uit, de walmgeworden warmte in. Voor hij de hoek omslaat veegt hij zijn pink ruw aan zijn broek af. Stef en Wim in veldtenue, zitten gehurkt in de smalle reep schaduw. Als exact op de grens van hellicht geel en bruinoker een mes omhoog flitste kostte het hun hun tenen. En van de knieën elk een plakje. Zitten ze te lezen? Wim kijkt over de schouder van Stef mee. - We moeten die rat nog wegwerken, zegt George. Ze reageren niet. - En als jullie me direkt even een kontje geven steek ik een tak in dak. Weer geen antwoord. - Een maar. Een tak is voldoende. Dat moet Stef toch prikken. - Ik raakte hem tenslotte in een keer. Maar Stef leest ook niet. Hij heeft de foto's van Wim op zijn knieën. Een ris van tieten, billen en dijen. Wijven dansend, wijven bukkend, wijven van achteren genomen terwijl ze tussen de benen doorkijken. Of je ze voor het bestellen hebt. Georges lippen gloeien. Het vel binnen zijn dijen trekt strak. Hij snuift. | ||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||
Confidentieel commandant 14 gevechtsgroep
Men wordt verzocht bij het antwoord datum en nummer van deze brief nauwkeurig te vermelden.
AAN COMMANDANT 18 BATALJON INFANTERIE Bijlage(n): 1.
Onderwerp: experiment i.v.m. sperma verduurzaming voor k.i. doeleinden in oorlogstijd
Krachtens de beschikking van de Inpecteur Generaal van het medisch researchcentrum van de NAVO-strijdkrachten is mij opgedragen uw medewerking te verzoeken bij een experiment op het terrein van de sperma verduurzaming. De tijdens verschillende internationale conflicten door de manschappen te velde geuite wens, naar een mogelijkheid tot kunstmatige bevruchting van de in de haardsteden achtergebleven vrouwen, is de stimulans tot de start van dit onderzoek geweest. Hiertoe zijn benodigd een 16 (zestien)tal manschappen die het sperma zullen leveren, te beginnen op 5 juni 19.30 u a.s. waarna de afgifte elke volgende dag op dezelfde tijd wordt herhaald t/m 5 juli daaropvolgend. | ||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||
Uw aandeel zal bestaan uit:
Een ordonnans met twee steriele schalen zal zich te bestemder tijd bij u melden. Aan het eind van de maand zal bij de donors een bloedonderzoek plaatsvinden om te meten of van een toename van de hormoonproduktie gesproken kan worden. Tot slot verzoek ik u mij per ommegaande een opgave te zenden waarin de door u aangewezen dienstplichtige onderofficieren nominatief worden vermeld.
De Commandant 14 Gevechtsgroep de kolonel H.T.J. Marmerdam-Vollends
bijlage
Amice Je begrijpt dat het hier een bijzonder delicate aangelegenheid betreft. Dat de keus op jouw afdeling is gevallen, Wilbert, komt omdat jullie kamp het dichtst bij het geheim biologisch proefstation te Lüneburg ligt. De leider van de proefnemingen Dr. Schmucke heb ik gisteren gesproken. Het is een bijzonder accurate en geschikte vent die zich erg over onze medewerking verheugt. Ik begrijp dat het je allemaal nogal rauw op het dak valt. Ik wil daarom proberen of ik mijzelf zondag de 5e een uurtje kan vrijmaken. Een saluut van je Harry | ||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||
eind van de ochtend, later Wim snijdt een stok van de struik bij de omheining waarbij hij zijn arm vreemd schuin omhoog draait om de brandnetels te vermijden. Stef staat spijtig met het dichtgevouwen stapeltje foto's in zijn handen. Hij monstert Georges uitrusting. - Je gaat zeker eerst je veldtenue aantrekken, veronderstelt hij, zijn hoon nauwelijks verbergend terwijl zijn buik trilt van het onderdrukte lachen. George kijkt langs hem heen. - Nee, ik doe het zo. Hij drukt zijn handen onbehaaglijk langs zijn heupen. Of hij de stof streelt. Maar hij wil juist verbergen dat hij het zonde vindt van zijn eerste grijs. Stijf stapt hij naar voren en tast met zijn handen over de bolle golfplaat. - Als jullie me opstoten tot aan de eerste richel. Ze vouwen hun handen en tillen. George voelt langs de verweerde rand. Een insekt vliegt zoemend van de andere kant aan. Een zigzaggende stip. Een wesp? Hij plaatst een schoen op het metaal. Zet zich schrap. Trekt zijn andere been bij. Wijdbeens loopt hij omhoog en brengt in dezelfde beweging zijn bovenlijf meer voorover. Hij verpakt een hand rukkerig tot hij zijn vingers onder het metaal kan klemmen en reikt daarna zoekend achteruit. - Gauw geef me die tak aan. Ze laten hem opzettelijk machteloos in het rond graaien. Een paar maal ritsen bladeren kietelend door zijn handpalmen. - Kom nou. Ik hou het niet meer. Een bruingele knikker draait nasaal brommend om zijn hoofd, maar zo hoog en dan weer zo laag dat hij steeds niet kan zien of het een wesp is of een bij, een hommel, een horzel. Hij slaat ernaar. Door de onverwachte beweging glijdt een voet weg en komt zijn hele gewicht aan zijn vingers te hangen. George zakt op zijn knieën op de rand en draait zich half om. Het zoemen verandert van toon, een moment lijkt het agressief fel te worden om dan te verdwijnen. George reikt opnieuw omlaag. Wim rekt zich uit en geeft de tak aan. George kruipt hoger. Op het hoogste punt van de bolling zit het gat ergens, verwacht hij. Als het rattebloed omhoog was | ||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||
gespoten had hij het zo kunnen vinden. Nu brengen de schaduwen van de andere takken en de vlekkerige tint van het vuil hem van de wijs. Hij legt de tak neer, buigt zich voorover en slaat uitgedroogde aarde en mos los zodat ze ritselend door de geulen omlaag bibberen. Vlak over het ijzer vliegt het insekt weer aan. Het is een wesp. Net binnen het bereik van zijn hand ziet George het kogelgat. Het zat toch verder omlaag dan hij had geschat. Van de dikte van de tak hoeft niets af, hij kan het lek er precies mee afsluiten. Als George hem loslaat draait hij een halve slag en blijft tenslotte schuin hangen. De wesp vliegt onder de laagste bladeren door. George zwaait met een hand. Het beest duikt er onderdoor op zijn gezicht af. Hij deinst achteruit, rukt zijn baret af en slaat daarmee wild in het rond. Ineens raakt hij. Het zoemen wilder en warriger, klinkt tergend verongelijkt. Hij haalt nog eens uit maar verliest gelijk zijn evenwicht. Zijn pet ontglipt hem. In een hoge boog zeilt hij over de barak, over de struiken, tot ergens achter de omheining. Het beest kruipt met gespreide vleugels, brommend weg. Het is geen wesp, het is een wollige hommel. - Kerel! Wat vreet je daar uit op dak? George kijkt omlaag. Wim en Stef zijn hem gesmeerd. Kapitein Hagele staat wijdbeens in het blikkerende zand. Een ogenblik houdt hij zich nog vast aan de metalen kap om vervolgens, zonder eigenlijk te weten waarom, naar beneden te glijden. Stof wolkt op, afgebrokkelde korsten ploffen naast hem neer, terwijl kleinere smaller wordende vuilstroompjes blijven doorritselen en zijn aandacht wegtrekken, juist nu, nu hij er met al zijn gedachten bij moet zijn, wil hij zich er nog enigszins uitredden. George gaat in de houding staan en meldt zich: - sergeant Meerman, kapitein. En hij salueert. Hagele knijpt zijn ogen half toe, zijn lippen plooien zich, een schaduwglimlach van tevredenheid om een teleurstelling die tenminste wordt waargemaakt. George verstart, ik heb geen pet, bedenkt hij, die ligt, ik weet niet waar, achter | ||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||
het hek: stijf trekt hij zijn arm weg en laat hem krampachtig traag zakken. - Een van de eerste regels van het handboek soldaat, sergeant, zegt de kapitein zacht, weet jij nog wat die inhoudt, man? George slikt. De fluisterstem slist sloom verder: - als je een meerdere groet, sergeant, doe je dat niet met onbedekt hoofd. Denk je ook niet, sergeant, dat ik je eens ruimschoots de tijd moet geven om die oude overbekende regels opnieuw in te prenten. Want wat heeft de dienst aan een onderofficier bij wie de basis van zijn kennis wegvalt? - Ja kapitein. - Waar is je baret? - Ikkk, George hakkelt, ik sloeg ermee Kapitein, naar een wesp, ka ka, maar dat is extra onhandig beseft hij om juist bij het uitspreker van de rang te stotteren: - die baret die ontglipte me. Heus ik wilde hem meteen zoeken, maar daarvoor kwam u... Hij stopt. - Dus je pet is weg. Ik hoop dat je doorhebt wat dat betekent. Zijn toon wordt dreigender. George trilt, hij zwijgt en hoopt dat de ander geen antwoord van hem verwacht. Minachtend kijkt deze naar zijn uniform en wijst op de knieën. Daarna loopt hij om hem heen. Achter hem voelt hij een plooi stof van het rugpand. Dan staat hij weer voor hem. - Als onderofficier verkeerd gegroet, somt hij op. Uniform onderdeel verdwenen zonder redelijke verklaring daarvoor te kunnen opgeven; werkzaamheden in eerste grijs verricht waarvoor het veldtenue de geëigende kleding was; uniform vervuild, kortom slecht onderhouden. Hij legt zijn witte hand over de onderkant van zijn witte gezicht. Moet hij zijn zelfvoldaan lachje verbergen? - Nou kerel, daar kun je het mee doen, dacht ik. Vanavond na het eten verwacht ik je op mijn kamer. Een moment laat hij zijn woede vrij baan en stoot George zijn uitgestoken wijsvinger hard tegen de borst. Hoekig draait hij zich om en loopt weg. | ||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||
Kolonel Marmerdam-Vollends en majoor Duynraaf lopen naar de kantoorruimte. Ze passeren een stoffige bremstruik. Vier passen achter hen volgt een adjudant, twee pakken op zijn arm, in ieder een steriel verpakte ronde glazen schaal met geslepen deksel. Duynraaf hoest. - Ik ben blij dat je zelf bent gekomen. Nog bedankt voor je begeleidend briefje trouwens. Ik stelde het bijzonder op prijs. - Ik vond een persoonlijke toelichting noodzakelijk. Dit soort onderzoeken vormt altijd een delicate kwestie in vredestijd. En hij herhaalt zijn bevel op de toon van een vraag: - Je houdt persoonlijk toezicht? Duynraaf veegt over zijn snor en lippen. - Wat mij betreft ik hoef al die kloten niet te zien. Hij houdt zich in en probeert het overredend: - Was een andere methode niet mogelijk geweest, Harry? Waarom zet je die kerels juist in een kring? Geef ze ieder een potje. Marmerdam-Vollends schudt kortaf zijn hoofd en weert verder kommentaar af. - Hoe staat het met je promotie? vraagt hij. - Goed. De ander slaat hem op de schouder als ze het stoepje voor het kantoor opstappen. Ze gaan naar binnen. Een dranger drukt de deur achter hen toe zodat hij net sluit als de adjudant hem heeft bereikt. De man stampvoet. Vlekkerige blosjes kleuren zijn konen als hij zich met beide bakken tegen de borst geklemd, voorover bukt en met de zacht geschoren kin de klink omlaag drukt.
Duynraaf staat met de handen voor zijn gulp gevouwen voor de deur van de barak. Een luitenant met een bundel fotoboekjes op schriftformaat naast hem De zestien dpl. sergeants hebben broek en onderbroek tot halverwege de dijen omlaag gestroopt. De mannen zijn in groepen van acht opgesteld rond twee kleine tafels waarop de schalen staan. | ||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||
links
rechts
- Benen wijd, laat het spul maar in de wind hangen, spot Duynraaf. De meesten proberen langs elkaar heen te kijken. Bij sommigen rimpelt de toch eerst gladde huid en lijkt het lid te krimpen. Wim Veendreef staat zenuwachtig te draaien. Na het eten toen ze van hun opdracht hoorden, heeft hij principiële bezwaren gemaakt - en dat terwijl hij zich een week geleden in de onderofficieren eetzaal om een weddenschap in een tinnetje had afgerukt waarna hij alle tafels was langsgegaan om te vragen of ze nog iets van zijn yoghurt wilden -, hij kreeg toestemming naar de predikant te gaan en kwam een half uur later onhandig knikkend terug. Bij iedereen hangt alles nog slap. Alleen George Meermans geslacht vertoont beweging, de penis zwelt en komt vrijwel horizontaal. - Luitenant deel de foto's uit. Hij begint links. Stef is de enige die ze grijnzend aanneemt. Rechts is de spanning al wat minder, de meerderheid kijkt en knikt naar de gever en zelf tikt deze de laatste eerst met het blaadje op de billen voor hij het overhandigt. - Mannen, ik begrijp dat dit moeilijk is. Duynraaf staat nog steeds in dezelfde houding, met zijn bovenlijf beschrijft hij vrijwel onmerkbaar zwaaiend korte cirkels in de lucht. - Bekijk de foto's. Begin wanneer je denkt dat je kunt. Ik reken op jullie. Succes. Wim en George trekken praktisch gelijktijdig het vel van de kop. Na elkaar valt de rest in, begint het hijgen en steunen, | ||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||
staan de ogen star onwezenlijk, bij enkelen nog maar gericht op het plaatje. Wim komt het eerst klaar, op het nippertje herinnert hij zich de order, helt naar voren en perst de top op de rand op hetzelfde moment dat hij schokkend spuit. Anderen volgen. Rechts valt de tafel bijna om als drie zich gelijktijdig voorover stoten. Stef is de laatste, vuurrood, zijn nagels diep in het vel, beweegt hij als een wilde tot tenslotte zijn kwakje de al gevormde laag even doet golven. Het heeft zolang geduurd dat die van Wim alweer stijf staat. Hij maakt al een grijpbeweging, wanneer Duynraaf tussenbeide komt. - Poten af van die lul. Aan verdund spul hebben we geen behoefte. De luitenant neemt de boekjes weer in. Hij plaatst de deksels op de schalen die hij daarna inpakt in speciaal gevormd polycel verpakkingsmateriaal.
Het pakket staat achter in de auto. De adjudant zit al aan het stuur. Duynraaf staat samen met de kolonel bij het geopende portier. - Geef ze ieder een glazen bakje, dringt hij aan. Het lijkt een flikkerorgie. En door die avondlijke herhaling kweek je nog gewenning ook. Zo schep je een goeie gelegenheid dat een smerig homoseksueel gedonder de manschappen infekteert. Weer schudt de ander het hoofd, hij legt Duynraaf zijn hand op de schouder. - Nee Wilbert. Het is een delikate zaak, ik weet het, maar al dat overgieten geeft verlies. We hebben elke druppel hard nodig. Bovendien blijft een grotere hoeveelheid sperma beter op temperatuur. Schmucke heeft me alles uitgelegd, patente kerel.
Schmucke laat het verduurzamingsonderzoek voor het grootste gedeelte aan zijn assistent drs Haecke over. Zelf eist hij een steeds groter deel van het binnenkomend sperma op voor zijn proeven met primaten: chimpansees, orang oetangs en gorilla's. Van elke soort heeft hij twee wijfjes en van de gorilla's bovendien nog een halfvolwassen mannetje. | ||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||
Elke morgen neemt een laborante van de vrouwelijke dieren, behalve die juist menstrueren, de temperatuur op. Zodra afgaande op deze metingen de ovaluatie zich aankondigt, wordt een grote hoeveelheid menselijk sperma in de eierstokken gebracht. De resultaten zijn tot nu toe overwegend negatief. Slechts bij een van de gorillawijfjes wees het urineonderzoek in de richting van een mogelijke bevruchting. Desondanks volgde op de normale tijd een menstruatie, waarbij de bloeding echter wel een heftiger karakter had. Schmucke en Haecke staan voor haar kooi als de laborante de lijst van die morgen komt brengen. - Dank u juffrouw Elsner, zegt Schmucke. Hij laat zijn vinger langs de rij glijden en stokt bij het rode kruisje dat bij de eerste chimpansee staat aangegeven. - Ik zie het. De chimpansee behandelen we vanmiddag. Haecke wacht tot de laborante de deur achter zich heeft gesloten. Misschien is het mogelijk het toedienen van het sperma vergezeld te laten gaan van een elektrische impuls in de hersenen, stelt hij voor. Schmucke aarzelt, het is een mogelijkheid overweegt hij, maar hij gaat toch niet onmiddellijk op het idee in. Ze lopen door naar de kooi van het mannetje. De oppasser heeft het hok juist schoongespoten. Hij trekt de stalen deur achter zich dicht. Het dier smijt hem een stuk komkommer achterna dat op het metaal uiteen spat. Hij heeft een halve erektie. - Ik had gedacht levenloos sperma van hem te mengen, vertelt Schmucke. Haecke knikt. Schmucke lacht en buigt zich naar zijn assistent over. - Weet je dat de oppasser en werksters namen voor ze hebben, fluistert hij. De chimpansees noemen ze pygmeeën, de gorilla's negers en de beide orangs jood en jodin; verrekte merkwaardig als je bedenkt dat we twee wijfjes hebben. Ze lachen. Schmucke staart peinzend naar de gorilla die met een van zijn achterpoten aan de tralies rukt. Het geslacht zwaait. Hij komt terug op het idee van de elektrische impuls. Haec- | ||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||
ke moet er de volgende week maar op uit gaan, vindt hij. - Ga zelf. En zie ook literatuur over de eerdere toepassingen te krijgen. Hij kijkt weer naar de gorilla. - Het is het enige om een optimale kans te krijgen, besluit hij.
begin van de middag De pet is nog niet terecht. Wel heeft George zijn uniform weer onberispelijk in orde als hij, met zijn helm op, het kantoor van Duynraaf binnengaat. De majoor zit met opgerolde mouwen achterover geleund, de fles en een klein glaasje zonder voet binnen handbereik. Hij reageert nauwelijks op Georges salueren maar wuift hem toe te gaan zitten. Twee verzegelde brieven en een pakje moeten weggebracht en persoonlijk overhandigd. Een kwestie van een dik uur. Verder is er een lichtblauw envelopje om in de stad te posten. Dat is voor het eerst, schiet door George heen, maar hij is teveel met zijn eigen zaak bezig, zijn gemengd gevoel van zenuwachtigheid, machteloosheid, aanhankelijkheid ook, om het goed tot zich te laten doordringen. Duynraaf schenkt zich opnieuw in en trekt het glaasje over het bureaublad naar zich toe. Zorgvuldig houdt hij zijn vingers (twee zegelringen) rond de kelk geklemd. - Majoor... Duynraaf drinkt, met zijn tong drijft hij de kleurloze drank langs zijn tanden, zoals een straatveger achtergebleven regenwater door de goot bezemt. Als hij tenslotte slikt sluit hij genietend zijn ogen. Is zwijgen toestemmen te spreken? George ziet geen kans langer te wachten om er achter te komen. Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd, schuift zijn opgewipte helm weer recht en vertelt van zijn moeilijkheden met Hagele. De majoor zegt niets, als enig antwoord komt een hees gegiechel dat alleen even wordt onderbroken als hij de laatste druppels uit zijn glaasje zuigt. Tenslotte veegt hij zijn snor af, grinnikt weer en mompelt: | ||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||
- Daar zit krijgsraad te velde in, als hij het goed aanlegt, hoor je: als hij het goed aanlegt. Maar die kans zal ik hem niet kunnen geven, jammer het is in lang niet gebeurd. Hij schenkt bij. - Doe dat malle eierdop eens van je hoofd, George. En ga zitten, daar in die stoel. George wacht af. Zal hij een tip krijgen? Duynraaf mag hem dus, al die moeite is niet voor niks geweest. Maar zal het voldoende van invloed zijn om hem te allen tijde te dekken? En op zo'n mate van vertrouwelijkheid als nu heeft hij toch ook niet aangestuurd. Duynraaf drinkt nog tweemaal een glas leeg voor hij begint. - Ik ben nu het vierde achtereenvolgende jaar niet gekeurd, jongen. George kijkt op, maar houdt zijn mond. - Vlak na mijn laatste promotie voelde ik me ineens oud, denk je dat eens in als je daar enig benul van hebt. Het duurde twee dagen voor de echte pit er weer in stak. Ik ging niet naar de pil, ik liep de dienst gewoon mee en toen verdween het. Maar toch was hij niet gerustgesteld. Hij had zijn, ja het was niet zomaar het eerste het beste wijf, hij had zijn maîtresse ingeschakeld die juist bij de desbetreffende dienst werkte en zij had ervoor gezorgd... nou ja... de kaart was in ieder geval in een andere bak gekomen. Vier jaar gaat het nu goed. Maar anderhalve week geleden ontving hij weer een keuringsoproep. En ditmaal is het onmogelijk dezelfde taktiek te volgen, want bij zijn aanstaande promotie komen natuurlijk ook de medische gegevens ter sprake, wat wil zeggen dat ze er dienen te zijn. Bijgehouden tot de dag van vandaag. Het wordt ingewikkeld al lukt het natuurlijk wel: dat vrouwtje van hem is een handige tante, zij zorgt voor het gunstigste rapport dat je je denken kan; alleen er zit nog een andere kant aan de zaak, hij had haar aangehouden om wat ze voor hem deed, als een bijna formeel instekertje, maar nou net niet om het lijf tot in eeuwigheid naast te leggen. En daar begint zij juist over trouwen te memmen. Brieven lang. En over opzoeken in | ||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||
Duitsland, hypotheken via het ministerie, een meer klassieke meubilering... - Ze is een pracht hoor, Duynraafs stem kraakt houtig, een zwaluwstaartverbinding knapt. - Een pracht, herhaalt hij, geen anemische beauty, nee een pronte schoonheid die niet door de knieën gaat al zou je uren recipiëren. Het is moeilijk hoor. Ik laat me onmiddellijk afkeuren als ik eenmaal mijn promotie heb. Zo'n pensioen. Daarmee sta je voorgoed los van elke plichtmatige binding, zou je toch verwachten. Maar nee, dan naaien ze je van de andere kant. Hij richt zich op en trekt zijn handen van het glas. Er zit bloed aan de rand. Even kijkt hij ernaar. Geïrriteerd. George wil zijn hoofd afwenden. Durft het niet. Zolang hij zich aandachtig in Duynraafs richting buigt, blijft hij de vlek zien waarvan het rood nu traag een streep omlaag over de kelk trekt. De majoor knipt met zijn ogen. George staat al. Pakjes onder zijn arm. Blauw briefje. - Je draagt je uniform nog steeds als een rekruut, merkt Duynraaf ineens kritisch op. - Ik onderhoud het punktueel. - Natuurlijk verzorg je het punktueel, kerel. Zo eist de dienst het. Maar je draagt het niet makkelijk, niet vanzelfsprekend, ...George. - Jawel, majoor. - Ga maar, sergeant. Zijn stem klinkt al zachter. Terwijl George naar de deur loopt ziet hij hoe Duynraaf zijn duim aan de binnenkant van het glas zet, het bloed wegveegt en proevend van de brede top likt.
De bevruchtingspogingen bij alle beschikbare primaten zijn mislukt. Het verduurzamingsprojekt ligt stil nu Haecke afwezig is. Dr. Schmucke bemoeit zich nog slechts met de dieren. Lüneburg, 20 augustus, 20.05 u. Schmucke is alleen. De instrumenten liggen klaar. De jonge mannetjesgorilla rust languit op de vaste tafel. Als | ||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||
Schmucke een ooglid oplicht, konstateert hij dat het slaapmiddel door het water goed werkt. Hij maakt de injektienaald klaar en dient de Ketamine (CI-581) intraveneus toe. Al na vier minuten gaat de slaap in diepe bewusteloosheid over. Nog eenmaal kijkt Schmucke zijn benodigdheden een voor een na, dan trekt hij zijn schoenen en sokken uit, zijn broek en onderbroek, zet alles weg en hangt de broek op een knaapje. Zittend pakt hij de in volgorde klaarliggende injektiespuiten en verdooft bij zichzelf de beide testes en hun omgeving, Bupivacaïne, noteert hij in zijn zakboekje en daarachter tussen haakjes: gekozen om langere werkingsduur. Met het papier in de hand loopt hij naar de tafel. De poten van de aap zijn wijd uiteen gebonden. Schmucke buigt zich voorover en maakt de eerste incisie in het scrotum. Het lukt iets sneller dan hij verwacht heeft. Kort na elkaar liggen de beide testes met hun bijballen in een isotonische zoutoplossing. De temperatuur is uitstekend, 35,8° C, juist iets lager dan het lichaam. Hij herhaalt de inspuiting met Ketamine en loopt daarna naar de gereedstaande verrijdbare behandelingstafel die via een touw met die van de aap verbonden is. Hij gaat liggen, spreidt zijn benen zodat die langszij omlaag bungelen en bindt de dijen vast waarbij hij gelijk met een strik ook de penis omhoog trekt. Zijn geslacht steunt op een verhoging voor een holle spiegel. De verstelbare plaat onder zijn rug is schuin omhoog gedraaid. Alles verloopt zoals hij van tevoren al heeft vastgelegd. Eerst links. Incisie in huid, bindweefsel en uiteinde musculus cremaster; openen funiculus spermaticus; vermijden arteria cremasterica; afklemmen: arteria testicularis, vas deferens, plexus pampiniformis. Hetzelfde rechts. Hij richt zich op de testes. Verlengt de incisie in huid en bindweefsel; incisie in de fascia cremasterica en tunica vaginalis; doorsnijding van arterica testicularis, vas deferens en plexus pampiniformis onder de vertakkingen. Orgaan uitlichten. | ||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||
Dan naar rechts. Rustig schuift hij het bakje met de apentestes naar zich toe. Haalt de linker testis er uit en brengt deze met de epididymis bij zichzelf in. Hij kijkt op zijn horloge en vertraagt het tempo bij het bevestigen van de slagader, het zaadkanaal en de ader. Zowel het verwijderen van de klemmen als het hechten van de wond gaat sneller. De volgende bewegingen rechts zijn voor hem opnieuw het spiegelbeeld van een spiegelbeeld van die van links. Tien seconden laat Schmucke zijn armen ontspannen naast zich liggen voor hij zich opricht, het touw inpalmt en zijn eigen tafel naast die van de aap stuurt. De zwenkwielen piepen. Ongehaast plaatst hij de menselijke testes in het scrotum van de gorilla. Tenslotte neemt hij een slaapmiddel in en blijft omhoog starend op de uitwerking liggen wachten.
21 augustus Heb de aap in zijn kooi gekregen. Lig zelf in mijn eigen kamer. Ik heb niet de indruk dat iemand iets heeft gemerkt. temp. 37,8° C. Urine iets troebel. Dragelijke pijn. Had om 14.15 licht gevoel van misselijkheid. Anorexie. Nog geen afstotingsverschijnselen. Uit profylactische overwegingen mijzelf toch 2 doses antilymphocytisch serum toegediend (om 9.30 en 21.30).
22 augustus temp. 39,6° C. Gezwollen testes. Stekende pijn die toeneemt tijdens de mictie. Lichte urethritis. Heb 4 tabletten tripyron ingenomen. Is de afstoting begonnen? Ook vrees voor epididymo-orchitis. Op de 2 doses antilymphocytisch serum (9.30 en 21.30) volgde geen bespeurbare verlichting. Laborante Elsner is nu mijn verpleegster.
23 augustus temp. 38,9° C. Zwelling lijkt iets minder. Pijn onverminderd. Centrum lijkt nu de zaadstreng. Angst voor funiculitis. Als gevolg van de koorts dof gevoel in het hoofd. Uri- | ||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||
neer moeilijk. Nog vier sulfatabletten ingenomen. Geen ontlasting. 2 doses antilymphocytisch serum, ± half tien en om zo negen uur's avonds. Brak bijna een naald.
24 augustus Mejuffrouw Elsner heet Greta, vertelde ze me. Ze mag er wezen. Temp. subfebriel. De urethritis is genezen. Mictie normaal. Zwelling praktisch verdwenen. Urine helder. Oorsuizingen de hele dag door, pas nu het gezakt is ben ik in staat tot noteren. 2 doses serum, een om 9 uur de andere al om 6 uur vanavond. Ik heb nogal moeite met richten bij toedienen, kennelijk toch een nerveus bijverschijnsel. Zal ach weet ik veel
25 augustus Paar keer gescheld om Greta binnen te krijgen en dan eens goed te bekijken. Wist alleen zo gauw niks te verzinnen. Verdomde oorsuizingen. Temperatuur ongeveer normaal. Inspuitingen antilympoenz. weer twee maal vandaag. Ik doe het maar na het eten, veel honger, veel slaap.
26 augustus Idiote opwindende droom had ik vanmorgen en toen ik wakker werd merkte ik een ejaculatie. Ik heb er wat aan geroken, zei me weinig, gewoon ejaculaat. Ik hoop wel dat het met die oren wat minder wordt. Geen koorts, ellendig dat ik die droom niet meer herinneren kan als ik vanmorgen nou meteen onthouden had. Totaal geen koorts meer. Jezus, staat er al. Ze moet ook nog met de koffie komen.
27 augustus Windhoofd met die oren. Voel me helemaal een ballon. Ik kan niet naar haar blijven kijken. Verband jeukte, ik heb er aan zitten krabben.
eind van de middag, voor het eten Samen met Wim heeft hij het zachtboard bij de rat wegge- | ||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||
zaagd. Ze hebben geprobeerd het stuk zo gaaf mogelijk te houden, wat makkelijk zou zijn met het opnieuw inzetten, maar ze konden er niet onderuit eerst een brokkelig gat te steken waar het smalle schrobzaagje in paste. - Ach een lik plamuur en hij is weer voor zijn ouwe... knikt Wim. - Anders smeren we d'r leem overheen. Dat is nog naar goed germaans gebruik ook, zijn ze hier dol op. Stef hangt over bed heen: Wanneer George (Wim staat op en kijkt een andere kant uit) het plaatje eruit wipt, steekt hij de vork van zijn slapie in de prop geklonterd vlees en draait de rat naar zich toe. - Kokkie, kokkie, ik heb nog wat voor je gehakt. Stef springt weg en rent met zijn buit door de barak, duikt elke zijgang tussen de bedden in, wordt weggevloekt en holt door naar buiten. Vork met rat in de hoogte als een olympiadeloper met heilige vlam. George volgt hem een eind en stopt dan. Het is beter nu die revolver om te laden, bedenkt hij. Hij had het al moeten doen voor ze aan het opruimen van de rat begonnen. Duynraaf was heel positief over die oefening. Er wordt meer over gefluisterd. Hij verschuift zijn helm. Wim, die naast hem is blijven staan, ziet het. - Als we nou eens effe achter je pet aangingen. - Ja. Het is ook eigenlijk belangrijker. Maar ze vinden hem niet. Niet in de struiken achter de omheining, niet in de dennen en niet op het zandpad dat zich rond het kamp slingert.
der leitende oberstaatsanwalt bei dem landgericht hamburg
Geschäfts-Nr. 5253-S/GL/LH/28883066 (Bitte bei allen Schreiben angeben)
Verdachte: Schmucke, Dr. Karl Johann | ||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||
Bijnamen of valse namen: geen Strafbaar feit: meervoudige verkrachting Artikel: Gepleegd te: Geheim biologisch laboratorium, Lüneburg Overtuigingsstukken:
Gedeponeerd: Parket te Hamburg teruggegeven: - Benadeelde/aangever(ster): Mejuffrouw Elsner, Greta In verzekering gesteld op: voortvluchtig Voorgeleid: zie boven aantal bijlagen: 5 verbalisanten: 1. Brigadier Schmidt F.G.
Heden maandag 30 augustus 1966 te 10.45 u verscheen voor mij, verbalisant Fritz Georg Schmidt, brigadier, een vrouw die aangifte deed en als volgt verklaarde. aangeefster: ‘Ik ben genaamd Greta Elsner, geboren 21 februari 1946 te Oberhausen, van beroep laborante, op het tijdstip van het gepleegde strafbare feit tijdelijk invallend als verpleeghulp. Mijn momentele werkkring ligt in het biologisch proefstation te Lüneburg alwaar zich intern eveneens mijn woongelegenheid bevindt. De leider van het onderzoekcentrum voornoemd, dr. K.J. Schmucke, was een week geleden, 21 augustus 1966, bedlegerig geworden waarop de direktie mij heeft aangezocht hem de nodige hulp te bieden. Na ernstige verhogingen gedurende de eerste dagen werd de temperatuur langzamerhand weer normaal, waarbij de patiënt zich echter nog immer als zijnde zeer zwak aan mij voordeed. Eergisterenmorgen, zaterdag 28 augustus 1966, trad ik om 8.20 u het ziekenvertrek in alwaar ik heb binnengebracht het door mij voor de patiënt klaargemaakte ontbijt, bestaande uit: 2 boterhammen met worst, 1 boterham met jam, 1 gekookt ei (tje) en 1 beker warme melk. Dr. Schmucke die met zijn rug naar mij toelag deed in het begin heel normaal. Pas toen hij zich na aan- | ||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||
vankelijke weigering om te eten omdraaide en aan de maaltijd zette, wekte zijn gedrag mijn bevreemding.’ Aantekening verbalisant: Bij verdere navraag bleek het hier de tafelmanieren van de verdachte te betreffen. Inplaats van het brood in blokjes te snijden en met de vork naar de mond te brengen, zoals hij gewoonlijk placht te doen, werd de boterham door hem op bovenvermelde ochtend slordig omgevouwen en vergezeld gaande van voor een academisch gegradueerde onwelvoeglijke geluiden genuttigd. aangeefster: ‘Toch werd zijn werkelijke bedoeling mij eerst recht duidelijk toen hij mij onverhoeds bij de arm greep terwijl hij tegelijkertijd de bedekking van zich afwierp. De man die mij kennelijk reeds met ontbloot onderlichaam had opgewacht, gooide mij zodanig op bed dat ik wijdbeens op mijn rug kwam te liggen. Vanuit zijn met windsels omwikkeld onderlijf* ontwaarde ik zijn lid dat een omvangrijke erectie vertoonde. Ik begreep dat hij (de verdachte) vleselijke gemeenschap op mij wilde plegen. Dit nu wilde ik hem op deze manier zeker niet toestaan. Ik moet bekennen dat mijn gevoelens van dien aard waren dat ik tegen vleselijke omgang met Dr. Schmucke op zich geen bezwaar zou hebben gemaakt, mits deze het uitvloeisel was geweest van een over wat langere tijd tussen ons gegroeide genegenheid. Ik trachtte mij te verzetten doch de verdachte die op mij ging zitten, drukte mij zo zwaar teneer dat mijn pogingen niets uitrichtten. Toen ik om hulp probeerde te roepen kneep hij mijn keel krachtig dicht. Uit vrees vermoord te worden heb ik verder gezwegen. Hij begon daarop aan mijn schort te rukken. Daar ik zeer bevreesd was dat mijn jurk, die ik 's avonds ook bij een bezoek aan vriendinnen in Hamburg wilde dragen, zou scheuren, poogde ik hem te helpen. Hij stond mij dit echter niet toe met gevolg dat mijn jurk op de schouders en de figuurnaden openscheurde. Op dezelfde wijze verwijderde hij mijn onderrok, broekje en bh. Hierop ging hij gestrekt op mij liggen, ik waagde het toen niet meer mij te verzetten, en bracht zijn manlijk lid in mijn vrouwelijkheid. Vervolgens maakte hij op en neergaande bewegingen met zijn onderlichaam. Het getal van zijn zaadlozingen, | ||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||
die nogal snel volgden, komt mij steeds onwaarschijnlijker voor, toch kan ik mij aangaande het feit van de lozingen moeilijk vergissen daar ik zowel met mijn vroegere verloofde als daarvoor met twee van mijn gewezen vrienden geregeld vleselijke omgang heb gehad, ik schatte dus dat dit aantal, als gevolg van de door hem verrichte bewegingen die voor mij zeer pijnlijk werden, tot tien was opgelopen toen ik het bewustzijn verloor. Ik ontwaakte des zondagavonds om 22.30 u in mijn eigen kamer. Er bevond zich een arts naast mijn bed die mij reeds had onderzocht** en mij aanraadde de volgende morgen aangifte te doen.’ Aantekening verbalisant: Zie de getuigenverklaring van Eduard Reizacker, arts. aangeefster: ‘Het signalement van Dr. Schmucke luidt, een man van 35 jr., ongeveer 1,75 lang, stevig postuur, donkerblond bijna bruin haar, bruine ogen. Bijzondere kentekenen: 1 gouden tand in de onderkaak midden links; de gesignaleerde verbanden om het onderlijf doen een verwonding vermoeden. Ik zal de verdachte zeker herkennen daar ik hem gedurende een half jaar zijn werkzaamheden heb zien verrichten. Van het vorenstaande doe ik thans aangifte en ik verzoek een strafrechtelijke vervolging tegen die man met wie ik niet gehuwd ben. Nadat u mij deze aangifte hebt voorgelezen verklaar ik hierbij te volharden en teken deze met u in concept.’ Aantekening verbalisant. Na het afleggen van de verklaring van de aangeefster begaven wij ons, inspecteur H. Laub en ik verbalisant voornoemd, naar de plaats van het misdrijf, het biologisch proefstation te Lüneburg. Op de door de aangeefster beschreven plaats werden foto-opnamen gemaakt (welke u hierbij gelieve aan te treffen), terwijl wij tevens de bewijsstukken meenamen. Te weten: 1 beschadigd verpleegstersschort, 1 op de schouders en figuurnaden gescheurde jurk, 1 gescheurde onderrok, 1 broekje, 1 bh met gescheurde band, 1 schrift met experimentenbeschrijvingen van Dr. Schmucke, 1 zakboekje met korte aantekeningen eveneens van de verdachte. | ||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||
Hiervan heb ik op afgelegde ambtseed opgemaakt dit procesverbaal te Hamburg, 30-8-'66.
G. Elsner F.G. Schmidt
gezien
*Zie bijlage 2, zakboekje met korte aantekeningen van Dr. Schmucke. **Inmiddels (21-9-1966) is een beginnende zwangerschap geconstateerd. Opm. Om aanhouding en voorgeleiding te effectueren is interpol ingeschakeld. H. Laub
nog later in de middag, weer op het terrein Wim is doorgelopen. George staat bij zijn jeep. Hij slaat zand van zijn mouw, hurkt en krabt hars uit een vetergat van zijn schoen. Tegelijk bekijkt hij de banden. Profiel genoeg. Spanning nog goed zo te zien. Voor de zekerheid slaat hij tegen de voorband. Hij staat op, loopt om de wagen heen en schopt tegen de andere. In orde. De benzinetanks vol. De jerrycans ook. Alles funktionerend. Hij zal wel weer chauffeurs- of ordonnansopdrachten krijgen vanavond. D.w.z. als het er inderdaad op los gaat. Duynraaf komt aanslenteren. George salueert. Met gevouwen handen leunt de majoor over de reserveband achterop. Speurend blikt hij even over de banken. - Die kwestie met Hagele is geregeld, zegt hij dan. - Natuurlijk blijft het binnen dit kamp. En na de oefening moet je bij hem komen, zal donderdag zijn, maar ook daar hou ik oog op. - Dank u majoor. George opent zijn mond, aarzelt, maakt zijn lippen nat. Het klinkt schraal, maar elke toevoeging is ongewoon. Duynraaf is uiteindelijk de eerste die wat zegt, tenminste het probeert want zijn beginwoorden gaan verloren in een schrapend gegiechel waarna hij ze gauw herhaalt. - Hagele | ||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||
heeft me al een paar maal de voet dwarsgezet, hij knikt in de richting van de kantoorgebouwen waar hij zelf eveneens zijn kamer heeft, maar nou heb ik hem toch. Het is Hélène gelukt. Hélène heet ze dus. - Met mijn papieren mee heeft ze ook de zijne eens onderhanden genomen. Hij zal binnenkort een oproep voor een onderzoek krijgen... een paar series gemene spuiten liggen al in gelid en nekschot en lumbaalpunctie fungeren als hoogtepunt, als je dat iets zegt. Zijn lachen gaat over in benauwd kuchten. Hij hoest in zijn zakdoek, geparfumeerd, en loopt na een plotseling stugge knik door. Een paar meter verder vouwt hij zijn hand open, kijkt erin en veegt zijn mond met nijdige rukken af.
mensen passeren de balie, vrouw lacht, grote rode mond, wijde scheur van mond, voor slokken en opzij gooien. Schmucke schuift moeilijk mee in de rij naar de douane; ‘aderbreuk’, vergeten woord dat als een merkje uit een knot wol valt, denkt hij af en toe wanneer de klomp in verband en windsels eens al te stijf tegen het been wordt gedrukt. Meisje giechelt voor hem, mooie schouders, hard, hard vlees, omtrekken, plat neerdrukken... nee, hij schudt zijn hoofd en tracht door het suizen heen de luidsprekerstem in de hal te verstaan, vliegtuig vertrekt. London. Is zijn toestel niet. - Paspoort meneer. drijven op automatismen en geconditioneerde reflexen, termen doemen op, namen waarbij hij het gezicht vergeten is; hij tilt koffer op, hij geeft boekje, er valt een afgescheurd blaadje uit op het leer; terwijl ze tegenover hem kontroleren (stempels, foto, knikken voor titels; koffer openen, inhoud optillen, verschuiven, neerleggen) staart hij naar het papier: (in grote duidelijke ovale letters)... zuster Greta... (kort woord dik doorgestreept en dan)... gegevens opvragen, kaart (maar het nummer is niet vermeld) (daaronder spichtiger schrift, zwenkend van links naar rechts)... frequentie | ||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||
verhoging... oververmoeidheid overgaande naar bewusteloosheid bij proefpersoon... opmerkelijke verkorting copulatietijd... - In orde meneer. Niet begrijpend staart hij over de toonbank heen. Ze duwen hem de koffer in zijn buik en drukken het paspoort in zijn handen. Hij loopt door. - Dat is nou eens werkelijk een verstrooide professor, hoort hij de man met de pet zeggen tegen een peenharig kind dat hem naar zijn kruis kijkend achterna giechelt. ... in het vliegtuig heeft hij last met zitten, beweegt voortdurend en drukt zijn benen zo wijd uiteen dat zijn buurman zijn knieën geërgerd terugduwt. Een paar maal gaat hij naar het toilet, niet omdat hij nodig moet maar om door heftig onaneren de spanning te verlichten die hem anders elk denken onmogelijk zou maken. En hij eet. Veel. Zoals iedereen, vermoedt hij; hoewel, later krijgt hij in de gaten dat de stewardess (pootje lichten, rok te strak dus eerst goed open scheuren) hem met enige verbazing bedient en passagiers elkaar aanstoten en ongegeneerd omkijkend over de achterleuning van hun stoelen gaan hangen. Achter hem rekken ze de nekken nog tot het knapt; de hechtingsranden schrijnen. Het wordt zonniger. Tijdens het oponthoud in Rome, waar de anderen uitstappen of zich in ieder geval even op de luchthaven vertreden, blijft hij zitten. Bij de volgende plaatsen verroert hij zich helemaal niet. Zijn kin steunt op zijn borst. Maar juist dit schijnbaar weggedoezeld zijn en zich warm en koortsig voelen, gaat plotseling gepaard met een tergende luciditeit, zoals wanneer je in een lege koekbus kijkt en beseft hoe leeg die is, alleen opgevuld met de verwrongen koperspiegelingen van het glimmende binnenblik. Zelfs ongerustheid kan hij zich enkele ogenblikken krampachtig weer bewust worden; is zijn temperatuursverhoging een symptoom van een beginnende afweerreaktie? Opnieuw naar het toilet. Hoe helder hij ook denkt, zijn tastvermogen blijft gestoord. Hij kan de injektienaald slecht in | ||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||
de ampul krijgen en als hij, de spuit naar boven gericht, de lucht laat ontsnappen floept er gelijk een hoeveelheid antistof uit. Zijn broek openknopen en afstropen laat hij achterwege. Hij geeft zich de injektie door de stof. Tegen de avond landt het toestel op een kleine hoog gelegen grintvlakte. Het is nog heet en hel licht, maar het zal niet lang meer duren voor de duisternis valt. Ditmaal is het oponthoud onverwacht langer. Een uur. Er wordt een uitleg gegeven maar het waarom ontgaat hem. De passagiers sputteren tegen. De man naast Schmucke maakt kwasi verachtelijke gebaren in de richting van de cockpit. Zelf is hij nu ook doorgezeten. Hij voelt naar zijn portefeuille en zijn paspoort en is een van de eersten die het toestel verlaat als de trap is voorgereden. Grint en beton, een paar startbanen; een lang, laag, maar verwaarloosd tropengebouw met open verkeerstoren; daarachter, de steeds groener wordende helling af, een stad met wijd uiteen staande huizen, een hoog flatachtig gebouw in steigers, witte dichte woningen tegen elkaar gezet, optrekjes van rommel en golfplaat en zelfs een verzameling toeristiek aandoende ronde hutten. Op de grote weg, een soort schildwacht buiten het vliegveld gepasseerd, ziet hij vooral auto's, scooters; veel mensen (europeanen, negers en tussentinten) in lichte kostuums of kaki pakken. De straten erachter zijn grof geplaveid of aangestampt. Ook hier is nog verkeer, maar het lijkt hem toch dat er meer dieren zijn die zomaar los ronddwalen. Hij loopt zo veel mogelijk wijdbeens, dan heeft hij de minste last van het slingeren merkt hij. Een groep negers valt hem ineens op. Ze springen eruit tussen de anderen door hun grote armbanden, hun gezichtsversieringen, hun dichtopeengedrongen lopen of ze iemand in de kern steunen en hem zo overeind houden. Twee mannen in europees pak wijzen naar ze en lachen. Een paar jongetjes dringen met koopwaar op hem toe maar wijken uiteen nog voor hij zijn hoofd geschud heeft. Hoe komen ze toch aan het verhaal dat je ze nooit kwijtraakt, vraagt hij zich even af en hij vergeet het weer. Een vrouw blijft voor hem staan. | ||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||
- Dollars. Francs. All accepted by me. Ze trekt haar vuurrood geverfde lippen in een lach, duwt haar borsten wiegend naar voren en wenkt hem met lokkend trillende handen naar zich toe. Hij loopt achter haar aan, slaat werktuigelijk hoeken om zonder zijn ogen van haar deinend achterwerk af te houden. Een druk klein plaatsje, er wordt voedsel klaargemaakt, zij gaat voor in de richting van een voorhang van geverfd riet. Schmucke laat haar niet zover gaan, hij grijpt haar bij haar schouder, zij vecht achteruit, krijst als ze aan hem hangt, eerst onverstaanbaar tot ze ineens roept: - Shame, shame, shame... De eerste keer is hij klaar: de mensen op het pleintje dreigen, een grote groep versierde mannen dringt de steeg door, hij begrijpt niet, staart en beweegt al weer, kreunt opnieuw; de mannen met hun armbanden en halssnoeren omringen hem, de oudste wijst naar hem; hij begint weer; die derde keer dansen ze en zingen. Na de vijfde maal heeft hij er genoeg van. Hij stoot de hoer met zijn knieën van zich af zodat ze voorover op de grond valt. Hij rekt zich uit, grijpt een schaal dunne pap die hij half uitdrinkt en vervolgens achteloos laat vallen. Het spat over de voeten van de omstanders, het kleeft aan zijn kin. De mannen tillen hem op, nemen hem tussen zich in en hollen weg. Omkijkend ziet hij achter hen een paar witte helmen. Witte knuppels die omhoog gaan. Hij verliest ze in het gewoel uit het oog. Hij voelt zich prettig gewiegd. Boven hem komt een groot viermotorig vliegtuig over - anderhalf jaar later - ... zijn hut, opgetrokken in een kuil, is de ruimste van het dorp, en de vochtigste. Toen ze hem brachten stond er een beeld. Een mannenfiguur in de vorm van een stoel met op de punt van de zitting een korstige houten fallus. Hij heeft hem omgekeerd. Hij zit nu op de rug. De taal is hij gaan begrijpen, tenminste de gebeden die ze tot hem richten. Bij de ontmaagdingsriten is hij twee keer in funktie geweest. Behalve op die hoogtijdagen komen elke dag vrouwen, soms ziet hij geen verschil tussen ze, een andere keer is het | ||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||
hem ineens heel duidelijk, het liefst tast hij in hard vlees. Nu dringen veel vrouwen de hut in. Wijzend naar buiten. Er zit iets moeilijk. Schmucke eet. Veel jonge vrouwen. Hij pakt een bij de heup. Drukt haar tegen zich aan. Knort. Laat haar weer los. Eet door. Er zit iets moeilijk. Jonge mannen willen de meisjes niet naar hem terug laten gaan na de rituele ontmaagding. Ze komen toch. Nu verzetten mannen zich. Jongens die in de stad zijn geweest en verder weg. Gestudeerden. Met echte pakken aan. Ze verzamelen zich. Grote groep buiten dorp. Ze hebben ook soldaten gehaald van de regering. Schmucke eet. Twee vrouwen hollen binnen. Ze komen. Ze hebben wapens. Het is een alarm. De vrouwen kijken naar Schmucke die over zijn dijen krabt.
savonds Natuurlijk komt het signaal als iedereen in bed ligt en de meesten slapen. George ook. Eerst heeft hij nog met zijn revolver in aanslag gewacht op een kans met Stef gelijk te komen. Er waren er meer. Zelfs Wim deed mee, al had hij zijn wapen los naast zich liggen en was hij met zijn aandacht voornamelijk bij een in krantepapier gekafte pocket. Soms schoof hij onrustig over zijn buik. Stef had zich afzijdig gehouden. Had met zijn gezicht naar de muur toe foto's liggen kijken die hij geleend had. Gelijk had hij. Er werd teveel gekletst, geen rat roerde zich of misschien was het zacht geritsel gewoon niet gehoord. George kreeg er genoeg van. Hij had zijn wapen onder het kussen geschoven. Natuurlijk komt het signaal als ze bijna allemaal slapen. En hij droomde net, van de foto's bij Stef in bed, van het boek dat Wim las. Hij, hij beleefde het allemaal. Over het strand sprintte hij, benen had hij niet, maar de vouwen in zijn broek waren zo scherp gestreken dat ze fungeerden als flexibele proteses; zij keek tussen haar benen door en vluchtte zo wijdbeens voor hem uit een duin op. Het lange blonde haar sleepte door het zand en de helm. Stof en korstig vuil kronkelden in stroompjes omlaag, zij had zijn baret... | ||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||
- Had ze blond haar, mompelt hij. Hijgt zij zo oorverdovend? Dat fluitend suizen? Is hij het zelf? Natuurlijk barst het alarm los als iedereen slaapt. Maar de vloeken blijven dezelfde. Of je een rat schiet; of één zich al te luid ligt af te rukken; of je d'r uit moet voor een oefening; ze houden dezelfde intensiteit, eeuwig hard en schor monotoon. George trapt de dekens van zich af. Voor hij razendsnel model begint te pakken, spuit hij eerst nog een wolk deodorant onder zijn armen, richt een kleine mentholverstuiver in zijn mond en borstelt geroutineerd en efficiënt zijn haar. Zijn helm drukt hij recht en stevig vast. De pukkel is klaar. Hij rijgt zijn schoenen dicht en haalt er een doek overheen. De gespen van zijn koppel klikken in elkaar. Zijn holster. Met de revolver in de hand tast hij naar een houder losse flodders. Ja. Meer dan de helft van de jongens is de barak al uit. Pistool opzij. Drukker van de holster dicht. Houder dan maar in de zak op zijn been. Gasmasker eronder. Lopen. Buiten staan Stef en Wim ieder voor hun peloton. - In de houding, gilt Wim schril. Hij stampt. Hij is te vroeg. Twee dikke kerels komen nog aansukkelen en voegen zich in. Als George in zijn jeep springt en start, marcheert Wims groep in de richting van de vrachtwagens. George geeft gas, schakelt en zwenkt langs hen heen. Achter hem vegen ze nu het zand uit hun ogen, weet hij. Hij wijkt uit en rijdt harder. De laatste pelotons haasten zich in looppas over het terrein als hij de jeep voor de barak van Duynraaf stopt. Opgeworpen rommel schuurt langs de vlonder van de balustrade voor het appartement. De majoor verschijnt onder het afdak en steekt zijn hand waarschuwend op. Uit de luidspreker klinkt de stem van de kolonel. Overal bevelen: - oooop... plaats rùùùùst! Duynraaf tast naar de leuning. George blijft loodrechtop zitten. De toespraak is ultrakort. Er volgen enkele algemene instrukties. De kolonel heeft een neusstem. | ||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||
In de verte, onder de op halve sterkte brandende hoge lampen, staan de manschappen in keurige rechthoeken naast de trucks. De chauffeurs zitten er al in. De motoren draaien stationair. - ... mannèn! is het laatste woord. En even daarna komt er een geluid of iets knapt, geen klik, het is de afwezigheid van een eerst onmerkbaar gonzen dat je pas hoort als de versterker is uitgeschakeld. Duynraaf steekt zijn onderlip ver vooruit en maakt een geluid als een keiharde scheet. Nu moet een stofwaas van druppeltjes door de guirlande van zijn engelse snor spetteren. Hij springt achterin. - Rijen maar, George. Hij is heel gemoedelijk.
Zon is weg. Vrouwen verlaten pad. Ze kunnen Schmucke niet meer dragen. Om de takken, zeggen ze. Hij moet lopen en over dingen klimmen. Blijft soms staan om vrouw tegen zich aan te trekken. Wrijft haar lichaam tegen zijn met bruinblond borstelhaar bedekte buik en dijen. Anderen duwen hem voort. Ze tillen hem over een gevallen stam. Ritselen de vrouwen daarbij zo? Of vluchten dieren opzij van hen weg? Daarna lopen ze een groot stuk door water. Hier blijven ze een paar keer doodstil staan. Ze luisteren naar achtervolgers. Maar horen niets hun kant uitkomen. Alleen maakt de stroom een slissend geluid rond alle knieën. Schmucke voelt modder onder zijn voeten uitspoelen. Of een slang onder hem de grond wegzuigt. Nu ziet hij sterren en een grote maan boven zich. Als ze weer onder bomen lopen sluiten takken het uitzicht af. De helft van de vrouwen gaat een andere kant op. Terug lijkt het wel.
donker Het is een internationale oefening. George heeft Duynraaf afgezet, hij is weer ordonnans, hij slaat rechts af met in zijn binnenzak een verzegelde order voor een belgische kolonel. De Belgen zitten ergens in een tijdelijk kamp naar het Noord-Oosten toe. Idioot, voor hun begon de oefening dus al eerder. Hij rijdt over een grintweg. Bij een bocht lopen | ||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||
vier jongens van de verbindingen draad uit te rollen. Ze slaan hun hand over hun ogen voor zijn licht. Hij dimt. In het kamp wordt hij onmiddellijk toegelaten. Een van de mannen van de wacht rijdt met hem mee en loodst hem snel langs een adjudant een grote tent binnen. Tien, twaalf officieren. Drie luitenants staan bij de ingang. De rest heeft zich over een kaart gebogen. De kolonel blijkt een Waal. Nog jong, maar al met bolle wangen en onderkin, een bril met dun goud montuur waar hij steeds met zijn zakdoek onder wrijft. Hij bedankt in rad frans, snijdt de brief open (een van de luitenants bij de ingang staat plotseling voor hem met een briefopener) en leest hem lispelend door. Hij knikt, neemt een verzegeld pakje uit een rek waar er nog vijf opliggen en geeft hem bovendien een dun rolletje wit papier waarvan de kern aan boven- en onderkant bruin gekleurd is. George moet het in zijn pakje sigaretten steken: het past precies. Buiten stopt een jeep. Bevelen. Hagele en zijn adjudant komen de tent binnen. George salueert. De kolonel en Hagele schijnen elkaar goed te kennen. Inplaats dat de kapitein formeel groet schudt hij de ander de hand. De officieren vouwen de stafkaart op, klappen het tafeltje in en beginnen de tent op te ruimen. Achteloos geeft de kolonel zijn orders aan George waarbij hij de te nemen route met vage armgebaren verduidelijkt. - Oui, oui, mompelt George, hij groet en loopt weg. Bij de ingang houdt Hagele hem tegen. - Heb je het helemaal begrepen, sergeant? Je spreekt toch Frans? - Jawel kapitein. Vrij Oostelijk aanhouden. Ik volg praktisch voortdurend hetzelfde pad. - Kijk het na op de kaart, raadt Hagele zuur en hij noemt twee getallen. Hij blijft hem onderzoekend aankijken. Hij zal hem toch niet gaan inspekteren nu alles aan de gang is. - Als de bliksem, sergeant, snauwt de kapitein ineens, terwijl hij zich met een ruk omdraait. Wanneer George naar zijn jeep loopt hoort hij in de verte dreunende knallen. Even ziet hij een lichtflits. Zware artillerie wordt daar ingezet, dat zijn beslist geen tanks meer. | ||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||
Straaljagers vliegen laag over. Zo hard mogelijk stuurt hij zijn jeep over het brede karrespoor. Hij zit vlak voor een kolonne trucks waar hij langzaam op uit loopt. Hagele had de inhoud van zijn zakken best kunnen kontroleren, denkt hij, en zijn gasmasker en zijn pistool. Hij beeft en stuurt bij. Als hij de scherpe patronen ontdekt had, was ook Duynraafs invloed onvoldoende geweest. Had hij gehangen. George trekt het ding tevoorschijn en legt het naast zich op de bank. Voor hem uit, door de bomen heen, ziet hij vuur. Nadat hij het stuur heeft overgepakt, peutert hij aan de knop van zijn zijzak. Midden op een vier- of vijfsprong staat een brandende tank. Hij is net te laat met remmen, geeft daarom gas en scheurt door de berm. Rakelings langs de vlammen. Zwaaiende mannen springen opzij. Een ongeluk, iets met de benzineleiding, de oefengranaten? Hij slaat de weg in die hem het meest in het verlengde van de vorige lijkt te liggen. Is het een ongeluk, vraagt hij zich opnieuw af. Of was het een brandend stuk camouflage voor de sfeer? Een dekor? Voor de groene vriend. De blauwe vijand. Altijd zijn het dezelfde partijen: groen kontra blauw, de vegetariërs tegen de drankbestrijders. Weer begint in de verte het zware geschut. En nu blijft het aanhouden. Dichterbij hoort hij geweervuur en het droge geknetter van mitrailleurs. Er zijn meer vliegtuigen in de lucht gekomen. Voor hem uit duiken ze omlaag, lichtkogels schuiven omhoog, bommen vallen (vallen ze? hij schudt zijn hoofd, zijn het bommen? geen zwarte vlekken? hij strijkt over zijn gezicht), de machines trekken op. Daarna doven de lichtkogels snel uit. Nog net ziet hij de donkere vegen op zijn hand. Van achter hem klinkt het geronk van oprukkende tanks. Gaat hij nog in de goede richting? De weg slingert, het is niet goed uit te maken, maar hij lijkt naar het Zuiden af te buigen. Daarbij zit hij midden tussen infanterie. Soldaten rennen gebukt tussen de bomen door. Donderbussen klappen. Het bos wijkt voor een kort stuk hei. Wittige nevel drijft op | ||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||
hen toe. Oefengas. Adem inhouden. Remmen. De jeep tolt achterwaarts een bremstruik in. Zenuwachtig trekt hij de strik van het gasmasker los. Het ding lijkt aan zijn been vastgekleefd. Vanuit het bos klinken engelse kreten. Hebben zij er ook moeilijkheden mee? Het masker is los. Hij wipt zijn helm naar achteren en trekt het gummi van onderen op over zijn gezicht. Hij is de weg kwijt. Een kwartier na de gasaanval heeft hij geprobeerd naar het oosten te komen door een smal stijgend pad in te slaan. Sindsdien heeft hij geen breed spoor meer gekruisd. Nog steeds omringt het rumoer hem van alle kanten. Zware dreunende explosies, hoog gierend aanfluiten, het is niet te onderscheiden waarvan. Het weggetje is nauwelijks een voetpad, net een sluipgang voor jongens. Achter de helling waar hij hobbelend tegenop kruipt is de lucht felrood. Grote vonken (opgeworpen brokken gloeiend hout?) spatten er bovenuit en buigen terug. Bovenop valt niet te zien wat er aan de hand is. Dennen en kreupelhout versperren het uitzicht. Op goed geluk laat hij zich omlaag glibberen, telkens bijremmend, uitwijkend. Een keer raakt hij in een kuil, door snel gas te geven springt hij weer los. Opnieuw duiken straaljagers over hem heen naar omlaag. Onderaan de neuzen en rompen vonkt het. Een ratelend geluid, het loopt niet synchroom, dan opnieuw ontploffingen. Hij krimpt in elkaar, slaat zijn armen over zijn helm maar vergeet zijn gas in te houden. De jeep bonkt schokkend door tot plotseling de wielen alle houvast verliezen en de wagen slingerend verder glijdt. George rukt zijn gasmasker af, godzijdank geen gas hier, harsige nachtlucht die pijn doet op zijn bezwete jukbenen en kaken. Hij zit in een spekgladde drek, een soort schuim, bijsturen is het enige mogelijke. Hij schuift tussen de bomen uit een kale reep land op. Voor hem ligt een groot brandend dorp: huizen staan in vlammen, op de voorgrond nasmeulend staketsel van schuren en stallen, middenin een kerktoren in lichtelaaie. | ||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||
De wielen krijgen weer vat op een soort gruisweg. De motor hort. Hij rijdt traag verder, de brede hoofdstraat in. Overal brandend hout en schaduwen van dingen die er niet zijn. Een figuur, een donkergroen uniform, ontstaan in een vlam, springt de weg op. Een met blikkerende scheurtanden grijnzende neger. Hij richt zijn stengun. - Hands up! Verkrampt zitten en toch geen pijn hebben; die kelere nikker; onder Georges hand ligt een revolver, hij heft, hij ziet niet dat hij schiet, hij voelt het aan de schokken in zijn hand. Nou lacht dat zwarte rund niet meer. Terwijl hij valt glijdt de bril van zijn ogen tot over zijn open mond. De jeep staat stil. George is eruit. Hij staat in paniek midden op straat. Waar moet hij naar toe? Ze hebben hem van alle kanten omsingeld. Gillend trapt hij de neger tussen zijn benen. - Gore brulaap. Zuip je kokosnoten leeg. Schiet op je vuile soort. Het lijk geeft nauwelijks mee. - Van jullie zijn er nog lang niet genoeg opgeruimd. Hij grijpt de man onder zijn oksels en sjort hem omhoog. Het zware lichaam is nauwelijks te verslepen. Hij zet zich schrap. De hitte overmant hem, de lucht is droog en gloeiend. De broekspijp om zijn gestrekte been is opgehaald en er lopen smerige zwarte strepen over de stof. Hij kijkt naar het gezicht van de neger. De bril hangt scheef op de kaak. Aan de glazen zit bloed.
Vogels hebben gorgelend geschreeuwd bij hun aankomst. Ze zijn weer stil. Een kleine open plek. De boomkruinen reiken net niet tot het midden. Schmucke staart omhoog. Maan. Sterren. Hij verroert zich niet. Hij lijkt te luisteren, maar hoort niet. Zijn oren suizen. De vrouwen om hem heen fluisteren alleen. Praktisch geruisloos werken ze naast elkaar aan een ruwe omheining. Aan de buitenkant ervan steken ze loten van lianen in de | ||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||
grond. Een paar andere graven opzij van het midden een ruime kuil. Over de opgeworpen rand leggen ze een afdak van takken. Schmucke gromt. Onmiddellijk haasten twee vrouwen zich naar hem toe. Hij aait de dichtstbijzijnde achteloos over een bezwete borst. Trekt aan de gordel van haar lange rok maar laat die meteen daarop met een verveeld gebaar weer los. Hij wil eten. Ze geven hem een bakje met een vettige zoute pap erin. De hand hol getrokken eet Schmucke het leeg. Hij breekt het aardewerk. Ze vangen de scherven op en stoppen hem een kalebas drank in zijn handen. Later: de afgesplitste groep voegt zich weer bij hen. Er wordt gegiecheld, ze ratelen onder elkaar, een paar beginnen wiegend te neuriën. De teruggekeerde vrouwen hebben een duidelijk spoor tot aan de rand van een volgend dorp gemaakt. Zijn daarna in een boog weer omgeslopen en hebben de mannen inderdaad zien langskomen. Nu wachten ze of ze door de nachtgeluiden van het oerwoud heen iets zullen horen. Een paar zijn zwanger. Onder het gespannen wachten strelen ze zenuwachtig over de opbollende buiken. Schmucke snuift. Pulkt een insekt uit de harde dichte haargroei van zijn binnendij. Trekt de vrouw die voor hem staat naar zich toe en neemt haar staande. Veraf klinkt een schot. De achtervolgers zijn het buurdorp binnengedrongen. |
|