‘In dat vat? Drank. Waarvan denk je anders dat Heinrich zo dronken is?’
‘Ja. Poelver noemde hij het.’
‘Is natuurlijk de Duitse naam,’ meent Isaäc schouderophalend.
Derck beaamt het. Ja, logisch, drank. Hoewel, denkt hij, ergens staat hem flauw bij dat hij het woord eerder gehoord heeft: poelver. Aan boord soms? Ja, Heinrich en Kurt kunnen er onder bakdek over gezwetst hebben 's nachts. Een keer toen hij wakker lag, heeft hij wat opgevangen. Of niet? Het lijkt hem dat hij het woord langer kent op een of andere manier. Poelver. Ach, wat een onzin. Hij zet het idee van zich af. ‘Hoe komen we morgen nou aan de haven?’ vraagt hij.
Isaäc wijst op de chirurgijn. Maarten Maartenszoon van Edam is in slaap gevallen zonder iets van het rumoer te merken. ‘Hij brengt ons wel.’
Ze doven de kaars en strekken zich naast de man uit. Ze schuiven dicht op elkaar om nog iets van warmte te voelen. Doodmoe zijn ze. Van het ene op het andere moment liggen ze vast in slaap.
En inderdaad. Die zaterdagmorgen leidt de chirurgijn hen, zwaar steunend op Derck, door de stad. Naar ‘De Silvere Dolphyn’.
Het schip loopt traag voor de wind. Het vat staat nu al een week in de kombuis. Dylan O'Dean heeft goed spul geleverd, beweert Joris, die een handjevol kon vergelijken met de springstof in de konstabelskamer van ‘De Silvere Dolphyn’. De gelegenheid deed zich voor toen hij de konstabel moest helpen bij het keren van het kruit. Immers, om de zoveel tijd moet het poeder worden omgeschept en uitgespreid, om te voorkomen dat het vochtig en klonterig wordt.
Nu is het Rochus die moeilijkheden maakt. Hij durft het vat niet langer bij zich te hebben. Daarom heeft hij Harmen en Joris erbij geroepen.
‘Maar het kan toch niet mooier, man!’ foetert Harmen. ‘'t Lijkt net een vaatje haring of boter, zuurkool voor mijn part.’
‘Ja, ja Harmen, Harmen je heb gelijk,’ murmelt Rochus uit gewoonte.
‘Nou dan?’ roept Harmen triomfantelijk.
Ook Joris haalt traag zijn schouders op. Hij gunt het Rochus wel. Zit jij nou maar eens in de knijp, denkt hij. Merk je wat angst is. Jij, die zo'n gijn hebt aan de doodsnood van anderen, en in vechten en in pijnigen. Jij knokt niet om een doel te bereiken. Je doet het helemaal om de rotzooi. Joris krabt in zijn baard. Hij is verbaasd over zichzelf nu hij dat alles zo achter elkaar beredeneert.