Goud voor de gouverneur
Dagen later. Een vrijdagochtend. Harmen leunt gebogen met zijn gezicht naar de wand van de kombuis. Zijn broek omlaag gestroopt, zijn wambuis opgeschoven. Hij kreunt. Onderwijl strijkt Rochus met een vuile doek ranzige boter op de wonden. ‘Ja, ja Harmen, ja, je heb gelijk.’
‘Wat stinkt dat vet,’ snuift Joris, die naast de deur zit.
‘Ik kan niet staan,’ kermt Harmen. ‘Ik kan niet liggen.’
‘Ja, ja Harmen. Harmen, je heb gelijk.’
Joris grinnikt. Hij onderdrukt zijn lachen nog, maar af en toe houdt hij het niet uit. Dan schokt zijn buik op en neer.
‘Ja, moet je nodig om lachen, dat iemand vergaat van de pijn,’ gromt Harmen nijdig. ‘Au, au! Rochus, stommeling, kijk uit, man!’
De kok trekt verschrikt de doek terug. ‘Ja, ja Harmen, je heb gelijk,’ erkent hij kleintjes, hoewel hij geen idee heeft wat hij fout deed.
‘Lach niet!’ grauwt Harmen voor de tweede keer naar Joris.
‘Moet ik er soms om janken?’ Joris leunt makkelijk achterover.
Voetstappen. De deur wordt opengestoten. Reinout, de lichtmatroos, en Heinrich dreunen naar binnen.
‘Cork!’ roept Reinout. Tegelijk schopt hij de bezem om.
‘Kijk uit je doppen. Je bent altijd even links,’ vit Rochus.
Reinout bukt om te helpen en maait met zijn mouw een pan van de muur.
Weer een bluts in het koper.
Rochus hijgt en geeft hem een trap.
Dat neemt de lichtmatroos niet. ‘Vuile miezerige gratekop. Dat doe je maar bij je ouwe moer.’ Hij grijpt de magere man bij zijn keel en drukt met zijn grote duimen de adamsappel in. Rochus' ogen puilen uit. Joris scheurt de twee uit elkaar. De kok hoest en slikt. ‘Lamstraal.’
Heinrich heeft zonder een poot uit te steken toegekeken. Zijn ogen staan dof en uitdrukkingloos. Zodra Rochus is uitgekucht, wijst hij op een kommetje en vraagt, eist bijna: ‘Schnaps.’ Drank, meer interesseert hem niet. Rochus kijkt naar Harmen. Pas als die knikt, grijpt hij de brandewijnkruik en schenkt in.
Even snel als bij Reinout zijn woede opkomt, is hij die weer vergeten. ‘Cork,’ zegt hij opgewonden, ‘we zijn in Cork! Da's mooi toch. Voor als de schuit eenmaal van ons is en we hier zelf met buit binnenvallen.