Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het leven Wel hem! die den pelgrimsstaf, Bij het einde van het leven, Blij en lustig weêr kan geven, Vroolijk vaart de wereld af! Wen het eerste zonnelicht Straalt in onze flauwe blikken. Wringen wij onze oogen dicht, Alsof wij reeds wilden schrikken Voor een later tijdsgewricht. Zie! daar slingren wij reeds voort Met het wiegje heen en weder; Soms eens blij en meest gestoord, Wijl slechts moederzorg ons teder 't Jonge frissche hart bekoort. Ras komt de eerste zwakke schreê. Met den klater in de handen, Struiklen wij met moeder meê, En wij voelen reeds de banden Van het leîlint om de leê. Kindsheid vliegt als rook voorbij; En daar slaan de lentejaren, Zelden vroolijk, gul en blij, Vol van stormen en gevaren En bedrieglijk daarbij! [pagina 161] [p. 161] Zie! daar jaagt men ons ter school En wij beven voor de pruiken Waaraan vader ons bevool, Die ons jonge driften fnuiken En ons maken droog als kool. En wij leeren Grieksch, Latijn, Zonder nog met de eigen sprake Van ons land bekend te zijn: En zoo weet men ons te maken Diepgeleerden in den schijn. Maar nu klopt de jonge borst, Bij den aanblik van een meisje; 't Harte voelt zijn liefdedorst En wij minnen nu een reisje: 't Is slechts nieuwe last getorscht. En wij worden advokaat, Of doktoor of starrenkijker, Koopliên al van slechten praat; En daar bij toch nimmer rijker, Schoon wij wroeten vroeg en laat. 't Huwlijk schenkt ons eene vrouw En met haar een boêltje kindren, Die zich huilen grauw en blauw, Die ons beste vreugd verhindren, En ons domplen in den rouw. Onze haren worden grijs, Onze jeugdge kracht is henen, En wij blijven even wijs; Of wij lachen of wij weenen, Alles kost denzelfden prijs. En wij sukklen verder voort, Uitgeput van kracht en reden, Tot wij stronklen op den boord Van het graf, en onze leden Eindlijk rusten ongestoord. Heil hem die op 's levens baan Vrolijk zich laat henenglijden, Nimmer stort een droeven traan; Maar al lachend 't wrange lijden En de kwelling door kan staan! Wel hem! dien den pelgrimstaf, Bij het einde van het leven, Blij en lustig weêr kan geven, Vroolijk vaart de wereld af! Vorige Volgende