Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Miauw! 's Avonds in het donker Zijn de katten grauw: Miauw, miauw, miauw! 's Avonds in het donker Zijn al de katten grauw. Grootvaar heeft het mij gezegd: Jongen, treedt ge ooit in den echt, Doe uwe oogen waagwijd open, Zie toch goed bij klaren dag Wie gij tot uw vrouw wilt koopen, Anders komt gij in beklag. [pagina 154] [p. 154] Als ge een beker hebt gedronken En het in uwe ooren tuit, Vrees dan 's meisjes vuurge lonken En kies u geen vrouwtjen uit! Want bij 't avonddonker Zijn de liefjes grauw: Miauw, miauw, miauw! Want bij 't avonddonker Zijn al de liefjes grauw! Grootmoêr heeft het mij gezegd: Meisje, treedt ge ooit in den echt, Zoek dan naar geen kalen pronker, Die, met handen wit en fijn, Slechts kan dienen voor een jonker En geen goede man kan zijn. Voelt gij liefdes windje waaien, Bij zijn woorden zoet en zacht, Denk: mijne oogen zijn aan 't draaien En ik staar in donkren nacht. 's Avonds in het donker Zijn de mannen grauw: Miauw, miauw, miauw! 's Avonds in het donker Zijn al de mannen grauw! De oude wijsheid zegt het nog: Vrienden, wacht u voor 't bedrog; Vindt gij van die goede vrinden, Die met ijdlen vleierspraat U om hunnen vinger winden, Denkt: er is hier vast verraad! 't Oude spreekwoord kan niet liegen: Menschen foppen is een stiel; Alle vleier wil bedriegen, En 't is duister in zijn ziel. 's Avonds in het donker Zijn de katten grauw: Miauw, miauw, miauw! 's Avonds in het donker Zijn al de katten grauw! Vorige Volgende