Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] 't Gebed van den werkman. God van hemel en van aarde, Gij die in 't oneindig woont, Die, op aarde en na dit leven, 't Kwade straft en 't goede loont, 'k Bid u om geen goud of schatten: Rijkdom is toch geen geluk; Men kan in het goud zich baden En toch zitten in den druk. 'k Vraag u, God, om macht noch eere; Zwaar weegt soms een vorstenkroon; Eer baart meest toch nijd en afgunst; Al wat schittert is niet schoon. 'k Vraag u om geen vol genieten, Geene weelde in overdaad, Die het lichaam slechts kan krenken En het harte ledig laat. Geef mij slechts het daaglijksch leven, Geef voor werken mij het brood; Schenk mijn lichaam slechts gezondheid, En dan schrik ik voor geen nood. Geef mij kindren, in wier ziele Deugd en vrij gevoelen blaakt, Die door 't werken zich vereeren, Kindren naar mijn beeld gemaakt. Schenk mij rust in mijnen huiskring, Vriendschap met mijn medemensch, Moed, als smarten mij bekampen Kalmte, als het gaat naar wensch. Doe mij voor de dweepzucht schrikken; Zij vergalt der menschen lot, En vergeef mij als ik schuld heb: Meerder vraag ik niet, o God! Vorige Volgende