Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De vischer. De zon is warm, de lucht is zoel, De zee is kalm en glad. De visscherschuiten dobbren voort Op 't zwalpend pekelnat. Reeds voor de zon in 't oosten blonk, Was Jacob aan de reê, En zong een vrolijk deuntjen op En vaarde diep in zee. Zijn gade bleef de strooien hut Bewaren; doch haar oog Bleef lang ten horizont gewend, Waar Jacob henen toog, En nu, nu ging zij, op haar beurt, Aan 't werk met blijden zin. Zij neuriede, op een stillen toon, Van zachte, reine min, En streelde intusschen 't lieve kroost Dat, spelend om haar kniên, Steeds vroeg wanneer de vader kwam Met rijke vangst voorzien; Of troetelde den zuigeling, Die aan haar blanke borst Heur toelachte, aan de reine bron Verzadigde zijn dorst; [pagina 137] [p. 137] Of wel zij sprak haar zoontje toe, Wiens jonge boezem joeg, Terwijl hij staarde op d'oceaan, En ongeduldig vroeg: Wanneer hij toch met vader zou Ter vischvangst mogen gaan, En weêr zou keeren naar het strand Met rijken buit belaân? Een traan ontsprong het moeder oog, Zij zoende 't moedig wicht, Terwijl een zacht, maar fier gevoel Ontglom op 't blij gezicht. De dag kromp in. - De zonneglans Verdween. - Een scherpe wind Vloog ijlings over d'oceaan, De donder raasde ontzind En rolde door de vlakte heen De bliksem vloog in 't rond, De boomen kraakten, rond de hut, Geheven uit den grond. En Jacob is nog niet terug, Zijn gade ijlt naar de reê En staat daar weenend, turend op De fel geschokte zee. Daar wacht zij uren, uren lang, Verkropt haar diepe smart, En hoop en vrees en angst en schrik Beklemmen haar het hart. Een aantal schuiten naken 't strand; Doch waar is Jacobs schuit? Waar blijft haar lieve Jacob? God! Is hij de zee ten buit? Doch neen. - Zij ziet hem! In de boot Haars buursmans ligt hij neêr; Daar ligt hij koud en paarsch en stijf: Zij heeft geen gade meer!..... Vorige Volgende