Volledige werken. Deel 13
(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
O, ik was verdwaald en plichtig,
Meisje, 'k had uw ziel miskend;
Neen, ik wist niet hoe 't verlaten
Soms de reinste liefde schendt.
Doch het moest mij diep berouwen. -
Meisje lief, vergeef den trouwen
Minnaar die zijn schuld bekent!
Dan, gij hebt mij reeds vergeven,
Zoete meisjen, en uw hand
Rust weêr zachtkens in mijn handen
En ik voel dien zaalgen brand
Weêr in mijne borst. - Gelenigd
Is ons nare smart. - Vereenigd
Zijn zij weêr door liefdesband.
'k Zit weêr aan uw voet gebogen
En uw oog is teêr en zacht;
'k Spreek weêr van ons toekomstdroomen,
Wijl gij minzaam tegenlacht,
In mijne armen u laat prangen: -
O, terug is 't zoet verlangen
In mijn blijde ziel gebracht!
'k Heb een stond, ja, durven twijflen
Aan de oprechtheid uwer min
En ik vluchtte u, mijn geliefde,
'k Vluchtte, doch met tegenzin;
'k Wilde breken, ja, de keten
En ik poogde u te vergeten,
Bannen u uit hart en zin.
O, hadt gij dien laffen hoogmoed,
Die zoo vaak toch in het hart
Van de vrouwen schuilt, bezeten,
God dan had de nare smart
In mijn boezem blijven gloeien;
Dan, dan voelde ik nog mijn boeien
En de toekomst bleef ons zwart.
Doch gij zijt een edel meisje
En 't vooroordeel is ons vremd;
Gij durft immer moedig zeggen
Wat u 't harte houdt beklemd.
En gij vroegt mij, in uw smarte,
Wat mijn ziele, wat mijn harte
Van uw boezem had vervremd!
En wij spraken. - En de nevel,
Die mijne oogen had verblind,
Moest voor 't licht der rede vluchten;
En dan zag ik, hoe ontzind
Ik geweest was, hoe 't vermoeden
Ons den boezem soms doet bloeden
En ons grootste heil verslindt.
| |
[pagina 81]
| |
Dank, o meisje, dank, o liefste,
'k Weet nu, ja, hoe kuisch en rein
Uwe ziel is en uw harte:
'k Voelde 't nare van de pijn
Der miskenning; en de liefde.
Die ons blij en smartvol griefde,
Kan niet meer verbroken zijn.
Want ik zal het nooit vergeten
Wat gij eens voor mij bestondt;
En de woorden die ontvielen,
Meisjen, aan uw rozenmond,
Blijven, hemelzaalge toonen!
In mijn warmen boezem wonen,
Tot mijn laatsten levensstond!
|
|