Volledige werken. Deel 13(1873)–Pieter Frans van Kerckhoven– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] Rust. Silfen uit der heemlen sferen, Die in zachte wolken krielt, Die, in weelde neêrgezegen En door wellust als ontzield, Zacht uw blanke, tengre leden Uitstrekt op het golvend meir Van de luchte zonnestroomen, Daalt, daalt op mijn schedel neêr! Komt, omkranst mij met de bloemen Die de rust en stille vreugd In uw zuivren boezem gieten, Komt, verzaligt mijne jeugd! Komt met weelderige droomen En bestroomt mijn matte brein: Daalt, daalt neder uit den hooge, Doet mij ook eens zalig zijn! Weg met ijdle wereldszorgen: Zij verkrimpen ons het hart, Zij benauwen ons den boezem, Drenken ons met bittre smart. Weg met 's werelds dwaze vreugden En het schaterend gewoel: Zij, zij doen ons ziel ontstellen En verkreuken ons gevoel. Stille rust en zachte vrede, Vrij van wrange smart en druk, Zijn slechts mijn verlangen waardig, Zijn alleen het waar geluk. Diep in zoete rust gedompeld, Neêrgestrekt in mijmerij, En in droomen weggezonken: Dat, dat is geluk voor mij! Ach! ik smaakte vaak het zoete Dat men bij de liefde kent; Maar ik voelde ook staag de pijnen Die zij in den boezem zendt. Ach, haar beker was steeds bitter; Slechts de boorden waren zoet, En haar drank, voor 't eerst betoovrend, Bracht slechts branding in mijn bloed. Rijkdom geeft ook geen genuchten, Hij ook brengt zijn onrust meè: Kommer, last en bittre zorgen Volgen steeds zijn stijve schreè. [pagina 12] [p. 12] Hij is vijand van den vrede, Hij bezwaart, verdooft ons brein; Hij, hij zij der vuigen looning: Mij moet rust en vrede zijn! Silfen die uw blanke leden Uitstrekt op het glinstrend meer Van de luchte zonnestroomen, Daalt, daalt op mijn schedel neêr! Komt, omkranst mij met de bloemen Die de rust in stille vreugd In uw zuivren boezem gieten, Komt, verzaligt mijne jeugd! Vorige Volgende