Lezen en schrijven.
‘Gelukkig die lezen kan,’ zegde Piet, bij het einde eener wekelijksche vergadering, ‘en nog gelukkiger als hij er het schrijven bij geleerd heeft.’
‘Ja,’ zegde vader Beukens, ‘dat is eene schoone waarheid, welke gij daar zegt, de voordeelen, welke die twee kennissen den mensch overal verschaffen, zijn onberekenbaar. Ziet eens, mijne vrienden, hoe het lezen ons het middel geeft om met de afwezigen, als het ware, in gesprek te treden. Een verwijderde vriend schrijft ons en de vriendschap is er door vernieuwd en verlevendigd. Een zoon, een broeder is ver van ons en een papier, dat ons van zijnentwege met den post toekomt; schijnt als op eens den geliefden zoon, den beminden broeder aan onze zijde te tooveren. Hij spreekt waarlijk met ons; zijne gevoelens zijn uit zijn hart op het papier gestroomd en wij vatten die gevoelens in ons eigen gemoed op en juichen of weenen, volgens dat de tijdingen blij of treurig zijn.
En dan, veronderstel dat gij u alleen bevindt. Zoo gij de kennis van lezen bezit, zijt gij legen de verveling gewapend. Gij schaft u boeken aan, iets dat altijd mogelijk is, en uw geest kan zich op alle wijzen onderhouden. Met eene reisbeschrijving toovert gij u in de verst afgelegene streken, ziet er de wonderbaarste dingen, leert er nieuwe zaken, nieuwe zeden mede kennen en gij trekt uw profijt uit de leering. Ofwel gij neemt een boek onzer schrijvers, een verhaal dat ofschoon ingebeeld toch waar is, daar de daadzaken in de mogelijkheid vallen en op den natuur gegrond zijn. Gij vindt er de gelegenheid om met de afschildering van ongelukken te weenen en de goede gevoelens in uw hart te doen ontwaken. Leest gij iets vroolijks, ook uw geest voelt zich alras tot vroolijkheid gestemd. Met een woord: gij doet al wat gij wilt. Gij zoekt en vindt onderrichting, vermaak of zacht medelijden. Het hangt slechts van hel boek, van den vriend af, welken gij u in uwe eenzaamheid hebt weten aan te schaffen.
Dan, het lezen alleen is niet genoeg; ook de kunst van schrijven moet gij bezitten: dan wordt het genot dubbel. Dan kunt gij niet alleen meer voelen; maar gij kunt, op uwe beurt, uw gevoel aan anderen mededeelen. De samenspraak is daardoor volmaakt: men hoort en men kan doen hooren.