| |
| |
| |
Iets dat alle dagen gebeurt.
De rijke lieden, welke in de pracht en in den overvloed leven, kunnen hunne kinderen wel troetelen en in weelde opbrengen, de vermaardste geneesheeren te hunner hulp roepen, wanneer er aan de gezondheid der kleinen iets ontbreekt: doch wat hun het geld niet geven kan, dat is van aan hunne afstammelingen gezondheid en schoonheid te beschikken. - Die twee dingen hangen van de natuur af, en de natuur deelt die naar welgevallen uit. Gezondheid schijnt zij zelfs met voorliefde aan de arme lieden te schenken en, daar de schoonheid meermaals het gevolg is van een gezond lichaam, ziet men ook veeltijds de gemeene burgerkinderen daarmede begiftigd.
Louise was onder dit opzicht mild bedeeld geweest en moeilijk zou men in de rijke klas een meisje hebben kunnen aantreffen, welks wangen met eenen gezonderen blos prijkten, welks haarlokken zwarter, oogen blauwer, gelaatstrekken fijner en leden slanker waren. Zij was als eene veldbloem, die, in den grond opgewassen, haar kleurigen kelk tusschen de malsche grashalmen uitsteekt en onder het oog der zon lachend en juichend staat te bloeien. Als zij nog maar twaalf jaren bereikt had en met hare moeder, des zondags, ter kerk of ter wandeling ging, bleven de voorbijgangers verwonderd staren: men kon niet begrijpen, hoe zulk eene rijke natuur, onder den guren hemel des werkmans kon opgegroeid zijn, hoe zulke engelachtige vormen onder eene zoo eenvoudige kleeding konden schuilen. Het hart der moeder was fier over die bewondering, en de goede vrouw zag er hare dochter des te liever om. Het meisje zelf was nog te eenvoudig en te zuiver van hart, om te begrijpen hoe hare kindsche schoonheid de oogen tot haar lokte en haar ieders genegenheid als deed verwerven.
Louise was schoon als eene bloem des velds: doch de veldbloemen zijn aan alle stormen blootgesteld. Zij schieten wel jeugdig en malsch op: doch buiten de zon, die haar koestert, hebben zij niemand die zich harer aantrekt, haar voor het ongeluk beveiligd: en zoo zien zij ook dikwijls haren levensloop vroeg eindigen.
Toen Louise haar zestiende jaar bereikt had, was hare schoonheid nog meer aangegroeid: de trekken van haar lieve wezen hadden eene statigere plooi genomen, hare fijne ledematen hadden zich nog
| |
| |
ranker uitgezet en zij was eene voorbeeldelijk schoone maagd geworden. Doch hare twaalfjarige eenvoudigheid had eene groote verandering ondergaan. Zij wist thans hare bevalligheid door eenen keurigen opschik nog meer te doen uitschijnen: zij had begrepen dat zij schoon was.
De eenvoudigheid van het meisje was verdwenen, sedert zij op eenen modewinkel was gaan werken. Daar had zij, zich dagelijks met een aantal meisjes van haren ouderdom bevindende, allengs de kennis der wereld opgedaan: niet die kennis, welke ons de ijdelheid van het wereldsche genot leert en ons van de woelige vermaken eenen afkeer doet krijgen; maar die wetenschap, welke ons het bestaan van het vluchtig vermaak doet raden, die zucht naar pronk en pracht, dit verlangen naar geheimzinnige gewaarwordingen en gevoelens, welke het hart doet kloppen en den geest in mijmeringen doet verdwalen.
De moeder van Louise was niet meer zoo fier op hare dochter: want zij voelde genoeg, dat het meisje, ofschoon haar nog altijd liefhebbende, toch dit onbegrensd vertrouwen in haar niet meer stelde, welk haar vroeger de geheimste wenschen van haar hart deed blootleggen. De moeder nogtans getroostte het zich, zeggende, dat Louise thans geen kind meer was en haren raad zooveel niet meer noodig had. - De brave vrouw oordeelde slecht: want hare dochter was nu juist op het tijdstip haars levens, waarin zij het meest raad behoefde.
Hadde Louise slechts geweten, dat zij schoon was, zulks ware nog niet zoo erg geweest; doch zij wilde hare schoonheid laten zien, er mede pronken, en zij voelde zich gevleid, wanneer de oogen der jonge heeren haar op straat navolgden en zij op hunne wezens lezen kon, welken indruk zij op hunne harten maakte. Die zucht om bewonderd te worden, deed haar het wereldsche genot zoeken en, door de gezellinnen van den modewinkel aangespoord, begon zij de openbare vermaken en balfeesten na te jagen.
Die nieuwigheid kon niet zonder moeite ingevoerd worden. Louises moeder was eene brave vrouw, die eenen afschrik van het bederf der wereld had en de vader, een deugdzaam maar stuur man, wilde in het geheel niet gedoogen, dat zijne dochter naar balfeesten zoude gaan. Louise stelde alle middelen in het werk, om haren vader te bewegen. Zij gaf goede woorden, streelde, smeekte; doch niets hielp. Dan nam zij hare toevlucht tot de gewone vrouwelijke wapens; zij weende, werd bijna sprakeloos, zuchtte den ganschen dag en werd,
| |
| |
om zoo te zeggen, krank. De vader liet zich eindelijk overhalen: doch op voorwaarde, dat zij slechts met hem zoude gaan en op een betamelijk uur met hem telkens zou terug naar huis keeren. Die voorwaarden werden aangenomen.
Louise ging nu en dan met haren vader naar het bal, en terwijl de brave werkman den halven nacht aan zijne gewone rust ontstool, kon het meisje zich, zooveel het haar lustte, vermaken. Dit duurde zoo eenen geruimen tijd, totdat de vader, allengs meer en meer aan de balvermaken gewoon, het gevaar zoo goed niet meer begreep, en er eindelijk in toestemde zijne dochter met eenige harer vriendinnen naar het bal te laten gaan.
Nu had Louise hetgeen zij hare vrijheid noemde, gewonnen: zij kon nu de glansende balzaal rondwalzen en met de jonge heeren, die als vlinders rond haar vlogen, lustig klappen en lachen, zonder te moeten vreezen, dat het oog van eenen vader haar kon bespieden. Zij kon meer. Zij mocht door den eenen of anderen baljonker aan het buffet zich met een glas heeten wijn of punch laten beschenken en de vleiende woorden hooren, welke men, in schijnbare verrukking, gestadig in hare ooren deed ronken.
De mug danst zoo lang rond de kaars totdat zij er hare vleugels aan verbrandt, zegt het spreekwoord, en de vlinder liefkoost slechts de bloemen om er den honig uit te zuigen.
Louise werd allengs meer en meer op het vermaak verslingerd, en de verkleefdheid aan hare ouders en het ontzag, dat zij hun schuldig was, verminderden in dezelfde maat.
Tusschen de jongelingen, welke haar op het bal omringden, had zij er eindelijk eenen onderscheiden, en het was dezen niet moeilijk geweest alras uit haren mond te vernemen, dat hij de voorkeur had gekregen en bemind werd. Eens dat die bekentenis geschied was, kon het niet anders meer, of de geliefden moesten elkaar meer dan bij de gelegenheid van een bal zien.
Des avonds, wanneer het geheimzinnige duister over de aarde hing, wandelde Louise dikwijls met Edward door de eenzame straten der stad en als zij dan, zich in liefdegesprekken vergetende, den tijd liet vervliegen en later dan naar gewoonte te huis keerde, zegde zij, dat er veel werk op den winkel was geweest: en de ouders, die niets erg vermoedden, namen die leugens voor waarheid.
Hij, die het hart van Louise gewonnen had, was een welhebbend
| |
| |
jongeling, die zich het vermaak tot eenige godheid had verkozen en er zijne dagelijksche bezigheid van maakte. Louise was in zijn gedacht slechts beschikt om het getal zijner slachtoffers te vergrooten, eenigen tijd tot zijne speelpop te dienen, en dan aan hem vreemd te worden.
De deugd was nog niet gansch uit het hart van het meisje verdwenen, en de slimme pogingen, welke Edward reeds had aangewend, om haar op het spoor des verderfs te brengen, waren tot dan toe zonder gevolg gebleven.
De vastenavonddagen naderden intusschen en dit tijdstip moest voor Edward, hetgeen hij zijne zegepraal noemde, medebrengen. Hij had zulks in zijn binnenste en voor zijne makkers gezworen en het moest geschieden, - En inderdaad, Louise, door het woelige vermaak des bals weggesleept, het hoofd door den punch verward, vergat een oogenblik alle deugd en plicht, en slechts des anderdaags, toen zij te huis op hare eenzame bedsteê ontwaakte, voelde zij den schaamteblos op hare wangen en zag eenen afgrond voor hare voeten...
De frissche, de aanminnelijke, de lachende bloem des velds lag met den voet vertrappeld en in haren vollen bloei van den stengel gerukt.
Vijf maanden later bevond zich het huishouden van Louise in het diepste ongeluk gedompeld. Het meisje was genoodzaakt geworden hare schande aan hare ouders te bekennen en die slag had de beide ouderlingen in het hart getroffen. Louise had voor haren vader op de knieën gekropen; de moeder had met haar vergiffenis afgesmeekt, voor eenen misstap die toch onherstelbaar was, en had de woorden van vervloeking en vermaledijding teruggehouden, welke bereid waren uit den mond van haren echtgenoot te vallen. Dan, de vader eischte den naam des verleiders te kennen. Louise noemde dien, terwijl twee beken tranen aan hare oogen ontsprongen.
De werkman begaf zich naar de woon van Edward. De jonge heer was niet te huis: doch hij sprak met dezes vader. De werkman had zich ingebeeld, dat de vader des jongelings zijne smart zou begrepen hebben, en door zijnen zoon de eer van Louise zou hebben doen herstellen.
‘Mijn goede, brave man,’ had de vader van Edward gezegd, ‘mijn zoon is een lustige jongen, die al meer van die dingen heeft uitgezet. Gij zijt de derde vader, die mij over zoo iets komt spreken, zonder de vier moeders te rekenen, die voor eene soortgelijke zaak
| |
| |
hier gekomen zijn. Gij begrijpt genoeg, dat mijn zoon toch geene zeven vrouwen kan nemen...’
‘Maar wel zeven meisjes verleiden!’ zegde de vader van Louise.
‘Verleiden, als gij wilt, mijn beste: doch waarom zijn de meisjes zoo lichtgeloovig?...’
De vader der bedrogene was, zonder verder iets te zeggen, vertrokken en zag genoeg, dat er hem niets overschoot, dan zijne smart te verkroppen. De moedeloosheid en de wanhoop traden met hem zijne woon terug binnen.
Louise was thans het frissche, aangename meisje van vroeger niet meer. Hare gezonde kleur was van hare wangen verdwenen: twee lichte blauwe randen, door het gedurig weenen voortgebracht, omgaven hare van glans ontbloote oogen en de rankheid en het tengere harer leden was verdwenen. De geburen en de vriendinnen van het meisje hadden die opmerkingen reeds gedaan en Louise leefde gedurig in angst, bij de gedachte, dat zij de oorzaak dier veranderingen zouden geraden hebben... En hare vrees was niet ongegrond: want weldra was haar misstap bekend geraakt, en hare schande openbaar geworden.
Zij kon die schande niet lang verkroppen. Die openbare en dagelijksche vernedering was te bitter, en, zekeren morgen, wijl hare ouders nog in diepen slaap gedompeld lagen, maakte zij een licht pakje van hare kleederen en vluchtte uit de ouderlijke woning. - Zij trok naar Brussel en was gelukkig genoeg aldaar werk te vinden en den kost te verdienen.
Dan, het tijdstip, waarop zij moeder moest worden, naderde alras en nu werd zij genoodzaakt in het gasthuis de openbare weldadigheid af te smeeken.
Eene maand later bevond zij zich, nog krank en zwak. met een ziekelijk schepseltje, terug op het armoedige kamerken, dat zij bewoonde. De krachten ontbraken haar, om te werken, en zij had de middelen niet om haar kind ter verzorging uit te besteden. Zij leed armoede, diepe, afgrijslijke armoede, en redde zich van den hongerdood, door het laatste gevoel van eerbaarheid te overwinnen, en zich volop in den poel der ondeugd neer te storten.
Hare ouders vernamen eindelijk haar rampzalig lot. Die slag was te hard voor den vader en bracht hem den dood toe. De moeder van Louise bleef in het leven, doch het verlies van haren echtgenoot en
| |
| |
de oneer harer dochter hadden haar de hersens ontsteld en zij werd, eenigen tijd later, in het gesticht voor krankzinnigen opgenomen.
Wat Louise betreft, dagelijks beweent zij hare vorige ijdelheid en zucht tot vermaken: doch de staat waartoe zij vervallen is, is een van diegene, voor welke de maatschappij geene herstelling vindt, of waaraan zij geene vergeving schenkt. Hopen wij, dat de ongelukken, die zij heeft doorgestaan, het wanhopige spijt, dat haar aan het hart knaagt en de rampen, waarmede zij nog dagelijks te kampen heeft, haar bij God barmhartigheid zullen doen verwerven.
|
|